Inloggen

Ander nieuws

Hoge Raad: tipgeversbewijs kan geldig zijn

In de spraakmakende tipgeverszaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat Hof Den Bosch te snel geoordeeld dat bewijs afkomstig van een tipgever niet mocht worden gebruikt.
De tipgeverszaak begon toen een tipgever tegen vergoeding aan de Belastingdienst informatie verstrekte over Luxemburgse bankrekeningen, die de rekeninghouders hadden verzwegen. Naar aanleiding van de verkregen informatie legde de inspecteur de rekeninghouders navorderingsaanslagen op. In de procedure die volgde weigerde de fiscus pertinent de identiteit van de tipgever bekend te maken. Hof Den Bosch oordeelde dat het handelen van de fiscus zodanig indruist tegen wat men mag verwachten van een behoorlijk handelende overheid, dat het hof besluit het bewijsmateriaal buiten beschouwing te laten en de aanslagen te vernietigen. De staatssecretaris van Financiën is echter met succes in cassatie gegaan. Volgens de Hoge Raad is onvoldoende twijfel over de betrouwbaarheid van de tips om het bewijs van de fiscus op die grond buiten beschouwing te laten. Zo is in geen enkel geval gebleken dat de informatie van de anonieme tipgever onjuist is. Bovendien wilde de inspecteur wel meewerken aan een verhoor waarin de anonimiteit van de tipgever in stand zou blijven. Ook had de tipgever in een verklaring de vragen van het hof beantwoord. Aan de hand van de omstandigheden van deze zaak komt de Hoge Raad tot de conclusie dat het gebruik van het via de tipgever verkregen bewijsmateriaal was toegestaan. Ook het feit dat de tipgever een vergoeding had gekregen, brengt de Hoge Raad niet tot een ander oordeel. Volgens de Hoge Raad is er een rechtvaardiging te vinden voor het toekennen van een vergoeding. Met de daarmee verkregen gegevens kan de Belastingdienst een overheidstaak vervullen. Dit geldt zelfs als de vergoeding bovenmatig is. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatsecretaris gegrond en verwijst de zaak door naar Hof Amsterdam. Bron: HR 8-11-2019

« Terug naar nieuwsoverzicht
© lArcade 2024