Inloggen

Archief

Pakket Belastingplan 2018

Zoals verwacht is er op Prinsjesdag een bescheiden pakket Belastingplan 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Belastingpakket omvat dit jaar de volgende wetsvoorstellen: Belastingplan 2018, Overige fiscale maatregelen 2018, Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling en de Wet afschaffing van de btw-landbouwvrijstelling. De belangrijkste maatregelen
Inkomstenbelasting EIA wordt met 0,5 procentpunt verlaagd ter dekking van het uitoefenen van aandelenopties die door innovatieve start-ups aan hun werknemers zijn verstrekt. Wijziging partnerbegrip: kinderen voor wie een pleegzorgvergoeding wordt verstrekt of in het verleden werd verstrekt, op verzoek niet als partner worden aangemerkt voor de inkomstenbelasting en voor de toeslagen. Mobiliteitsprojecten: vrijstelling voor voordelen uit specifieke projecten. Verlenging geldigheidsduur vrijstelling pleegzorgvergoedingen tot 1 januari 2019. Verlenging geldigheidsduur multiplier giftenaftrek met een jaar tot 1 januari 2019 (in verband met controversieel verklaren evaluatie). Tijdklemmen: wettelijk vastlegging dat tijdklemmen voor Brede Herwaarderingskapitaalverzekering ook zijn vervallen. Loonbelasting Afschaffen fictieve dienstbetrekking voor niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap. Uitbreiding toepasbaarheid alleenstaande ouderenkorting op Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen in de loonheffing. Pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen geldt ook voor aandelenoptierechten die nog niet onvoorwaardelijk waren vóór het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met de werknemer is beëindigd. Beperking toepassing heffingskortingen buitenlandse belastingplichtigen vanaf 2019. Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Om de administratieve lasten voor S&O-inhoudingsplichtigen te verlichten, wordt voorgesteld het mogelijk te maken dat de mededeling aan de Minister van Economische Zaken over alle in een kalenderjaar afgegeven S&O-verklaringen gezamenlijk wordt gedaan. Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen Om te voorkomen dat inkomensstijgingen van de voormalige partner of medebewoner na diens vertrek kunnen doorwerken in het recht op toeslag van de belastingplichtige wordt de 10%-regeling opnieuw ingevoerd. Als het toetsingsinkomen tenminste 10% lager is, wordt dit bijgesteld. Vennootschapsbelasting Dubbele zakelijkheidstoets bij uiteindelijke derdenfinanciering. Uitvoering motie Van Vliet: dubbele verliesneming bij de afwaardering van een vordering buiten een fiscale eenheid (voor de vennootschapsbelasting) maar binnen een concern wordt onmogelijk gemaakt, met als uitgangspunt dat afwaardering van fiscale vorderingen ten laste van de fiscale winst mogelijk blijft. Aanpassing liquidatieverliesregeling. Aanpassing berekening voorkomingswinst bij interne gebruiksvergoedingen binnen fiscale eenheid. Country-by-country reporting bij niet-tijdige implementatie door andere landen: landen kunnen toestaan dat het landenrapport toch wordt ingediend door de uiteindelijke moederentiteit in het land waarin zij fiscaal gevestigd is. Nederlandse groepsentiteiten zijn dan niet langer verplicht om, mits aan nadere voorwaarden wordt voldaan, het landenrapport te verstrekken aan de inspecteur. Dividendbelasting De FBI wordt als inhoudingsplichtige alsnog uitgesloten van de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor opbrengsten die worden uitgekeerd aan (deels) vrijgestelde lichamen. Kansspelbelasting Tarief wordt tijdelijk verhoogd naar 30,1%. Na zes maanden na inwerkingtreding gaat het tarief terug naar 29%. Aangifte: Er kan per maand of per kwartaal aangifte worden gedaan indien is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. Omzetbelasting Aanscherping definitie geneesmiddelen: alleen producten die na goedkeuring van de daartoe bevoegde autoriteiten als geneesmiddel in de handel mogen worden gebracht, vallen onder het verlaagde btw-tarief. Aanpassing tariefbepalingen omzetbelasting met betrekking tot zeeschepen: de vrijstelling wordt aangepast aan de BTW-Richtlijn. Erf- en schenkbelasting Verdeling huwelijksvermogensgemeenschap, schenkbelasting: De hoofdregel wordt dat zowel het aangaan van huwelijkse voorwaarden als het wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk tot heffing van schenkbelasting leidt. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen Waardevermindering: in bepaalde situaties mag in plaats van de forfaitaire afschrijvingstabel worden uitgegaan van de werkelijke waardevermindering van auto’s. Belastingen op milieugrondslag Heffing afvalstoffenbelasting bij verwijdering buiten Nederland. Tijdelijke verhoging tarieven energiebelasting in verband met Energieakkoord. Uitbreiding stadsverwarmingsregeling. Algemene wet inzake rijksbelastingen Einde boetematging van twee jaar bij inkeerregeling; er wordt voorzien in overgangsrecht op grond waarvan de huidige inkeerregeling van toepassing blijft op aangiften, inlichtingen, gegevens of aanwijzingen met betrekking tot aangiften die vóór 1 januari 2018 zijn gedaan of hadden moeten zijn gedaan. Invorderingswet 1990 Nieuwe aansprakelijkheidsbepaling voor pand- en hypotheekhouders en executanten ter veiligstelling van de omzetbelasting. Vereenvoudigen derdenbeslag. Vervallen schorsende werking fiscaal verzet: fiscaal verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel schorst niet langer de tenuitvoerlegging van dat dwangbevel. Uitbreiding mededelingsplicht bodemzaak: er wordt een mededelingsplicht gelijkend op die van pandhouders en overige derden geïntroduceerd voor belastingschuldigen. Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling De inhoudingsvrijstelling voor deelnemingsdividenden wordt uitgebreid naar deelnemingsverhoudingen waarbij de aandeelhouder die het belang onmiddellijk houdt is gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten. Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling     Regeling wordt per 1 januari 2018 afgeschaft. Bron: Belastingplan 2018 en overige fiscale wetsvoorstellen inhoudingsvrijstelling (nr. 34788)

25 procent of 22 procent?

Per 1 januari 2017 is de bijtelling voor nieuwe auto’s verlaagd naar 22%. Volgens Rechtbank Den Haag levert het geen ongeoorloofde ongelijke behandeling op dat dit lagere percentage niet geldt voor auto’s die voor die datum op naam zijn gesteld.
Een werkgever stelt, mede voor privégebruik, een auto ter beschikking aan zijn werknemer. De auto heeft als datum eerste toelating op de weg 20 oktober 2016. Voor de auto geldt een bijtellingspercentage van 25%. De werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van ongeoorloofde ongelijke behandeling van gelijke gevallen dat, op grond van het overgangsrecht, een bijtelling van 25% van toepassing blijft. Dit terwijl voor een identieke auto met datum eerste toelating na 31 december 2016 een bijtelling voor privégebruik van 22% geldt. Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een in de wet opgenomen ongeoorloofde ongelijke behandeling. De keuze voor een verlaging vanaf 1 januari 2017 voor nieuwe auto’s is, zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis, mede ingegeven door het feit dat nieuwe auto’s in het algemeen een lager brandstofverbruik hebben dan oude auto’s van hetzelfde type en daarmee zuiniger zijn. Hierdoor is het lagere bijtellingspercentage alleen van toepassing op nieuwe auto’s. Dat als nieuwe auto’s gelden auto’s van na 31 december 2016 is op zich niet discriminatoir. De wetgever wil de bijtelling minder CO2-afhankelijk maken door stapsgewijs naar één nieuw bijtellingspercentage te gaan. De keuze is ook niet van alle redelijkheid ontbloot. Door het percentage van 25% te handhaven voor auto’s van vóór 1 januari 2017 blijft de duidelijkheid in het bijtellingspercentage voor meerdere jaren gehandhaafd. De rechtbank oordeelt verder dat er geen sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het ongestoord genot van eigendom. De heffing is ‘lawful’ doordat hij is opgenomen in de overgangsregeling van de Wet LB 1964. De bepaling is voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar in de uitoefening. Bovendien is er sprake van een ‘fair balance’ tussen de betrokken belangen. De overgangsregeling ontbeert niet elke redelijke grond en de werknemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt getroffen door een individuele en buitensporige last. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Bron: Rb. Den Haag 5-09-2017

Hogere looneisen 2018

De bonden komen volgend jaar met hogere looneisen. FNV zet in op 3,5% met een minimum van € 1.000 per jaar. CNV Vakmensen komt niet met een centrale looneis, maar stemt haar eis af op de situatie in een bedrijfstak, sector of bedrijf. In de praktijk kan dat looneisen van drie tot vier procent per jaar betekenen.
Naast een looneis zetten de bonden in op een reeks andere zaken. Een belangrijk aandachtspunt voor CNV Vakmensen is de persoonlijke ontwikkeling van werknemers. Collega vakbond FNV wil werk maken van 'echte banen' en een betere afweging tussen vast, flex en zzp. Belangrijk punt hierbij is het duurder maken van flexwerk door alle werknemers onder de cao te brengen. Daarnaast wil de vakbond een eerlijker verdeling van het werk tussen de generaties. De vakbond wil het generatiepact, waarover onder andere in de metaalsector, bij Tata Steel, in ziekenhuizen en bij gemeenten afspraken zijn gemaakt verder doorzetten. Hiermee krijgen volgens FNV jongeren een echte baan, doordat ouderen minder kunnen werken. Bron: FNV 18-09-2017; CNV Vakmensen 16-09-2017

Geen andere uitleg van kwaadwillenden

De Belastingdienst blijft tot 1 juli 2018 alleen zzp'ers en bedrijven aanpakken die kwaadwillend zijn en bewust schijnconstructies laten bestaan. Andere opdrachtgevers en zzp'ers hoeven niet voor naheffingen en boetes te vrezen. Het FD meldde op 15 september 2017 op basis van een interne memo dat de fiscus strenger wil optreden tegen bedrijven die de fout ingaan met het inhuren van zzp'ers dan staatssecretaris Eric Wiebes (Financiën) eerder voorstelde. Maar dit is volgens het ministerie van Financiën niet het geval.
Bedrijven die zelfstandigen inhuren, kunnen dat sinds mei 2016 regelen via zogenoemde modelovereenkomsten. Die moeten voorkomen dat er onduidelijkheid is over de verhouding tussen de opdrachtgever en -nemer, en dat er in feite sprake is van een verkapt dienstverband. Maar omdat er nog wat haken en ogen aan de Wet DBA zitten, is eerder besloten tot juli 2018 geen maatregelen te nemen tegen bedrijven of zzp'ers die in de fout gaan. Tenzij ze, zoals Wiebes het noemt, ‘evident kwaadwillend’ zijn. ‘Voor iedereen die zich normaal gedraagt in dit land, is de handhaving opgeschort tot de volgende zomer’, stelt staatssecretaris Eric Wiebes (Financiën) in een reactie. ‘Dat geeft dus zekerheid dat mensen gewoon kunnen werken als opdrachtgever en als opdrachtnemer.’ ‘Ook als je een overeenkomst hebt waar je je niet aan houdt en er wel een dienstbetrekking is, dan is er nog een aparte toets of je een evident kwaadwillend bent.’ Volgens de staatssecretaris gaat het om een zeer beperkt aantal partijen die echt aan zijn definitie van kwaadwillend voldoen. Hij benadrukt dat iemand ‘een heleboel streken’ moet hebben uitgehaald om als kwaadwillend aangemerkt te worden. Op dit moment wordt volgens de staatssecretaris een beperkt aantal opdrachtgevers door de Belastingdienst onderzocht. Dit zijn volgens Wiebes ‘die zich even anders gedragen’ dan in het FD-artikel werd gesuggereerd en betreft het echt gevallen die grenzen aan fraude en maatschappelijk ontwrichtend zijn. Hij benadrukt dat opdrachtgevers en -nemers die het nog niet helemaal volgens de modelovereenkomst zouden doen, niet te maken krijgen met boetes en naheffingen. In de memo staat dan ook volgens hem beslist iets anders dan in het FD is opgetekend. De omschrijving van kwaadwillenden is nog precies zoals in de Kamerbrief is gemeld. ’En zo doet de Belastingdienst het ook’, aldus de staatssecretaris. Bron: Div.media 15-09-2017

Beëindigingsvergoeding behoort tot de belastbare winst

Indien een beëindigingsvergoeding wordt ontvangen in verband met het voortijdig beëindigen van een overeenkomst die in het kader van een onderneming is aangegaan, dan behoort die gehele vergoeding tot de belastbare winst uit onderneming.
Een cardioloog was binnen een maatschap werkzaam voor een ziekenhuis. De samenwerking tussen de cardioloog en zijn maten en het ziekenhuis werd in maart 2011 beëindigd. In verband met de voortijdige beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst ontving de cardioloog een vergoeding van in totaal € 750.000. Een deel van deze vergoeding zag op een vergoeding voor de overdracht van de praktijk. Niet in geschil was dat dit deel van de vergoeding tot de belaste winst uit onderneming behoorde. De cardioloog stelde dat de resterende € 566.000 opgebouwd was uit een vergoeding voor het beëindigen van een toelatingsovereenkomst van € 353.000 en een vergoeding van € 213.000 voor de beëindiging van de overeenkomst inzake cardiologie (dotterovereenkomst) en dat het hierbij ging om onbelaste schadevergoedingen. Volgens de inspecteur behoorden ook deze vergoedingen tot de belastbare winst uit onderneming. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde de inspecteur in het gelijk. Volgens de rechtbank was de cardioloog de toelatings- en dotterovereenkomst aangegaan in het kader van zijn onderneming. Dat betekende volgens de rechtbank dat de onderneming van de cardioloog hem tot deze voordelen in staat had gesteld, zodat de door de cardioloog ontvangen vergoedingen deel uitmaakten van de winst uit onderneming. De rechtbank overwoog nog dat hier geen sprake was van vergoedingen voor geleden inkomensschade. Als de cardioloog de vergoedingen niet als compromis had ontvangen, maar met tussenkomst van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, dan was dit volgens de rechtbank niet anders geweest. De ontvangen beëindigingsvergoeding behoort geheel tot de belastbare winst. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-08-2017

© lArcade 2024