Inloggen

Archief

Aanpassing vergoeding werkgeverslasten bij loonkostensubsidie

De vergoeding voor werkgeverslasten bij loonkostensubsidie wordt per 1 januari 2018 verhoogd van 23 naar 23,5%. De vergoeding wordt jaarlijks herzien naar aanleiding van de vaststelling van de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient in de marktsector.
In art. 1 Regeling loonkostensubsidie Participatiewet is de hoogte vastgelegd van de vergoeding voor werkgeverslasten zoals genoemd in art. 10d lid 4 en 5 Participatiewet. Die vergoeding bedraagt een percentage van de loonkosten waarover loonkostensubsidie (art. 10d lid 1 Participatiewet) wordt verstrekt. De vergoeding bestaat uit een uniform tarief dat omwille van de eenvoud en uitvoerbaarheid voor alle sectoren geldt. Het percentage is gebaseerd op de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient in de marktsector, zoals vastgelegd in de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (werkgeversbijdrage kinderopvang), de Zorgverzekeringswet (inkomensafhankelijke bijdrage) en de gemiddelde pensioenpremie zoals berekend door het Centraal Planbureau voor de Macro Economische Verkenningen. Bron: Min SZW, 22 november 2017

Telefonisch horen geen recht

Bestuursorganen zijn niet verplicht om belastingplichtigen op hun verzoek telefonisch te horen. Het weigeren hiervan leidt volgens Hof Amsterdam niet tot schending van de hoorplicht.
Een man maakte bezwaar tegen de WOZ-waarde van de tot zijn nalatenschap behorende woning. Hij heeft daarbij verzocht om telefonisch te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft dat geweigerd, en alleen een horen in persoon aangeboden. In bezwaar heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden. Hof Amsterdam overweegt dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat in de ogen van de wetgever de voor een bezwaarbehandeling noodzakelijke zorgvuldigheid niet, althans niet in alle gevallen, kan worden gewaarborgd indien het horen per telefoon geschiedt. Het uitgangspunt is daarom horen in persoon. Uit de parlementaire geschiedenis kan verder worden afgeleid dat een uitzondering op dit uitgangspunt onder omstandigheden mogelijk is. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is de toestemming van de belastingplichtige. Een belastingplichtige heeft dus recht op een horen in persoon, maar kan instemmen met een horen per telefoon. Volgens het hof heeft een belastingplichtige geen afdwingbaar recht op horen per telefoon. De heffingsambtenaar heeft in de onderhavige kwestie volgens het hof voldoende argumenten aangevoerd waarom hij geen uitzondering wenste te maken op de hoofdregel (het beleid) om in persoon te horen. De beslissing om niet telefonisch te horen is volgens het hof niet in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Bron: Hof Amsterdam 24-08-2017

Schijnconstructie bij PostNL?

Volgens vakbond FNV heeft PostNL door middel van een schijnconstructie pakketsorteerders in de depots Waddinxveen, Amersfoort en Goes jarenlang onderbetaald. De postsorteerders eisen een nabetaling van € 5 miljoen.
Volgens de vakbond worden de werknemers niet betaald volgens de PostNL-cao. Ze zijn de tewerkgesteld via een constructie met een uitzend-bv als onderaannemer die weer personeel inhuurt van een ander uitzendbureau. Op deze wijze zou PostNL de uitzend-cao ontwijken en de werknemers slechts het wettelijk minimumloon betalen. Volgens de FNV zou ook de Inspectie SZW de constructie als onwettig hebben bestempeld. Op 5 december is door Poolse sorteerders bij PostNL op het hoofdkantoor in Den Haag een zogenoemde WAS-brief overhandigd. WAS verwijst hier naar de Wet aanpak schijnconstructies. Op grond van die wet kan een opdrachtgever aansprakelijk worden gesteld voor onderbetaling. Bron: FNV, 4 december 2017

Loonheffing wel ingehouden, niet afgedragen

Volgens de Hoge Raad komt de vraag of een dga te kwader trouw is niet meer aan de orde als de bv wel loonheffing heeft ingehouden met het oogmerk deze af te dragen. De Hoge Raad volgt hiermee de conclusie van advocaat-generaal Niessen.
Een werknemer van een bv was van augustus 2009 tot begin september 2010 dga. Tot eind april 2012 was hij directeur en vanaf mei 2012 was hij als medewerker werkzaam voor de bv. Hij ontvangt tot juni 2012 loon van de bv. De bv raakt in 2010 in liquiditeitsproblemen en besluit om de ingehouden en afgezonderde bedragen aan loonbelasting niet af te dragen. De bv doet tot en met oktober 2012 maandelijks aangifte. Begin december 2012 is de bv failliet verklaard. De inspecteur verrekent geen loonheffing als voorheffing met de IB/PVV over 2011 en 2012 van de werknemer. In geschil voor het hof is of de inspecteur de verrekening terecht achterwege heeft gelaten. Het hof oordeelt dat partijen terecht hebben geconcludeerd dat de bv de loonheffing heeft ingehouden, omdat de bv de bedoeling had om tot afdracht over te gaan van de daartoe afgezonderde bedragen, zodra de liquiditeitspositie dit zou toelaten. Omdat loonheffing is ingehouden, wordt deze volgens het hof verrekend met de aanslagen IB/PVV van de werknemer. Aan de vraag of de werknemer te goeder trouw was, wordt niet toegekomen. Tegen deze uitspraak was de staatssecretaris in cassatie gegaan. De Hoge Raad verklaart dit cassatie beroep onder verwijzing naar de conclusie van de advocaat-generaal echter ongegrond. Bron: HR 1-12-2017

Werknemer ervaart stress bij beoordelingsgesprek

Uit onderzoek blijkt dat veel werknemers (34%) het beoordelings- of functioneringsgesprek een stressvolle aangelegenheid vinden. In 28% van de gevallen nemen zwaktes en verbeterpunten namelijk de overhand. Slechts een klein deel van de werknemers (16%) zegt dat de focus op talenten en kwaliteiten ligt. Een groot deel van de werknemers (35%) ziet graag meer aandacht voor de ontwikkelmogelijkheden.
De frequentie waarmee werknemers beoordeeld worden is laag. Bijna een kwart van de Nederlandse werknemers (22%) krijgt zelfs helemaal geen functioneringsgesprek met hun manager, 47% krijgt maar eens per jaar een evaluatie. De kwaliteit van dit gesprek laat echter vaak te wensen over. Slechts een klein deel van de organisaties (8%) heeft het functioneren ingericht als continu proces, terwijl werknemers dit juist wel willen. Bijna een derde (30%) wil dat de beoordeling een continu proces wordt. Wanneer het functioneringsgesprek maar eens per jaar plaatsvindt, blijkt het lastig om de prestaties van het gehele jaar te evalueren. Bijna één op de vijf werknemers (19%) zegt dat voornamelijk de prestaties van het laatste half jaar centraal staan in het gesprek. Volgens 16% ligt het zwaartepunt zelfs alleen op het laatste kwartaal. De prestaties van het begin van het jaar krijgen volgens hen dus weinig aandacht. In 64% van de gevallen lukt het wel om het hele jaar in ogenschouw te nemen. Het onderzoek is onder ca. duizend werknemers uitgevoerd door Protime. Bron: Protime 29-11-2017

© lArcade 2024