Het merendeel van de dga’s neemt een gebruikelijk loon in aanmerking dat past bij
de wettelijke vereisten. Daarnaast is er sprake van lage uitvoerings- en administratieve
lasten. Staatssecretaris Van Oostenbruggen stuurt de Tweede Kamer het rapport Evaluatie
gebruikelijkloonregeling: Draagt de dga zijn steentje bij? Dga’s kiezen naar gelang hun voorkeuren en afhankelijk van de bedrijfsprestaties uit
verschillende inkomstenstromen. Uit gesprekken met de Belastingdienst en belastingadviseurs
blijkt het exact inschatten van het gebruikelijk loon uitdagend. Kenmerken die maken
dat het inschatten van het loon uitdagend is, zijn dat de werkzaamheden van de dga
niet bekend zijn, dat het lastig is om het verband te leggen tussen een passend loon
en de omstandigheden op de arbeidsmarkt en dat er weinig observaties voorhanden zijn
van vergelijkbare dienstbetrekkingen. Circa 40% van de dga’s zit onder de wettelijke ondergrens van het gebruikelijk loon.
Driekwart hiervan werkt parttime, maar bij anderen is mogelijk sprake van strategisch
gedrag of onwetendheid. De afschaffing van de doelmatigheidsmarge in 2023 leidde nauwelijks
tot loonstijgingen. Een loonvergelijking toont aan dat dga’s met lagere inkomens zichzelf
vaak een lager loon toekennen dan vergelijkbare werknemers. Dit komt mede door het
ontbreken van vergelijkbare dienstbetrekkingen, beperkte handhaving door de Belastingdienst
en ruimte voor strategisch gedrag. De regeling is doelmatig: de opbrengsten (geschat
op € 0,9–2,3 miljard) overstijgen ruimschoots de uitvoeringskosten (enkele honderden
miljoenen euro’s). Er zijn geen alternatieven gevonden die doelmatiger zijn. Verbeteropties Binnen de huidige regeling zijn verbeteringen mogelijk, zoals het ontwikkelen van
een uniforme waarderingsmethode of het verhogen van de ondergrens op basis van ondernemingskenmerken.
De effectiviteit en kosten van deze maatregelen vereisen echter nader onderzoek. Het
kabinet komt op een later moment met een inhoudelijke reactie op dit rapport. Bron: MvF, 15-05-2025.