De bewijslast dat een verschil tussen de rente die een dga ontvangt van een derde
en de rente die hij betaalt aan zijn bv een verkapte winstuitdeling is, ligt bij de
fiscus. Een dga heeft een lening van € 1 miljoen verstrekt aan derden tegen 7% rente. Zelf
leent de dga € 1 miljoen van zijn bv. Daarbij komen de dga en zijn bv overeen dat
de dga verplicht is de bv schriftelijk om toestemming te vragen als hij zijn woonhuis
wil verkopen of bezwaren. Daarnaast heeft de dga een onherroepelijke volmacht verleend
aan de bv om op eerste vordering van de dga medewerking te verlenen aan het verstrekken
van hypothecaire zekerheid. De dga moet aanvankelijk 2% rente betalen over zijn schuld
aan zijn bv. Later verlagen de dga en zijn bv de rente naar 1%. De inspecteur meent
dat het verschil tussen de rente die de dga aan zijn bv betaalt en de rente die hij
van de derden ontvangt een verkapte winstuitdeling is. Daarom legt hij de dga een
navorderingsaanslag inkomstenbelasting op. De dga gaat in beroep tegen deze navorderingsaanslag. Verkapte winstuitdeling is niet aannemelijk Rechtbank Gelderland wijst erop dat de Belastingdienst moet aantonen dat een vermogensverschuiving
heeft plaatsgevonden van de bv naar de dga. Bovendien moet de fiscus aantonen dat
de vermogensverschuiving was bedoeld om de dga te bevoordelen. Ook moet de inspecteur
aannemelijk maken dat zowel de bv als de dga zich hiervan bewust waren. Maar de inspecteur
slaagt niet in het leveren van het vereiste bewijs. Daarom gelooft de rechtbank niet
dat sprake is geweest van een winstuitdeling. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag
en de veroordeelt de fiscus tot het vergoeden van de proceskosten en het betaalde
griffierecht aan de dga. Bron: Rb. Gelderland 07-06-2024 (gepubl. 30-09-2024).