Inloggen

Archief

Inschrijving nodig voor kamerverhuurvrijstelling

Uit een recent arrest van de Hoge Raad blijkt dat de inschrijvingseis een harde voorwaarde is voor de kamerverhuurvrijstelling.
Een vrouw verhuurt een gedeelte van haar eigen woning in verschillende periodes van het jaar via Airbnb. Tussen haar en de fiscus ontstaat een geschil over de vraag of de kamerverhuurvrijstelling van toepassing is. De Belastingdienst betwist dit, omdat niet aan de inschrijvingseis is voldaan. Deze eis houdt in dat zowel de verhuurder als de huurder gedurende de tijd van de verhuur als ingezetene op het woonadres ter zake van de woning zijn ingeschreven in de basisregistratie personen. Hof Den Haag oordeelt dat deze inschrijvingseis alleen een bewijsfunctie heeft maar geen harde eis is. De Hoge Raad verwerpt dit standpunt van het hof. De inschrijvingseis is ook een voorwaarde voor toepassing van de kamerverhuurvrijstelling. De inspecteur heeft daarom terecht 70% van de huurinkomsten belast als voordeel uit het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning. Bron: HR 06-11-2020

Prognose levensverwachting: in 2026 lichte stijging

Het CBS verwacht dat de levensverwachting op 65-jarige leeftijd 20,82 jaar zal zijn in 2026. Dit is vrijwel hetzelfde als in de prognose van 2019.
De prognose van het CBS wordt gebruikt voor de vaststelling van de toekomstige AOW-leeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet. Aan de hand van de prognose van de levensverwachting van 65-jarigen in 2026 stelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de AOW-leeftijd voor 2026 vast. Volgens de AOW-wet gaat de AOW-leeftijd in 2024 naar 67 jaar. Voor de jaren daarna wordt de verhoging van de AOW-leeftijd bepaald aan de hand van de prognose van de levensverwachting. Op 8 juli 2020 hebben minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Vijlbrief van Financiën hiervoor het wetsvoorstel Verandering koppeling AOW-leeftijd aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel is op 10 november 2020 aangenomen door de Tweede Kamer. Bron: CBS 6-11-2020

Bewijs ondernemerschap is lastig bij loondienst

Als een ondernemer een groot aantal uren in dienstverband werkt, is het niet erg aannemelijk dat hij nog aan het urencriterium voldoet. Zo ziet Rechtbank Den Haag dat tenminste.
Een man verricht in 2016 bij vier werkgevers werkzaamheden in dienstbetrekking. Dat jaar werkt hij minstens 2.239 uren voor deze werkgevers. Daarnaast drijft hij een eenmanszaak. De man wil voor 2016 de zelfstandigen- en startersaftrek toepassen, maar de ficus gaat niet akkoord. De Belastingdienst stelt dat de man niet voldoet aan het urencriterium. De man gaat in beroep, maar kan zijn geclaimde uren alleen onderbouwen met een Excelbestand. In dit bestand zitten echter nogal wat onduidelijkheden. Verder verwijst de man naar mondelinge overeenkomsten, maar dit is eveneens zwak bewijs. De rechtbank vindt het gezien het grote aantal in dienstbetrekking gewerkte uren onwaarschijnlijk dat de man nog 1.225 uren kon werken in zijn eenmanszaak. De rechter meent daarom dat de man niet voldoet aan het urencriterium. Hij heeft dan ook geen recht op zelfstandigen- en startersaftrek. Bron: Rb. Den Haag 24-09-2020

Het gebruikelijk loon tijdens de coronacrisis

De Belastingdienst heeft tijdens het webinar ‘Coronavirus fiscale maatregelen en de gevolgen’ vragen van deelnemers beantwoord over het gebruikelijk loon.
Het webinar ging onder andere over de gevolgen van de coronamaatregelen voor de loonheffingen, inkomsten- en vennootschapsbelasting en de invordering. De Belastingdienst heeft een aantal vragen met antwoorden gepubliceerd. 1. Een aanmerkelijkbelanghouder mag in 2020 zijn gebruikelijk loon evenredig verlagen aan de omzetdaling. Kan dit ook als de omzet van de bv bestaat uit een management fee? Het gaat om de omzetdaling van de bv waarvoor de dga arbeid verricht. Bestaat de omzet van deze bv uit een management fee, ga dan hiervan uit. Het gebruikelijk loon voor het jaar 2020 kan als volgt berekend worden: Gebruikelijk loon 2020 = A x B/C A = het gebruikelijk loon over 2019 B = de omzet over de eerste 4 kalendermaanden van 2020 C = de omzet over de eerste 4 kalendermaanden van 2019 Meer informatie staat in onderdeel 6.3 van Besluit noodmaatregelen coronacrisis. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-50987.html 2. Hoe stel je het gebruikelijk loon vast als de omzetdaling na april plaatsvindt? Als de omzetdaling pas vanaf mei plaatsvindt, kan het gebruikelijk loon niet lager vastgesteld worden op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis. Het gebruikelijk loon kan indien gewenst wel via vooroverleg afgestemd worden met de inspecteur. 3. Mag een bv die dit jaar gestart is een lager gebruikelijk loon toekennen aan een dga? Voor een bv die dit jaar is gestart kan het gebruikelijk loon niet lager vastgesteld worden op grond van Besluit noodmaatregelen coronacrisis. Bij een startende onderneming mag men in sommige gevallen het gebruikelijk loon wel lager vaststellen. Meer informatie hierover staat in paragraaf 16.1 van Handboek Loonheffingen. https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoversti... 4. Een dga is in dienstbetrekking bij de holding en de werkmaatschappij. De holding betaalt het loon aan de dga op grond van de doorbetaaldloonregeling. De dga wil zijn gebruikelijk loon verlagen op grond van het besluit. Welke omzet gebruikt hij? Als de werknemer een aanmerkelijk belang heeft in de werkmaatschappij, kan het gebruikelijk loon als volgt vastgesteld worden op basis van het besluit: Voor de werkzaamheden die de dga verricht voor de werkmaatschappij, gaat men uit van de omzet van de werkmaatschappij. Voor de werkzaamheden die de dga verricht voor de holding (exclusief de werkzaamheden voor de werkmaatschappij), gaat men uit van de omzet in de holding (exclusief het doorbetaalde loon). 5. Mag een dga een zakelijke lening afsluiten bij zijn bv als de dga zijn loon heeft verlaagd op basis van het besluit? De voorwaarden in Besluit noodmaatregelen coronacrisis staan niet in de weg aan het afsluiten van een lening op zakelijke voorwaarden. Daarbij is van belang dat de lening geen verband heeft met de aanpassing van het gebruikelijk loon. In paragraaf 6.3 van het besluit staan drie voorwaarden: De rekening-courantschuld of het dividend neemt niet toe als gevolg van het lagere gebruikelijk loon. Als de AB-werknemer feitelijk meer loon heeft genoten, dan geldt dat hogere loon. De goedkeuring geldt niet voor zover de omzet in het jaar 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken, zoals oprichting, staking, fusie, splitsing en bijzondere resultaten. 6. Mag een dga gebruikmaken van een rekening-couranttegoed? Als een dga zijn loon lager vaststelt op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis, mag de rekening-courantschuld niet toenemen. Dit is één van de voorwaarden die is genoemd in het besluit. Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 9-11-2020

Wettelijke omschrijving arbeidsovereenkomst doorslaggevend

Volgens de Hoge Raad is de bedoeling van partijen niet van belang bij de beoordeling of een afspraak over het verrichten van werkzaamheden een arbeidsovereenkomst is. Van belang is of de tussen de partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.
Een vrouw neemt met behoud van haar uitkering deel aan het traject ‘participatieplaatsen’. In dat kader sluit de vrouw twee keer achter elkaar plaatsingsovereenkomsten, telkens voor de duur van zes maanden. De vrouw meent dat ze als servicedeskmedewerker bij de gemeente op grond van de tweede plaatsingsovereenkomst een arbeidsovereenkomst met de gemeente is aangegaan. In een juridische procedure stelt zij dat zij hetzelfde werk verrichtte als de betaalde medewerkers in dezelfde functie. Er is volgens haar sprake van een gewone arbeidsovereenkomst. Daarmee zou zij recht hebben op nabetaling van het bij de door haar uitgevoerde functie behorende loon. Het hof ging niet mee in de stelling dat de vrouw werkzaam was geweest op basis van een arbeidsovereenkomst. Het hof overwoog onder meer dat de vrouw niet hetzelfde takenpakket uitvoerde als haar betaalde collega’s. Verder overwoog het hof dat het bij de plaatsing van de vrouw in het participatietraject niet de bedoeling van partijen was geweest om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. De vrouw stelde daarom beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. A-G De Bock ging in haar conclusie uitgebreid in op de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst en het begrip gezagsverhouding. Zij adviseerde de Hoge Raad om de uitspraak van het hof te vernietigen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de bedoeling van partijen ten onrechte ook van belang heeft geacht voor de vraag of tussen de gemeente en de vrouw een arbeidsovereenkomst bestaat. Volgens de Hoge Raad is niet van belang of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de arbeidsrelatie onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. De uitspraak van het hof blijft in stand ook al is het hof op dit punt uit gegaan van een onjuiste maatstaf. Het hof heeft namelijk vervolgens de juiste maatstaf toegepast door te beoordelen of de afspraak over het verrichten van werkzaamheden de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst. Hierdoor wordt de uitspraak zelfstandig gedragen door de beoordeling op basis van die juiste maatstaf en maakt het toepassen van de verkeerde maatstaf niet dat de uitkomst niet in stand kan blijven. Kortom, de beslissing van het hof dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst blijft in stand. Bron: HR 06-11-2020

© lArcade 2024