Inloggen

Archief

Accountantscontrole NOW-regeling vaak ontoereikend

Uit een review die de Auditdienst Rijk (ADR) heeft uitgevoerd op accountantscontroles bij de NOW-regeling blijkt dat een derde van die controles ontoereikend was. Dit schrijft minister Van Gennip (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer.
In deze brief informeert de minister de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de subsidievaststellingen van de NOW-1 en 2, het proces rondom het terugbetalen van teveel ontvangen NOW-voorschotten en de uitkomsten van de door de ADR uitgevoerde reviews van accountantsverklaringen. Als onderdeel van het toezicht op de NOW is door de ADR een review uitgevoerd op accountantscontroles bij de NOW-regeling. De ADR heeft 25 reviews uitgevoerd bij accountants die een verklaring bij een vaststellingsaanvraag van de NOW-1 of NOW-2 hebben afgegeven. Deze reviews zijn aselect geselecteerd. De doelstelling van deze review was enerzijds de kwaliteit van de door accountants uitgevoerde werkzaamheden te onderzoeken en anderzijds de mogelijkheden onderzoeken tot verbetering en of verduidelijking van het vaststellingsproces waaronder de accountantswerkzaamheden. Van de 25 reviews heeft de ADR er 17 afgerond met de conclusie dat de werkzaamheden door de accountant toereikend zijn uitgevoerd terwijl dit bij acht reviews heeft geleid tot de conclusie ‘ontoereikend’. Dat er bij een derde van de reviews het oordeel ontoereikend is toegekend, vindt de minister teleurstellend. Het ADR-onderzoek is aanleiding om te kijken of er nog verbeteringen doorgevoerd kunnen worden in het verdere vaststellingenproces voor de volgende NOW-tranches. Te veel ontvangen NOW-subsidievoorschot dient uiteindelijk terugbetaald te worden. UWV stelt zich bij die terugbetaling zeer coulant op. Een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de terug te betalen NOW-steun zou onrechtvaardig zijn tegenover alle werkgevers die de te veel ontvangen NOW-subsidie wel hebben terugbetaald of werkgevers die door het moreel appel bewust geen aanspraak hebben gemaakt op de subsidie en hebben ingeteerd op eigen vermogen. Natuurlijke personen (ook ondernemers die bijvoorbeeld na beëindiging van de rechtspersoon, privé aansprakelijk zijn voor zakelijke schulden) kunnen zich voor schuldhulpverlening wenden tot de gemeente. Rechtspersonen kunnen gebruik maken van schuldhulpverlening via een WHOA-traject (Wet Homologatie Onderhands Akkoord). Op basis hiervan kan de rechtbank een onderhands akkoord tussen een onderneming en zijn schuldeisers en aandeelhouders goedkeuren (homologeren), als daarmee het faillissement van de schuldenaar kan worden voorkomen. Flankerend bij de WHOA is het TOA-krediet (Time-out-arrangement) geïntroduceerd, voor ondernemers die met gebruikmaking van de WHOA hun bedrijf doorstarten. Het initiatief hiertoe ligt bij de werkgever en de gemeente. Als een ondernemer er met de NOW-schulden echt niet uitkomt, kan hij overwegen om dit traject in gang te zetten. De NOW-schulden vormen dan een onderdeel van het homologatieakkoord. Bron: Min. SZW, 09-05-2022

Geen versnelde afschrijving goodwill voor oudere ondernemer

Een dga brengt de onderneming van zijn bv in zijn eenmanszaak in en bedingt daarbij een vergoeding voor goodwill. Deze vergoeding mag niet zien op persoonlijke goodwill. Persoonlijke omstandigheden kunnen daarom geen reden zijn om de fiscale afschrijving over de goodwill te versnellen.
Een man heeft tot zijn 65ste bij een accountantskantoor gewerkt. Hij exploiteert na zijn pensionering een aangiftepraktijk in een eigen bv. Deze activiteiten zet hij in 2015 voort als eenmanszaak. Daarbij ontvangt zijn bv een bedrag van € 30.000 voor de overname van de activiteiten en klanten. De man activeert dit bedrag aan goodwill op de fiscale balans van zijn eenmanszaak. In de jaren 2015 tot en met 2017 trekt hij steeds € 10.000 af als afschrijving op de goodwill. Na het houden van een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat dit niet terecht is. Bovendien heeft de ondernemer € 2.000 aan huisvestingkosten opgevoerd, terwijl zijn werkruimte niet voldoet aan de voorwaarden voor fiscale aftrek. De fiscus past dan ook de nodige correcties toe. Vervolgens krijgt de man navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes van 25% opgelegd. Hij gaat daartegen in beroep. De fiscale wetgeving bepaalt dat ondernemers in principe maximaal 10% van de aanschaffingskosten van goodwill mogen afschrijven, zo redeneert Rechtbank Noord-Holland. Maar de ondernemer beweert dat hij de goodwill vanwege zijn hoge leeftijd en slechte gezondheid in drie jaar mocht afschrijven. De rechtbank gaat er echter van uit dat een zakelijke prijs is betaald voor de goodwill. Deze goodwill moet losstaan van de eigen kwaliteiten van de man. Persoonlijke goodwill is immers onlosmakelijk verbonden met de ondernemer en dus niet over te dragen. Fiscale activering van de persoonlijke goodwill is daarom niet mogelijk. Maar de man noemt alleen maar redenen voor afwaardering naar lagere bedrijfswaarde die hem persoonlijk aangaan. De inspecteur heeft daarom terecht de afschrijving van de goodwill gecorrigeerd. Bron: Rb. Noord-Holland 26-01-2022 (gepubl. 25-04-2022)

Aanpassing minimumloon per 1 juli 2022

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de regeling tot aanpassing wettelijke minimumloon per 1 juli 2022 gepubliceerd.
Het onafgeronde aanpassingspercentage komt uit op 1,826%. Het afgeronde aanpassingspercentage is 1,81%. Na de (wettelijke) afronding bedraagt het bruto wettelijk minimumloon per 1 juli 2022 € 1.756,20 (per 01-01-2022: € 1.725,00) per maand, € 405,30 (per 01-01-2022: € 398,10) per week en € 81,06 (per 01-01-2022: € 79,62) per dag. Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden de bedragen van het wettelijk minimumjeugdlonen. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar de geldt een andere tabel. De tabellen zijn op 5 mei 2022 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2022, 11945) Bron: Min. SZW 26-04-2022

Ontbreekt naam in contract? Winstcorrectie en naheffing btw!

Als uit de overeenkomsten van opdracht niet blijkt dat de werkzaamheden zijn verricht, riskeert de ondernemer correcties van de afgetrokken kosten en/of naheffing van btw. Het kan zelfs zo zijn dat zijn ondernemerschap ter discussie komt te staan.
Een man was in 2014 in loondienst bij een bedrijf. Daarnaast exploiteerde hij een eenmanszaak, waarbij zijn activiteiten bestonden uit het geven van workshops op het gebied van Audio en Hifi. De partner van de man was de beherende vennoot in een cv. In 2014 begon de man met het ontwikkelen van een applicatie voor de mobiele telefoon. De ontwikkeling van de applicatie was uitbesteed aan een Limited (Ltd) in India. De zwager van de man nam via zijn eenmanszaak voor een derde deel in de ontwikkeling van de applicatie. Verder sloot de man een overeenkomst van opdracht met de cv van zijn partner. De cv gaf onder andere advies over de zakelijke concepten die de eenmanszaak ontwikkelde. De cv bracht maandelijks de gewerkte uren in rekening aan de eenmanszaak. Daarbij werden de facturen geboekt in de rekening-courant tussen de cv, de man en zijn partner. De eenmanszaak heeft van 2014 tot en met 2019 geen omzet gedraaid. De man gaf daarom steeds een verlies op. Ook droeg hij geen btw af, maar vroeg wel de voorbelasting terug. De inspecteur was het daarmee niet eens. Daarom corrigeerde hij de kosten van uitbesteed werk, de geclaimde zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Ook hief hij een groot deel van de in 2014 afgetrokken voorbelasting terug. De man tekende beroep aan tegen deze correcties en naheffingsaanslagen. Hij weet voor Hof Amsterdam echter niet goed te onderbouwen dat de werkzaamheden zijn verricht. De man overlegt verschillende versies van functionaliteitsbeschrijvingen van de applicatie. Maar deze zijn allemaal voorzien van het logo van de Ltd. De namen van de man, zijn partner of de cv staan er niet op. De man overlegt evenmin andere stukken waaruit de werkzaamheden van zijn partner blijken. De correcties door de fiscus zijn terecht, aldus het hof. In een andere procedure oordeelt het hof dat de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht is opgelegd. De cv heeft ten onrechte btw aan de eenmanszaak in rekening gebracht. Bovendien heeft de cv de gefactureerde btw niet afgedragen. Daardoor kan de inspecteur kiezen of hij de btw naheft van de cv of van de eenmanszaak. In deze zaak speelt ook een rol dat de partner van de ondernemer beherend vennoot van de cv is. Daardoor oordeelt het hof dat de man niet zorgvuldig genoeg heeft gehandeld. Bron: Hof Amsterdam 29-03-2022 (gepubl. 04-05-2022)

Zonder onderneming valt er niets geruisloos in te brengen

Een ondernemer kan de activiteiten van zijn vof niet geruisloos inbrengen in een bv als hij zoveel activiteiten heeft afgestoten dat hij geen materiële onderneming meer drijft.
Een man gaat op 20 juli 2011 een vof aan met zijn echtgenote. Het echtpaar drijft in deze vof een restaurant met bed and breakfast. Een en ander vindt plaats in een pand, dat de vof huurt van de schoonouders van de man. Op 14 december 2017 geeft het echtpaar in eigen beheer een kookboek uit met recepten die in de keuken van het restaurant zijn ontwikkeld. Op 28 september 2018 stellen de echtgenoten een intentieovereenkomst op. Zij willen met tot 1 januari 2018 terugwerkende kracht de activiteiten van de vof inbrengen in een bv. Maar de vof heeft op 2 juni 2018 de activiteiten van het restaurant en bed and breakfast gestaakt. Daarnaast heeft de schoonmoeder van de man op 7 september 2018 een verkoopovereenkomst ondertekend met betrekking tot het pand. De echtgenoten beginnen in 2018 wel met het geven van kookworkshops en later horeca-consultancywerkzaamheden. Latere activiteiten vormen geen voortzetting van bedrijf Wanneer de vennoten de resterende activiteiten van de vof inbrengen in een bv, willen zij dat fiscaal geruisloos doen. Maar de fiscus wijst dat verzoek af. De inspecteur stelt dat de resterende activiteiten van de vof geen onderneming meer vormen. Daarop gaat de man in beroep. De rechtbank constateert dat alleen de exploitatie van het kookboek en de kookworkshops zijn ingebracht. Deze activiteiten zijn los van het restaurant en de bed and breakfast niet aan te merken als een onderneming in materiële zin, aldus de rechtbank. De echtgenoten wijzen op de consultancywerkzaamheden die zij hebben verricht. Maar dat was pas na het overgangstijdstip. Deze werkzaamheden vormen dus geen voortzetting van de oude onderneming. Daardoor is hier geen geruisloze inbreng van een onderneming mogelijk. De inspecteur heeft dus de toepassing van deze faciliteit terecht geweigerd. Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 april 2022 (gepubliceerd 2 mei 2022)

© lArcade 2024