Inloggen

Archief

Geen afrekening bij inbreng TBS-pand

Brengen een dga en zijn echtgenote een ter beschikking gesteld pand aan de bv in in een firma, die de onderneming van de bv voortzet? Dan hoeven zij niet af te rekenen over de stille reserves in dat pand.
Aan het begin van de jaren 90 brengt een ondernemer zijn eenmanszaak in in een bv. Enkele jaren na de oprichting gaat ook de partner van de man voor de bv werken. De dga en zijn echtgenote (ieder voor de helft) verhuren vanaf 2004 een in privébezit zijnde schuur aan de bv. De huuropbrengsten geven de man en zijn vrouw aan als resultaat uit overige werkzaamheden. Op 1 januari 2014 gaan de dga en zijn echtgenote een firma aan. De firma zet de activiteiten van de bv voort. Tot het ingebrachte ondernemingsvermogen behoort ook de schuur. De man en de vrouw komen voor de firma een winstverdeling overeen van 2/3e deel van de winst voor de man en 1/3e deel voor de vrouw. Hof Arnhem-Leeuwarden moet beoordelen of de man en de vrouw bij inbreng van de verhuurde schuur moeten afrekenen of dat ze gebruik kunnen maken van een doorschuiffaciliteit. Het hof bepaalt dat de Hoge Raad in 2016 heeft geoordeeld dat de betekenis ‘uitbouwen tot een onderneming’ ruim is. Daaronder valt niet alleen het geleidelijk aan wijzigen van de omstandigheden waaronder als ‘werkzaamheid’ aangemerkte arbeid wordt verricht. Ook valt onder ‘uitbouwen tot een onderneming’ het gerechtigd worden in het vermogen van de onderneming. Het gaat daarbij dan wel om de gerechtigdheid in het ondernemingsvermogen waaraan de belastingplichtige het vermogensbestanddeel eerst ter beschikking stelde. Bovendien moet het ingebrachte vermogensbestanddeel tot het verplichte ondernemingsvermogen gaan behoren. Het hof oordeelt dat de situatie uit het hiervoor genoemde arrest zich hier ook voordoet. De inspecteur is van oordeel dat voor de doorschuiffaciliteit de winstverhouding dezelfde moet zijn als de eigendomsverhouding van de ingebrachte schuur. De overeengekomen winstgerechtigdheid van de firmanten leidt er daarom volgens de inspecteur toe dat de firmanten geen beroep kunnen doen op de faciliteit van de geruisloze doorschuiving. Het hof oordeelt dat deze voorwaarde niet in de wet is opgenomen. Zou deze voorwaarde wel in de wet staan, dan zou volgens het hof de geruisloze doorschuiffaciliteit een dode letter zijn en nooit toegepast kunnen worden. De firmanten mogen de doorschuiffaciliteit toepassen. Wel vindt een kleine correctie plaats. De vrouw moet over 1/6e deel van de boekwinst van het pand afrekenen. De man mag zijn doorgeschoven boekwaarde met die 1/6e deel van de boekwinst verhogen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-1-2020

Leraren, tandartsen en fiscalisten in trek op arbeidsmarkt

Pas afgestudeerde leraren natuurkunde of tandartsen vinden snel een baan. Voor cultuurwetenschappers, letterkundigen of archeologen is dit een stuk lastiger. Op 4 februari 2020 publiceerde UWV een ranglijst van hbo-opleidingen en wo-opleidingen over de startpositie op de arbeidsmarkt. De ranglijst is gebaseerd op eerder onderzoek van Elsevier Weekblad en SEO Economisch onderzoek naar kansen van hbo’ers en academici op de arbeidsmarkt.
Een lerarenopleiding biedt goede kansen op de arbeidsmarkt. Bij het hbo zijn tweedegraads lerarenopleidingen het meest succesvol, zoals natuur- en scheikunde, techniek, wiskunde en Nederlands. Het startloon ligt een derde hoger dan het gemiddelde uurloon voor afgestudeerde hbo’ers. Bij lerarenopleidingen is het loopbaanperspectief echter minder gunstig. Het startsalaris is hoger, maar op de lange termijn maak je minder grote salarissprongen dan bij andere opleidingen. Op universitair niveau heb je met de opleiding tot tandheelkundige de beste positie op de arbeidsmarkt. Afgestudeerden verdienen het meest van alle universitaire studies: zij hebben direct na afstuderen een jaarinkomen € 61.200. Tien jaar na afstuderen bedraagt dit zelfs € 132.100. Het UWV keek ook naar de situatie na tien jaar. Studies die een goede startpositie opleveren, blijven het meestal goed doen op de arbeidsmarkt. Niet alleen begint iemand met een goed salaris en een vast contract, na tien jaar is dit nog steeds zo. Omgekeerd geldt hetzelfde: bij opleidingen met een minder succesvolle startpositie is er meestal geen sprake van een inhaalslag. Bij universitaire opleidingen wordt het verschil zelfs groter. De studierichting is daarom een belangrijke factor bij het succes op de arbeidsmarkt, ook tien jaar na afstuderen. Bron: uwv.nl, 04-02-2020

Voer een controleerbare urenregistratie!

Afhankelijk van de aard en omvang van een onderneming moet een solide en controleerbare urenregistratie worden bijgehouden. Hoewel de loonadministratie correct is, is deze door het ontbreken van een urenadministratie niet te controleren. De inspecteur heeft terecht een informatiebeschikking opgelegd.
Twee vennoten drijven een pizzeria in de vorm van een VOF. In 2015 houdt de Belastingdienst een boekenonderzoek. Op 13 november 2016 legt de inspecteur een informatiebeschikking op. Uit het het boekenonderzoek is namelijk gebleken dat de pizzeria op onderdelen niet heeft voldaan aan haar administratieverplichtingen. Voor het hof gaat het om de administratieplicht ten aanzien van de personeels- en urenadministratie, waarvoor de rechtbank de opgelegde informatiebeschikking heeft afgewezen en waarvoor de inspecteur hoger beroep heeft aangetekend. De pizzeria heeft geen (uren)planning van het personeel, de gewerkte uren niet vastgelegd of bewaard en geen betaalbewijzen van de contante uitbetalingen van het loon. De vraag voor het hof is of de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd. Volgens de inspecteur moet, gezien de kwantiteit en het wisselende personeelsbestand waarmee de pizzeria werkt, in de personeelsadministratie controleerbaar zijn hoeveel uren het personeel heeft gewerkt en hoeveel uren zijn verloond. Volgens de pizzeria werden de werkdagen en -tijden mondeling afgesproken en werden de feitelijk gewerkte uren ongeveer twee keer per maand doorgegeven aan de loonadministrateur. De loonadministrateur verwerkte deze in de loonadministratie. Het personeel werkte op vaste dagen en tijden, zodat alleen afwijkingen relevant waren om te onthouden. Het was daarom niet noodzakelijk om een urenplanning en -registratie vast te leggen. Volgens de inspecteur is de loonadministratie niet onjuist. Alleen is niet controleerbaar vastgelegd hoeveel uren het personeel daadwerkelijk heeft gewerkt. Het hof oordeelt dat de pizzeria een solide en controleerbare urenregistratie moet bijhouden. Naar aanleiding van een overzicht van de geregistreerde personeelsleden en de gewerkte uren van de inspecteur, oordeelt het hof dat het onwaarschijnlijk is dat alle werknemers vaste contracten met vaste werktijden hebben. Ook omdat de werknemers in 2013 en 2014 een verschillend aantal uren hebben gewerkt, concludeert het hof dat er zonder een controleerbare urenregistratie geen sluitende loonadministratie tot stand is gebracht. Vast staat dat de pizzeria 3.952 uren per jaar is geopend. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat er in 2013 in totaal 2.524 uren zijn verloond en in 2014 3.914. De pizzeria heeft in beide jaren ook drie auto’s ter beschikking gehad voor bezorgdiensten, waarvan meerdere medewerkers gelijktijdig bezorgdiensten uitvoerden. Dit betekent dat in beide jaren ten minste 3.952 uren verloond hadden moeten zijn, de voorbereidings- en schoonmaakwerkzaamheden nog buiten beschouwing gelaten. De inspecteur heeft volgens het hof dan ook aannemelijk gemaakt dat de pizzeria de administratieverplichting heeft geschonden. De schending is van dien aard dat omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is. Het hof ziet, gezien het voorgaande, geen reden om een nieuwe termijn te stellen voor het alsnog voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen ter zake van de urenadministratie. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-01-2020

Leermogelijkheden belangrijk voor flexwerkers

Flexwerkers die zich op het werk ontwikkelen, bijvoorbeeld door het volgen van cursussen houden vaker hun baan en komen minder vaak zonder werk te zitten. Uitzendkrachten hebben de minste baanzekerheid. Dat geldt voor alle soorten flexwerk. Dat blijkt uit een analyse van de loopbanen van flexibele werknemers, die het CBS heeft uitgevoerd in samenwerking met Maastricht University.
Met baanzekerheid wordt bedoeld de mate waarin flexwerkers gedurende een langere periode voor dezelfde werkgever werkzaam zijn. Onder werkzekerheid wordt verstaan de mate waarin flexwerkers erin slagen, na eventueel baanverlies, snel ander werk te vinden. Het onderzoek heeft betrekking op werknemers van 25 tot 60 jaar die in de periode 2011–2014 een flexibele arbeidsrelatie hadden. Tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast dienstverband zijn het meest baanvast. Bijna de helft van deze groep flexibele werknemers blijft de gehele periode werkzaam bij dezelfde werkgever. Uitzendkrachten hebben de minste baanzekerheid: slechts 8% van deze flexwerkers blijft 39 maanden onafgebroken werkzaam voor dezelfde werkgever. Van alle flexibele werknemers blijft een derde gedurende de gehele periode bij dezelfde werkgever werkzaam. Bij uitzendkrachten komt één baanwissel met weinig periodes zonder werk vaker voor dan bij de andere flexwerkers, namelijk bij een derde van deze groep. Zij hebben ook vaker te maken (ongeveer een kwart) met meerdere baanwisselingen en af en toe een periode zonder werk, tegenover 8% van de werknemers die uitzicht hadden op een vast dienstverband. Zowel uitzendkrachten als oproepkrachten stromen relatief vaak uit naar een situatie zonder werk. Ook blijken flexibele werknemers met veel leermogelijkheden meer werkzekerheid te hebben. Bron: cbs.nl, 06-02-2020

Veel te late aangifte schenkbelasting geeft fiscus meer tijd

Als de ontvanger van een schenking meer dan vier maanden na het jaar van schenking een aangifte schenkbelasting indient, heeft dat gevolgen voor de aanslagtermijn. In een zaak voor Hof Den Haag mag de inspecteur zelfs een aanslag schenkbelasting opleggen voor een binnenlandse schenking van zo’n tien jaar geleden.
Een vader sterft in 2006. Hoewel zijn testament een ouderlijke boedelverdeling bevat, besluiten zijn erfgenamen dat niet uit te voeren. Het grootste deel van het vermogen gaat naar de vier kinderen. Daardoor krijgt de weduwe een onderbedelingsvordering op haar kinderen. In de jaren 2007 tot en met 2010 scheldt de vrouw haar kinderen steeds een deel van hun schuld kwijt. In 2016 komt de moeder te overlijden. Begin 2017 dienen de erfgenamen een aangifte erfbelasting in. Deze aangifte leidt niet alleen tot een beschikking ‘geen aanslag’ maar brengt ook een e-mail correspondentie tussen de fiscus en een van de zonen van de vrouw op gang. Daarbij geeft de inspecteur aan dat het systeem van de Belastingdienst geen aangiften schenkbelasting van de moeder of de kinderen bevat. Daarop stuurt de zoon de inspecteur in december 2017 een brief met daarin de gegevens over deze schenkingen. De inspecteur vat de brief op als een aangifte schenkbelasting en legt de man op 20 februari 2018 aanslagen schenkbelasting op. Deze aanslagen zien op de schenkingen over 2007 tot en met 2010. Volgens de zoon is de aanslagtermijn allang verstreken. Maar de Belastingdienst stelt dat de aangifte meer dan vier maanden na het jaar van schenking heeft plaatsgevonden. In zo’n situatie gaat de aanslagtermijn in op de dag nadat de te late aangifte is ingediend. In dat geval zijn de aanslagen op tijd ingediend. De man laat het daar niet bij zitten en begint een beroepsprocedure. Voor het hof stelt hij dat hij wel degelijk eerder aangifte schenkbelasting heeft gedaan. Maar de Belastingdienst weet dit gemotiveerd te betwisten. De man maakt evenmin aannemelijk dat hij eerder heeft verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. Het hof maakt ook nog duidelijk dat het in deze zaak geen verschil zou uitmaken als de man helemaal geen aangifte had ingediend. In dat geval was de aanslagtermijn ingegaan op de dag na de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker. Ook in dat geval zijn de aanslagen tijdig opgelegd. Bron: Hof Den Haag 21-01-2020 (gepubl. 30-01-2020)

© lArcade 2024