Hof Amsterdam geeft in een uitspraak ook vuistregels voor de vermindering van een
verzuimboete vanwege de overschrijding van de redelijke termijn Een bv doet op 31 december 2019 een dividenduitkering van € 347.000. De Belastingdienst
ontvangt de aangifte dividendbelasting op 10 januari 2020. Maar de bv draagt de dividendbelasting
niet binnen een maand na de dividenduitkering af. Daarom legt de inspecteur haar een
naheffingsaanslag dividendbelasting op. Ook krijgt de bv een verzuimboete opgelegd
van 3% van de niet-afgedragen dividendbelasting. De bv gaat in bezwaar en beroep tegen
de boete. Voor Hof Amsterdam stelt zij dat zij op 31 december 2019 voor het eerst
een dividenduitkering heeft gedaan. De bv was toen niet bekend met de wijze waarop
zij de aangifte dividendbelasting moest indienen. Zij stelt op het verkeerde been
te zijn gezet door de werkwijze met betrekking tot de inhouding en afdracht van loonheffing.
Bovendien heeft de bv na het ontvangen van de naheffingsaanslag de belasting, boete
en belastingrente direct betaald. Ten slotte drukt de boete zwaar op de bv. Doel van verzuimboete Het hof overweegt als volgt. De verzuimboete dient belastingplichtigen te stimuleren
om hun wettelijke verplichtingen na te komen. In beginsel mag de fiscus daarom een
verzuimboete opleggen als vennootschappen niet op tijd de dividendbelasting betalen.
Maar het doel van de verzuimboete is ook te behalen met een verzuimboete van minder
dan 3%. Bovendien moet de hoogte van de boete in een evenredige verhouding staan tot
de ernst van de verwijtbare gedraging. In deze zaak vindt het hof gezien de omstandigheden
een matiging van de boete op zijn plaats. Het hof verlaagt de verzuimboete daarom
van € 1.561 naar € 1.000. Vuistregels boetevermindering Daarnaast past het hof een verdere verlaging toe van de boete naar € 950 omdat de
redelijke termijn is overschreden. Het hof heeft de verlaging van de verzuimboete
gebaseerd op de volgende vuistregels. Een vermindering van de boete wegens overschrijding
van de redelijke termijn blijft achterwege als de boete minder dan € 1.000 bedraagt.
De belastingrechter volstaat dan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Anders bedraagt de vermindering: 5% van de boete, maar maximaal € 2.500, als de redelijke termijn is overschreden met
minder dan zes maanden, 10% van de boete, maar maximaal € 2.500, als de redelijke termijn is overschreden
met zes tot twaalf maanden, 15% van de boete, maar maximaal € 10.000, als de redelijke termijn is overschreden
met een jaar tot twee jaren, 20% van de boete, maar maximaal € 20.000, als de redelijke termijn is overschreden
met minstens twee jaren. Bron: Hof Amsterdam 17-07-2024 (gepubl. 03-09-2024).