Inloggen

Archief

Coronacrisis zorgt voor rem op cao’s

Het aantal cao’s dat voorbij de einddatum is, maar dat nog niet is vernieuwd, neemt toe. Op dit ogenblik zijn 280 cao’s niet vernieuwd, terwijl dat in een ‘gewone’ zomer 232 zijn. Ook het aantal werknemers dat wacht op een nieuwe cao is veel hoger dan anders: 1,24 miljoen nu tegen 1,16 miljoen in andere zomers.
De oplopende achterstand in het aantal nieuwe cao’s is het gevolg van het vrijwel stilvallen van het arbeidsvoorwaardenoverleg na het uitbreken van de coronacrisis. In juli werden slechts 6 nieuwe, vooral kleinere cao’s afgesloten. Gemiddeld hadden die een loonafspraak van 2,65%. Volgens AWVN is dat hoge maandgemiddelde niet representatief voor het huidige onderhandelingsklimaat. De afgelopen maanden waren de loonafspraken gemiddeld lager dan 2%. De werkgeversvereniging verwacht dat de komende maanden de dalende trend van de afgelopen periode zich zal voortzetten. Tot dusver werden dit jaar 81 cao’s gesloten. In een normaal jaar zijn dat tot en met juli ruim 200 nieuwe contracten. Sinds half maart ligt het cao-overleg in de meeste bedrijven en bedrijfstakken stil. Bron: AWVN.nl, 06-08-2020

Valse facturen inlening gebruikt? Omkering bewijslast!

Het is voor bedrijven van belang om zorgvuldig te zijn bij het zoeken naar een boekhouder. Stel bijvoorbeeld dat de bedrijfsboekhouder valse facturen met betrekking tot het inlenen van personeel overlegt om zo de loonheffing te drukken. Als de Belastingdienst daarachter komt, kan de werkgever naheffingsaanslagen verwachten. En een succesvolle beroepsprocedure wordt lastig vanwege de omkering van de bewijslast.
Een VOF laat haar aangifte loonheffingen verzorgen door een boekhouder. Deze boekhouder overlegt bij het doen van de aangifte loonheffingen over 2010 en 2011 diverse facturen. Deze facturen zien op het inlenen van personeel. Ook in 2012 geeft de boekhouder een flink bedrag op aan kosten voor het inlenen van personeel. In 2013 houdt de fiscus een boekenonderzoek bij de VOF. De controlerend ambtenaar ontdekt daarbij diverse gebreken in de boekhouding. De kasadministratie is bijvoorbeeld onvolledig. Bovendien heeft de VOF de manurenstaten niet bewaard. Daarnaast ontbreken de namen van werknemers die werkzaamheden hebben verricht voor uren die als inlening zijn gepresenteerd. Verder blijken diverse facturen met betrekking tot inlening in 2010 en 2011 valselijk te zijn opgemaakt. En de facturen met betrekking tot het inlenen van personeel in 2012 zijn niet bewaard. De inspecteur constateert dat de VOF te weinig aan loonheffingen heeft afgedragen. Daarom legt hij haar naheffingsaanslagen op. De VOF gaat bij Rechtbank Noord-Holland in beroep tegen de naheffingsaanslagen. Volgens de Belastingdienst heeft de VOF haar aangifteplicht verzaakt. Doordat de boekhouder valse facturen heeft overlegd, heeft hij immers een onjuiste aangifte ingediend. De fiscus meent daarom dat de sanctie van de omkering van de bewijslast nu van toepassing is. De VOF protesteert. Zij stelt dat haar boekhouder verantwoordelijk is voor de onjuiste aangifte. De rechtbank rekent de handeling van de boekhouder echter toe aan de VOF. Gezien de grootte van de bedragen, had de VOF moeten beseffen dat zij te weinig aan loonheffingen afdroeg. Daarom is dus sprake van omkering van de bewijslast. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de na te heffen bedragen. De rechter verklaart het beroep van de vof dan ook ongegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 25-07-2020

Goedkoop verhuren aan familie bestuur stichting wijst op APV

Bestaan de activiteiten van een stichting alleen uit de verhuur van enkele panden tegen niet-marktconforme prijzen aan familieleden van haar bestuursleden? Dan zal de Belastingdienst waarschijnlijk het vermogen van de stichting toerekenen aan haar bestuursleden.
Een vrouw richt een stichting op. Volgens de oprichtingsakte is het doel van de stichting het bevorderen van het onderwijs in de moderne talen en interculturele en intersociale uitwisseling. De stichting probeert dat doel te bereiken door te bemiddelen bij het volgen van intensieve cursussen in talen aan taalscholen en het plaatsen van cursisten bij gastgezinnen. Tenminste, dat vermeldt de oprichtingsakte. Wanneer de vrouw overlijdt, stelt de Belastingdienst dat de stichting feitelijk een particulier doel diende. Het vermogen van de stichting is in de ogen van de inspecteur een afgezonderd particulier vermogen (APV). Hij rekent dit APV tot de nalatenschap van de vrouw. Haar zoon en enig erfgenaam is het daarmee oneens. Hij gaat in beroep en beweert voor Rechtbank Den Haag dat de stichting fiscaal niet transparant is. Erflaatster bracht vermogen in De rechtbank stelt vast dat de enige activiteiten van de stichting bestaan uit het beheren en verhuren van vier panden. Uit niets blijkt dat de stichting daarmee haar doelstelling realiseert. Vervolgens constateert de rechtbank dat de vrouw feitelijk de vier panden om niet heeft ingebracht in de stichting. Zij regelde namelijk de financiering van deze panden en stond in privé borg voor de hypotheken van de stichting. De vrouw trok zelfs diverse malen de rente op de hypotheekschuld van de stichting af in haar aangifte inkomstenbelasting. Verhuur aan familieleden De volgende vraag is of het vermogen van de stichting in werkelijkheid voor meer dan 10% een particulier belang dient. Deze situatie doet zich voor als het belang maar een beperkte groep personen, bijvoorbeeld een familie, aangaat. Volgens de rechtbank dient de stichting inderdaad voor meer dan 10% een particulier belang. Zo was de vrouw op het moment van haar overlijden bestuurslid van de stichting. Haar kleinzoon is de voorzitter en penningmeester van het bestuur. Een andere stichting vervult de rol van secretaris. De vrouw was echter weer de voorzitter van het bestuur van die andere stichting. Bovendien verhuurt de stichting haar panden tegen niet-marktconforme huurprijzen aan familieleden van de vrouw. Al met al voldoende redenen om te oordelen dat hier sprake is van een APV, aldus de rechtbank. De inspecteur heeft het vermogen van de stichting dus terecht toegerekend aan de erflaatster. Bron: Rb.Den Haag 15-07-2020 (publicatie 03-08-2020)

Onderneming moet tegen tegenslag bestand zijn

Een verlies is pas fiscaal aftrekbaar als het afkomstig is uit een bron van inkomen. En dat betekent weer dat sprake moet zijn van een objectieve voordeelsverwachting. Daarbij is de gedachte dat een onderneming ook na enige tegenslag nog rendabel is.
Een man richt samen met een ander op 1 januari 2009 een vof op. Deze vof houdt zich bezig met de zogeheten staandwantvisserij. De vof lijdt over de jaren 2009 tot en met 2018 alleen maar verliezen. De Belastingdienst meent daarom dat de staandwantvisserij geen bron van inkomen is en weigert de verliesaftrek. Maar de vennoot stelt dat deze lange periode van aanloopverliezen het gevolg is van tegenslag. Hij noemt daarbij als voorbeelden het starten van een onderneming in crisisjaren en gewijzigde EU-wetgeving voor visserij. Daarnaast wijst hij op een brand die eind 2015 een groot deel van de materialen van de onderneming heeft vernietigd. Objectieve winstverwachting ontbreekt Rechtbank Noord-Holland constateert dat de vof over de jaren 2009 – 2018 een totale omzet heeft behaald van € 37.620. Van dit bedrag heeft € 25.300 betrekking op incidentele baten zoals de verkoop van een boot of vislicentie. Het grote verschil tussen de (normale) omzet en de baten is volgens de rechter niet alleen te verklaren met de oorzaken die de man opgeeft. Bij het drijven van een onderneming hoort namelijk enige tegenslag. De rechtbank vindt dat een ondernemer in staat moet zijn om dat op te vangen. Dat gedurende negen jaren de vof alleen maar verlies heeft geleden, wijst dus op het ontbreken van een objectieve winstverwachting. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een bron van inkomen. De rechter verwerpt daarom de stelling van de man dat hij een onderneming drijft waarvan de verliezen fiscaal aftrekbaar zijn. Bron: Rechtbank Noord-Holland 25-07-2020 (gepubliceerd 31-07-2020)

Beroep op TOZO 2-regeling stuk lager

Ongeveer 85.000 zzp’ers deden een beroep op de TOZO 2-regeling. Dat is een forse daling ten opzichte van de TOZO 1-regeling. Toen ging het om 400.000 zzp’ers. Dat blijkt uit cijfers van het ministerie van Sociale Zaken.
FNV zelfstandigen noemt twee redenen waarom minder aanspraak gedaan wordt op de Tozo 2-regeling. De eerste reden is dat een aantal sectoren weer aan het werk ging zoals kappers, schoonheidsspecialisten en fysiotherapeuten. De tweede reden is dat de partnertoets van kracht is. Veel mensen komen daardoor niet meer in aanmerking voor de regeling omdat hun partner meer dan € 1500 per maand verdient. Maar er zijn nog steeds sectoren die het heel zwaar hebben en dan vooral de kunstensector. Ook denkt FNV zelfstandigen dat steeds meer zzp'ers in loondienst zijn gaan werken.' Bron: BNR, 04-08-2020

© lArcade 2024