De rechtbank oordeelt dat Nederland het heffingsrecht heeft over een Aegon-uitkering
en een deel van een Honeywell-uitkering, ondanks een eerdere vrijstellingsverklaring. Een man woont sinds 2007 in België en ontvangt in 2019 onder meer pensioenuitkeringen
van Aegon en Stichting pensioenfonds Honeywell. Hij dient geen aangifte inkomstenbelasting
in Nederland in. De inspecteur legt op basis van informatie uit België een aanslag
op. De man stelt dat Nederland geen heffingsrecht heeft over deze uitkeringen, mede
vanwege een vrijstellingsverklaring uit 2018 voor de Aegon-uitkering. De inspecteur
stelt dat de uitkeringen in Nederland belastbaar zijn op grond van het belastingverdrag
met België. Heffingsrecht op basis van fiscale faciliëring De rechtbank stelt vast dat de Aegon- en Honeywell-uitkeringen in Nederland fiscaal
gefacilieerd zijn opgebouwd. Omdat deze uitkeringen in België niet of slechts deels
progressief worden belast, mag Nederland op grond van art. 18, tweede lid, van het
belastingverdrag met België heffen over respectievelijk het volledige en gedeeltelijke
bedrag van deze uitkeringen. De rechtbank verwerpt het standpunt van de inspecteur
dat Nederland over het volledige bedrag van de Honeywell-uitkering mag heffen. Alleen
het niet-progressief belaste deel is belastbaar in Nederland. Vrijstellingsverklaring biedt geen bescherming De man beroept zich op het vertrouwensbeginsel vanwege de vrijstellingsverklaring
uit 2018. De rechtbank oordeelt echter dat deze verklaring een expliciet voorbehoud
bevat: als blijkt dat niet aan de verdragsvoorwaarden is voldaan, vervalt de vrijstelling.
Omdat de man niet kan aantonen dat de Aegon-uitkering niet fiscaal gefacilieerd is
opgebouwd, faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank vermindert de
aanslag tot een belastbaar inkomen van € 31.924. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-05-25 (gepubl. 19-05-25).