Inloggen

Archief

Bijna 20 procent voltijdbanen bij buitenlandse bedrijven

Nederland telt ongeveer 15.000 buitenlandse bedrijven. Deze buitenlandse multinationals en hun toeleveranciers waren in 2014 goed voor 1,4 miljoen voltijdbanen, bijna 20% van alle voltijdbanen in ons land. Dit meldt het CBS in de Internationaliseringsmonitor.
In 2014 zorgden buitenlandse multinationals voor ruim 700.000 voltijdbanen (vte). Daarnaast zorgden deze multinationals voor nog eens bijna 650.000 indirecte banen bij andere bedrijven in Nederland. Buitenlandse multinationals zijn bedrijven in Nederland waarover de zeggenschap in het buitenland ligt. Ze zorgen vooral voor banen in de detail- en groothandel (205.000 voltijdbanen) en de industrie (194.000 voltijdbanen). In de industrie is het aandeel buitenlandse multinationals in het aantal voltijdbanen het hoogst, bijna 28%. Maar ook bij de sectoren vervoer en opslag (27%), informatie en communicatie (25%) en bij de detail- en groothandel (20%) zijn buitenlandse multinationals belangrijke werkgevers. Het grootste deel van indirecte werkgelegenheid die multinationals scheppen, komt terecht bij niet-multinationals. Bij niet-multinationals werden in 2014 ruim 460.000 banen gecreëerd doordat deze bedrijven in de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals zitten. Maar ook bij Nederlandse multinationals en bij de non-business economy (met name non-profitinstellingen) worden respectievelijk ruim 115.000 en 70.000 banen gecreëerd doordat ze deel uit maken van de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals. Bedrijven uit de handel en de commerciële dienstverlening zijn veruit de belangrijkste toeleveranciers van buitenlandse multinationals. Bijna 60% van de indirecte werkgelegenheid ontstaat bij deze sectoren. Bron: CBS 14-12-2017

Onterechte beschikking FE btw moet gerespecteerd

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om een ten onrechte afgegeven beschikking fiscale eenheid voor de btw niet te respecteren. Het lag op de weg van de inspecteur om kennis te nemen van de relevante stukken. Nu dit niet is gebeurd, komt de ten onrechte afgegeven beschikking voor zijn rekening en risico.
Een ziekenhuis houdt 51% van de aandelen in een bv. De andere aandelen zijn in handen van een andere bv. De bv waarin de aandelen worden gehouden, verleent diensten aan het ziekenhuis. Het ziekenhuis en de bv hebben in 2008 een verzoek ingediend om als een fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt. Bij beschikking heeft de inspecteur in 2008 dit verzoek vervolgens gehonoreerd. Echter, in 2012 stelt de inspecteur naar aanleiding van een onderzoek dat van meet af aan niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voor de btw is voldaan. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag op ter zake de verschuldigde btw over de diensten die de bv aan het ziekenhuis heeft verricht. De bv is het hier niet mee eens. In de beroepsprocedure volgt Rechtbank Zeeland-West-Brabant de bv in haar stelling dat aan de financiële verwevenheidseis is voldaan. Volgens de rechtbank slaagt de bv er echter niet in aannemelijk te maken dat ook aan de organisatorische verwevenheidseis is voldaan. Desondanks vernietigt de rechtbank de opgelegde naheffingsaanslag btw. Gelet op de onherroepelijk geworden beschikking en het rechtszekerheidsbeginsel mocht volgens de rechtbank van het bestaan van de fiscale eenheid worden uitgegaan. Het had op de weg van de inspecteur gelegen om kennis te nemen van de relevante stukken. Indien dit niet is gebeurd en daardoor ten onrechte een beschikking wordt afgegeven, dan komt dat volgens de rechtbank voor rekening en risico van de inspecteur. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 6-10-2017

Zes maanden voorwaardelijk voor frauderende bestuurder

Volgens Rechtbank Amsterdam had de bestuurder feitelijk leiding gegeven aan strafbare handelingen. Periodiek waren aangiften btw in opdracht van de bestuurder van de bv verlaagd, waardoor opzettelijk onjuiste aangiften zijn ingediend. De bestuurder wordt daarvoor door de rechtbank veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
Een bestuurder van een bv werd ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste btw-aangiften over het jaar 2013. Hij werd hiervoor strafrechtelijk vervolgd. Volgens de bestuurder was dit ten onrechte, omdat bij hem (voorwaardelijk) opzet ontbrak en omdat hij vertrouwde op zijn boekhouder en belastingadviseur en veronderstelde dat hij de betreffende aangiften kon laten doen zoals dat was gedaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. De bestuurder had verklaard dat veel facturen de deur uitgingen, maar op het moment dat de Belastingdienst moest worden betaald, de facturen vaak nog niet waren voldaan en dat daardoor de Belastingdienst nog niet kon worden betaald. In die situatie werd er dan wat geschoven. Aan het eind van het jaar, wanneer het boekjaar wordt opgemaakt, zou volgens de bestuurder alles worden gecorrigeerd en door middel van het indienen van suppletieaangiftes worden rechtgetrokken. Een medewerker van het administratiekantoor dat de boekhouding van de bv en de bestuurder deed, heeft verder verklaard dat het vermoeden van de Belastingdienst dat de periodieke aangiften btw in 2013 in opdracht van de bestuurder structureel zijn verlaagd juist is. Hieruit maakt de rechtbank op dat de bv opzet heeft gehad op het (laten) doen van onjuiste aangiften. Het voornemen om bij een suppletieaangifte btw de juiste omzet te vermelden doet aan deze conclusie niet af, nu volgens de rechtbank de suppletieaangifte niet is bedoeld voor het oplossen van liquiditeitsproblemen van ondernemers, en bovendien de strafbare feiten reeds waren voltooid. Omdat de bestuurder feitelijk leiding gegeven heeft aan deze strafbare handelingen, veroordeelt de rechtbank de bestuurder tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Bron: Rb. Amsterdam 8-11-2017

2017 vruchtbaar cao-jaar

Volgens werkgeversorganisatie AWVN is 2017 een vruchtbaar cao-jaar. Dit jaar kregen 3,5 miljoen werknemers een nieuwe cao. Dit betreft 70% van de werknemers die onder een cao vallen. Van alle werknemers in Nederland heeft momenteel 80% een lopende cao. Dat is volgens AWVN een relatief hoog percentage.
De gemiddelde afgesproken loonstijging in 2017 bedraagt 1,71%. Dat gemiddelde is sinds het begin van het jaar voortdurend opgelopen als gevolg van de sterk aantrekkende economie en verbeterde vooruitzichten van bedrijven. In november kwamen 25 akkoorden tot stand voor 430.000 werknemers. De gemiddelde contractloonstijging in november bedraagt 1,97%, net iets hoger dan die van oktober (1,96%). Tot dusver zijn in het 2017-seizoen 330 akkoorden afgesloten voor de 465 in 2017 aflopende contracten. Dat is 71%, een normaal percentage. AWVN verwacht niet dat december de jaarcijfers nog sterk zal beïnvloeden. Daarvoor is het aantal cao’s dat in december is afgesloten en nog zal worden afgesloten te klein. Bron: AWVN 14-12-2017

Toename personeelstekort door vergrijzing in industrie

Volgens de ondernemers in de industrie loopt het tekort aan personeel op. Aan het begin van het vierde kwartaal van dit jaar meldde bijna 16% van de industrie bedrijven dat personeelstekort de productie belemmert. Sinds de start van de conjunctuurmeting in 1985 lag dat aantal niet zo hoog. In de industrie werken bijna 9% minder mensen dan in 2005, terwijl de sector steeds verder vergrijst.
Het opgelopen personeelstekort valt samen met een toegenomen vraag: het percentage bedrijven dat een tekort aan vraag als belemmering ervaart ligt namelijk op het laagste punt sinds eind 2008. Met het gestegen personeelstekort en de hogere vraag naar hun producten stijgt het aantal vacatures in de industrie: sinds het derde kwartaal van 2008 stonden er niet zoveel vacatures open. Per duizend banen van werknemers waren er aan het eind van het derde kwartaal 23 vacatures. Binnen de industrie knelt het personeelstekort het meest bij bedrijven die werkzaam zijn in de machine-industrie en de reparatie en installatie van machines. Aan het begin van het vierde kwartaal zat bijna een kwart van de bedrijven in deze branches verlegen om personeel. In de bouwgerelateerde industriebranches neemt het personeelstekort snel toe. Het aantal bedrijven dat een personeelstekort meldde steeg tussen het derde en het vierde kwartaal van 12 naar 19%. In de meubelindustrie steeg het aantal bedrijven met personeelstekort ook fors; van 13% in het derde kwartaal naar 20% in het vierde kwartaal. Bij de chemische, aardolie-, farmaceutische, dranken- en schoenenindustrie is het personeelstekort minder nijpend: 1,5 tot 5% van de bedrijven heeft te weinig personeel. De werkgelegenheid in de industrie daalde tussen 2005 en 2016 met 8,9%: van 873.000 naar 795.000 banen. De afgelopen jaren vergrijsde de beroepsbevolking in de industrie relatief sterk: het aandeel 45-plussers groeide van 36,3% in 2005 naar 51,1% in 2016. Vooral de groep werkenden van 55 tot 65 jaar nam fors in aandeel toe, van 11,2 naar 19,9%. Niet alleen in de industrie vergrijsde de beroepsbevolking: in dezelfde periode steeg het aandeel 45-plussers in de werkzame beroepsbevolking als geheel van 35,0 naar 43,7%. De meest vergrijsde branche binnen de industrie is de chemische industrie: 60,4% van de werkenden was hier in 2016 45 jaar of ouder. De farmaceutische industrie is het minst vergrijsd: 57,9% van de werkenden was in 2016 nog geen 45 jaar. Voor de totale werkzame beroepsbevolking geldt dat 56,3% in 2016 jonger was dan 45 jaar. Bron: CBS 8-12-2017

© lArcade 2024