Inloggen

Archief

Omzet verzwegen, toch vereiste aangifte gedaan

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is, hoewel vaststaat dat omzet is verzwegen, toch geen sprake van dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Het bedrag aan te weinig geheven belasting is namelijk op zichzelf beschouwd niet aanzienlijk.
Een man en vrouw exploiteren samen in VOF-verband een Vietnamees specialiteitenrestaurant. Op 18 mei 2009 stelt de inspecteur een boekenonderzoek in bij de VOF. Onderzocht is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over 2008. Er worden gebreken geconstateerd in de administratie. De inspecteur neemt daarop het standpunt in dat niet is voldaan aan de verplichtingen van art. 52 AWR en dat niet de vereiste aangifte is gedaan. De vrouw geeft als verklaring dat het aanwezige kassaldo aan het eind van de dag werd gebruikt voor privédoeleinden. Dat zij dit niet verantwoord heeft als privé-opnamen, maar in mindering bracht op de kasopbrengsten, was omdat zij niet bekend was met de boekhoudkundige procedure. De man heeft erkend geld uit de kassa te hebben gehaald om te gokken. De inspecteur stelt dat daarnaast ook omzet is afgeroomd. Dat wordt eerst erkend door het echtpaar, maar later ontkend. De inspecteur verwerpt de administratie en stelt dat de sanctie van omkering van de bewijslast van toepassing is. Hij legt over 2008 een navorderingsaanslag IB op met een omzetcorrectie van € 194.544. De man en vrouw gaan in beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden stelt allereerst vast dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het hof gaat echter niet met de inspecteur mee wat betreft de omzetcorrectie. Het hof overweegt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat op meer dan twaalf dagen in 2008 geen omzet is geboekt. Het hof acht aannemelijk dat (slechts) voor een bedrag van € 6.934 aan omzet is verzwegen. Hierdoor is ten onrechte een bedrag van € 715 niet geheven. Dat bedrag acht het hof op zichzelf beschouwd niet aanzienlijk. Daarom kan niet gesteld worden dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 18-07-2017

Maatwerk voor goede opvang stijgende AOW-leeftijd

Werkgevers hebben behoefte aan maatwerk in regelingen om ervoor te zorgen dat medewerkers de naar 67 verhoogde AOW-leeftijd ook daadwerkelijk halen. In een uitzending van Een Vandaag stelt MKB-Nederland-voorzitter Michaël van Straalen dat we daarbij thema’s als flexibele AOW of demotie niet uit de weg moeten gaan.
Volgens de werkgever is de verhoging van de AOW-leeftijd niet terug te draaien. Nederlanders worden ouder en linksom of rechtsom zullen we daarom langer moeten werken om de oude dag betaalbaar te houden. Wel is het volgens Van Straalen zaak dat zo te organiseren dat iedereen gezond de eindstreep kan halen en uitval voorkomen wordt. Binnen bedrijven en cao’s gebeurt al veel om het personeel langer fit en actief te laten blijven. In grotere ondernemingen is dat makkelijker te realiseren dan in kleine, waar vaak de eigenaar ook meewerkt. ‘Dat vraagt dus om maatwerk’, meent de mkb-voorzitter, die wijst op de ervaring die MKB-Nederland daarover heeft opgedaan in projecten als Duurzame Inzetbaarheid en het Vitaalste Bedrijf. Volgens Van Straalen moeten werknemers zelf ook zorgen voor een gezonde leefstijl en oog hebben voor de eigen kansen. Hierbij kan de overheid helpen met ondersteunende maatregelen rond leven lang leren en bijvoorbeeld fiscaal. Langer blijven werken betekent volgens Van Straalen ook dat thema’s die lastige discussies oproepen niet uit de weg worden gegaan. Een zo’n thema is demotie. ‘Nadenken over een functie waarin je op dat moment het beste tot je recht komt en past bij je levensfase mag geen taboe zijn.’ Een flexibele AOW, waardoor werknemers toch wat eerder kunnen stoppen als het nodig is, is voor sommige groepen (denk aan zware beroepen) noodzaak. ‘Sommige branches luiden de noodklok omdat oudere werknemers arbeidsongeschikt uitvallen. Dit onderwerp vraagt wel een heel goede uitwerking. Zo mogen de kosten niet op het bord van de (mkb-)werkgever belanden’, aldus Van Straalen. Voor de groep werknemers die nu rond de 60 is, is de gestegen AOW-leeftijd dichterbij dan voor jongere generaties. Tegelijkertijd heeft deze groep vaak al voldoende financiële middelen dankzij aanvullend pensioen, dat vaak nog een eerdere pensioenleeftijd kent. Er is dus al premie betaald om desgewenst wat eerder te kunnen stoppen. Niet iedereen weet dat ook. Met beter inzicht in de financiële situatie kunnen medewerkers hun toekomst beter plannen. Bron: MKB-Nederland 5-08-2017

Let op bij intrekken Verklaring geen privégebruik

Let op bij het intrekken van een Verklaring geen privégebruik. Wordt de verklaring lopende het jaar ingetrokken dan moet de werknemer er rekening mee houden dat voor de bijtelling op jaarbasis gekeken wordt of het aantal privékilometers meer is dan 500 km. Bij overschrijding moet voor het gehele jaar worden bijgeteld, ook als men in een deel van het jaar nauwelijks privékilometers reed of, zoals in de volgende zaak, in een elektrische auto met (destijds) 0% bijtelling.
Een werkgever stelt in 2013 twee auto’s aan een werkneemster ter beschikking. Van 1 januari tot 5 november een auto, waarvoor een bijtelling voor privégebruik van 25% geldt en van 5 november tot en met 31 december een elektrische auto met een bijtellingspercentage van (destijds) 0%. De werkneemster heeft sinds 2006 een Verklaring geen privégebruik auto. Op 20 november 2013 dient zij een formulier ‘wijziging of intrekking verklaring geen privégebruik auto’ in. Naar aanleiding daarvan vraagt de inspecteur haar rittenregistratie over 2013 op. Met de eerste auto heeft de werkneemster 376 kilometer voor privédoeleinden gereden en met de tweede auto 242 kilometer. In een brief aan de inspecteur schrijft de werkneemster dat zij er niet van op de hoogte was dat het privégebruik van de elektrische auto zou meetellen voor de 500-kilometergrens op jaarbasis. Zij heeft deze grens met slechts iets meer dan 100 kilometer overschreden. De inspecteur legt toch een naheffingsaanslag op van € 3.717 berekend over de periode tot 5 november 2013. Zij gaat in bezwaar en beroep. Rechtbank Noord-Holland houdt de bijtelling in stand. Ook in hoger beroep heeft de werkneemster geen succes. Daar stelt ze dat het privévoordeel van een 0%-auto niet belast wordt en dat daarom het privégebruik niet van belang is voor de vraag of op jaarbasis meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruik is gemaakt van de terbeschikkinggestelde auto. Ofschoon het hof begrip heeft voor deze gedachtegang – het kabinet stimuleert ten slotte het gebruik van elektrische auto’s, zodat saldering van privégebruik van deze auto’s voor de vaststelling van het privégebruik op jaarbasis innerlijk tegenstrijdig lijkt te zijn – blijkt uit de parlementaire geschiedenis dat de wetgever niet heeft willen breken met de toepassing van de bijtellingsregeling in geval van volgtijdelijk gebruik. Omdat de wetgever de systematiek voor het toepassen van de bijtellingsregeling niet heeft gewijzigd, moet voor de vraag of de 500-kilometergrens is overschreden, worden uitgegaan van het privégebruik van beide auto’s. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Bron: Hof Amsterdam 16-05-2017

Geen OV, dan ook geen reisaftrek

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft beslist dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om de reisaftrek te beperken tot het reizen met openbaar vervoer.
Een man heeft in zijn aangifte IB/PVV 2012 een reisaftrek van € 2.036 geclaimd. Hij heeft tussen woning en werk niet met het openbaar vervoer kunnen reizen en van zijn werkgever heeft hij geen reiskostenvergoeding ontvangen. De inspecteur heeft de reisaftrek niet geaccepteerd. De man stelt zich vervolgens op het standpunt dat hij door de praktische omstandigheden, namelijk het verrichten van arbeid op tijden waarop geen openbaar vervoer beschikbaar is, wordt gediscrimineerd ten opzichte van belastingplichtigen die wel gebruik kunnen maken van openbaar vervoer. Volgens hem is er sprake van rechtsongelijkheid die in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en met artikel 14 van het EVRM. Daar de mogelijkheid bestaat dat de werkgever een onbelaste vergoeding kan geven voor de kosten verbonden aan het gebruik van een privéauto voor woon-werkverkeer, vind hij dat hij zeer onredelijk wordt behandeld en dat de inspecteur hem een onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer dient toe te kennen. Hof Arnhem-Leeuwaarden verwijst eerst naar art. 3.80 Wet IB 2001 en overweegt dan dat ingevolge art. 3.87 van de Wet IB 2001 er recht op reisaftrek bestaat indien er tussen de woning en de plaats van de werkzaamheden is gereisd met openbaar vervoer. Dit heeft de man niet gedaan. Wat betreft de vraag of het weigeren van de reisaftrek in strijd is met art. 14 EVRM in samenhang met art. 1 onderdeel 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM, stelt het hof voorop dat de genoemde verdragsbepaling niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verbiedt, maar alleen die welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een redelijke en objectieve rechtvaardiging ervoor ontbreekt. Het hof oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis en rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de wetgever heeft kunnen menen dat, voor zover hier al sprake is van gelijke gevallen, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om de reisaftrek te beperken tot het reizen met het openbaar vervoer. Nu de op dit punt door de wetgever gemaakte keuze niet van redelijke grond ontbloot is, dient deze keuze te worden geëerbiedigd. Met betrekking tot de stellingen van de man dat sprake is van schending van artikel 1 Grondwet en dat de Wet IB 2001 onredelijk is, overweegt het hof tot slot dat op grond van artikel 120 Grondwet en artikel 11 Wet algemene bepalingen het de rechter niet vrij staat om de Wet IB 2001 te toetsen op haar grondwettigheid, dan wel de innerlijke waarde of billijkheid van de Wet IB 2001 te beoordelen. De reisaftrek is terecht geweigerd. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 4-07-2017

Logistieke sector zorgt voor groot deel groei arbeidsmarkt

In het tweede kwartaal van 2017 nam het aantal aangeboden vacatures toe naar meer dan 267.000, een stijging van 8,8% procent ten opzichte van het eerste kwartaal. De logistieke sector zorgde voor een groot deel voor deze groei, met een enorme toename van 34,2% in beschikbare vacatures.
Met een sterke daling in de werkloosheid en een verdergezette groei in aangeboden vacatures hebben werkzoekenden in Nederland nu meer kans om een nieuwe baan te scoren. Met gemiddeld 21.826 beschikbare vacatures nam het aantal vacatures in de Logistieke sector toe met 34,2% of 5.557 extra beschikbare vacatures. Rotterdam alleen al kreeg er 1.525 logistieke vacatures bij. Het gemiddeld aangeboden brutoloon in de sector lag op € 31.338, een toename van 8,4%. Naast de sterke groei in de Logistieke sector nam ook het aantal vacatures in de Horeca toe met 23,1% en de IT sector met 15,4%. Sectoren die een daling in aantal vacatures zagen waren de Verkoopsector met -8,1% of 1.320 minder vacatures, de Industrie met -1,0% en de Bouwsector met een lichte daling van -0,2%. In de overige sectoren verschoof het aangeboden salaris minder sterk. In geheel Nederland daalde het aangeduide salaris met een verwaarloosbare -0,1%. De grootste toename is te zien in Drenthe met 3,5% naar gemiddeld € 34.747, de sterkste daler is Overijssel met -1,1% naar € 37.675. Het aantal vacatures neemt in alle provincies goed toe. Zuid-Holland is de provincie met de meeste nieuwe banen, 5.328 extra, waarmee het aantal vacatures gemiddeld op 52.706 lag. Er is ook goede groei te zien in provincies met minder vacatures, zo had Zeeland de sterkste%uele groei met een toename van 12,2% in aangeboden banen. In de grote gemeenten is de sterkste groei te zien in Haarlemmermeer (+17,4%) en in Rotterdam (+11,0%). In Haarlemmermeer komen de nieuwe vacatures voornamelijk uit sectoren als de Logistiek, IT en de Horeca. Rotterdam zag ook een sterke groei in de logistiek en IT vacatures maar er kwamen ook een heel aantal nieuwe financiële en administratieve vacatures bij. Bron: Adzuna 1-08-2017

© lArcade 2024