Volgens de Belastingdienst heeft een werkgever in principe geen recht op een loonkostenvoordeel
voor werknemers die bij de overgang van een onderneming in dienst zijn getreden. Dit
is misschien onjuist, zodat in bezwaar gaan nuttig kan zijn. Op 24 maart 2023 is Advocaat-generaal (A-G) Pauwels met een conclusie gekomen over
de volgende zaak. Een man drijft een onderneming via zijn eenmanszaak. Deze eenmanszaak
neemt op 1 maart 2018 een vrouw in dienst die ouder is dan 56 jaar. Vóór haar indiensttreding
heeft deze werkneemster een WW-uitkering genoten. Zij heeft in de periode van september
2017 tot 1 maart 2018 niet gewerkt voor de eenmanszaak. Op 26 april 2018 verstrekt
het UWV aan deze werkneemster een doelgroepverklaring. Deze verklaring noemt de eenmanszaak
als werkgever. De verklaring is geldig van 1 maart 2018 tot en met 28 februari 2021.
Op 7 mei 2018 vindt de inschrijving van de vof in het register van de Kamer van Koophandel
plaats. De man en zijn echtgenote zijn de vennoten van deze vof. Bij de inschrijving
melden zij dat de vof per 1 januari 2018 de onderneming van de eenmanszaak voortzet. Hof oordeelt dat vof recht heeft op LKV De vof zet van rechtswege de arbeidsovereenkomst met de werkneemster voort. Wanneer
de vof in haar loonaangifte over 1 mei 2018 tot en 31 december 2018 verzoekt om toepassing
van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemers, wijst de inspecteur dit verzoek
af. Hij stelt dat de vrouw pas op 7 mei 2018 in dienst is getreden. Zij heeft dan
niet in de kalendermaand daarvoor recht gehad op een WW-uitkering. Maar hof Arnhem-Leeuwarden
(ECLI:NL:GHARL:2022:4251) oordeelt dat het moment van indiensttreding bij de eenmanszaak telt als de aanvang
van de dienstbetrekking. Verder oordeelt het hof dat de doelgroepverklaring nog steeds
geldig is. Dat de doelgroepverklaring de eenmanszaak noemt als de werkgever, doet
daar niets aan. Het hof oordeelt daarom dat de vof recht heeft op het LKV. De staatssecretaris
van Financiën is in cassatie gegaan tegen deze hofuitspraak. A-G is het eens met het hof De A-G concludeert dat men de wet zo moet uitleggen dat bij overgang van onderneming
het moment van indiensttreding bij de overdragende werkgever geldt als de aanvang
van de dienstbetrekking. Daarnaast verwerpt hij de opvatting van de inspecteur dat
de doelgroepverklaring alleen geldig is voor de overdragende werkgever. Kortom, de
A-G concludeert dat de hofuitspraak correct is. Hij adviseert daarom de Hoge Raad
om het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren. Advies van de Belastingdienst De Belastingdienst laat weten nog steeds het standpunt te hebben dat een LKV bij de
overgang van een onderneming en bij contractovername niet mee overgaat naar de overnemende
werkgever. Dat is ook het uitgangspunt bij de berekening van de LKV’s in de beschikking
Wtl over 2022. Toch houdt de Belastingdienst ook rekening met de mogelijkheid dat
de Hoge Raad het advies van de A-G opvolgt. Daarom worden werkgevers op het volgende
gewezen. Heeft een werkgever bij de overgang van een onderneming of bij een contractovername
werknemers in dienst gekregen? En had de overdragende werkgever voor die werknemers
recht op een LKV? Dan kan de werkgever op de gebruikelijke manier bezwaar maken tegen
zijn beschikking Wtl over 2022. Als de Hoge Raad de A-G volgt, neemt de Belastingdienst
het bezwaarschrift inhoudelijk in behandeling. De inspecteur wijst het bezwaarschrift
als de Hoge Raad zijn standpunt volgt. Attentiepunten bij bezwaar Bij het indienen van een bezwaarschrift moet de werkgever het volgende onthouden: Voor het bezwaarschrift kan de werkgever het nieuwe formulier ‘Bezwaar loonheffingen’
gebruiken. Het bezwaarschrift moet binnen zes weken na de datum van de beschikking binnen zijn
bij de Belastingdienst. De werkgever moet in zijn bezwaarschrift verwijzen naar de procedure bij de Hoge Raad
(ECLI:NL:PHR:2023:341). Het bezwaarschrift moet vermelden over welke werknemers het gaat. De werkgever moet per werknemer aangeven om welk LKV het gaat en de doelgroepverklaring
van deze werknemers toevoegen. Men moet het bezwaarschrift sturen naar Belastingdienst/Centrale administratieve processen,
Postbus 8738, 4820 BA Breda.
Bronnen: Parket bij de HR 24-03- 2023 (gepubl. 14-04-2023) en Belastingdienst actueel
25-07-2023.