Inloggen

Archief

Renteaftrek op restschuld

Rente betaald op een restschuld is aftrekbaar in de aangifte IB als een eigen woning in de periode 27 oktober 2012 tot 31 december 2017 met verlies is verkocht.
Op 27 februari 2010 is een woning met verlies verkocht. Voor de restschuld is een vaststellingsovereenkomst gesloten met de gemeente. Een belastingplichtige brengt in zijn aangiften IB 2014 en 2015 de aan de gemeente, wegens de restschuld betaalde rente, in aftrek als kosten in verband met de eigen woning. De aanslag IB 2014 word conform aangifte opgelegd. De aangifte IB 2015 wordt gecorrigeerd. Naar aanleiding van de correctie over 2015 legt de inspecteur een navorderingsaanslag IB 2014 op. Beide correcties hebben betrekking op de niet in aftrek te brengen rente die aan de gemeente is betaald. Volgens de rechtbank is, op basis van art. 3.120a Wet IB 2001 renteaftrek voor de restschuld op een eigen woning alleen mogelijk is als de woning is verkocht in de periode 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bewust voor de ingangsdatum van 29 oktober 2012 heeft gekozen. Nu de woning op 27 februari 2010 is verkocht, kan belastingplichtige de rente niet in aftrek brengen. Bij Hof Den Bosch maakt de inspecteur aannemelijk dat de verkochte woning nooit een eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001 van belastingplichtige is geweest. Volgens de gegevens van de Basisregistratie Personen heeft belastingplichtige nooit in de woning gewoond. Belastingplichtige heeft niet met bewijzen aangetoond dat dit niet klopt. De hypotheekrente op de restschuld is niet aftrekbaar omdat de restschuldregeling van art. 3.120a Wet IB 2001 alleen van toepassing is op een vervreemde eigen woning. Nu belastingplichtige niet in de woning heeft gewoond is geen sprake van een eigen woning. Had de restschuld wel betrekking gehad op een eigen woning volgens de Wet IB dan is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juist oordeel heeft gegeven over de toepassing van artikel 3.120a Wet IB 2001. Bron: Hof Den Bosch 16-07-2020

Werkgevers aan de slag met transitieplan voor pensioenen

Werk aan de winkel voor wat betreft de pensioenen: in 2026 moeten alle pensioenregelingen zijn aangepast aan de nieuwe pensioenregels.
Voordat werkgevers hiermee aan de slag kunnen, is aanpassing van een aantal wetten nodig. Hiermee start het kabinet na de zomer. Daarna is de Tweede Kamer aan de beurt. Op 1 januari 2022 moet de nieuwe wetgeving van kracht worden. Sociale partners krijgen dan tot uiterlijk 1 januari 2026 de tijd om hun pensioenregelingen aan te passen en over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel, de zogenaamde transitieperiode. Er komen handreikingen voor werkgevers over wat daarbij komt kijken. Iedere werkgever met een pensioenregeling bij een ondernemingspensioenfonds, algemeen pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioeninstelling moet een transitieplan maken. Bij bedrijfstakpensioenfondsen doen de cao-partijen dat. Binnen de transitieperiode kunnen sociale partners op een zelf gekozen moment de overstap maken. Dit biedt ruimte voor maatwerk. Nog bekeken wordt of het mogelijk is om direct per 1 januari 2022 al over te stappen naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit wordt tijdens het wetgevingsproces duidelijk. De uiterste datum waarop alle pensioenregelingen moeten zijn aangepast staat vast, dat is 1 januari 2026. Wettelijk wordt voorgeschreven wanneer bepaalde mijlpalen gehaald moeten zijn en wie daarvoor verantwoordelijk is. Bron: AWVN.nl, 25-08-2020

Subsidiepot ontwikkeladviezen leeg

De subsidiepot voor kosteloze ontwikkeladviezen binnen de regeling NL Leert Door voor dit jaar is leeg. Vanaf 1 augustus was het mogelijk om op basis van deze regeling een kortdurend traject aan te vragen bij een loopbaanadviseur om zicht te krijgen op de arbeidsmarktkansen die er in deze recessie voor hen zijn. Het maximum aantal inschrijvingen hier voor is sneller bereikt dan verwacht.
In één maand hebben 22.000 mensen zich voor deze regeling aangemeld. Dit najaar zullen deze mensen een ontwikkeladviestraject gaan volgen. Vanwege de maximale uitvoeringscapaciteit van de organisatie die de subsidieregeling uitvoert, is de grens van het aantal trajecten dat de overheid kan bekostigen bereikt. Dat betekent dat er vanaf nu geen kosteloos ontwikkeladvies meer kan worden aangevraagd bij een loopbaanadviseur. De ontwikkeladviezen zijn onderdeel van het crisisprogramma NL Leert Door. Het doel van dit programma is om werkenden en werkzoekenden te helpen zich voor te bereiden op veranderingen op de arbeidsmarkt. Met NL Leert Door financiert het kabinet naast ontwikkeladviezen ook kosteloze online scholing. Naar verwachting komen de eerste opleidingen en cursussen deze winter beschikbaar voor werkenden en werkzoekenden. In totaal heeft het kabinet € 50 miljoen uitgetrokken voor NL Leert Door. Daarvan is € 14 miljoen gereserveerd voor ontwikkeladviezen. Bij de presentatie van het derde steun- en herstelpakket is bekend gemaakt dat het kabinet extra geld uittrekt om mensen te helpen zich aan te passen aan de veranderde arbeidsmarkt. In 2021 komt er weer geld vrij voor onder meer scholing en ontwikkeladviezen. Tot die tijd kunnen mensen op verschillende andere manieren financiële ondersteuning krijgen bij een adviestraject van een loopbaanadviseur. Zo zijn er werkgevers en vakbonden die een dergelijk traject financieren. Ook O&O-fondsen, die verbonden zijn aan een bepaalde sector of branche, hebben hier vaak een regeling voor. Ook regionale leerwerkloketten bieden de mogelijkheid om een ontwikkeladvies te volgen. Bron: Min. SZW 02-09-2020

UWV kreeg meer dan 65.000 aanvragen voor NOW 2.0

Meer dan 65.000 werkgevers hebben uiteindelijk een aanvraag ingediend voor NOW 2.0. Afgelopen middernacht sloot het loket. Aan het eind van de aanvraagperiode was er duidelijke toename van het aantal aanvragen. In de laatste week werden zo’n 20.000 aanvragen ingediend, waarvan 5.400 op de laatste dag.
Uit een enquête van het UWV kwam dat een deel van de werkgevers wachtte met een mogelijke aanvraag tot ze een duidelijker beeld van hun omzetverlies hadden. Een goede inschatting kan een eventuele terugvordering achteraf voorkomen. Het verloop van het aantal aanvragen laat inderdaad een fors aantal extra aanvragen in de laatste week zien. Kwamen in de voorgaande weken van augustus minder dan 1.000 aanvragen per dag binnen, in de laatste week steeg dat aantal van 1.364 op maandag naar zelfs 5.400 op de allerlaatste dag. Na sluiting van het loket stond de teller uiteindelijk op 65.203 aanvragen. Dat is fors minder dan de bijna 150.000 aanvragen voor NOW 1.0. Werkgevers die wel NOW 1.0 aanvroegen en geen NOW 2.0 noemden in de enquête als belangrijkste reden dat het weer beter gaat met het bedrijf en de tegemoetkoming niet meer nodig is. Daarnaast werd het niet voldoen aan de voorwaarden als reden genoemd. Deze week worden de laatste aanvragen door NOW 2.0 verwerkt. Daarna wordt duidelijk hoeveel aanvragen in totaal zijn toegekend en welk voorschotbedrag in totaal is uitgekeerd door UWV. Bron: UWV.nl 01-09-2020

Minder hypotheekrenteaftrek door verhuur aan zoon

Een ondernemer die een zelfstandig deel van de woning van zijn ouders bewoont en vanaf die locatie zijn onderneming drijft, beïnvloedt de hypotheekrenteaftrek van zijn ouders. Als hij de huur voor dit gebruik van de woning aftrekt van zijn fiscale winst, vormt dat deel voor zijn ouders geen eigen woning meer.
Een echtpaar bewoont een woning waarvan ieder voor de helft eigenaar is. Het echtpaar heeft een zoon die maatschappelijk gezien zelfstandig leeft. In 2008 komt hij echter na een verbroken relatie op straat te staan. Op dat moment heeft hij omvangrijke schulden, zodat hij geen woonruimte kan krijgen. Noodgedwongen maakt hij gebruik van de hulp van zijn ouders door een woninggedeelte boven de garage van hun woning te betrekken. In 2010 trouwt de man en krijgt hij zelf een zoon. De zoon, de schoondochter en de kleinzoon van het echtpaar staan allemaal ingeschreven op hun adres. Daarnaast drijft de zoon een beveiligingsbedrijf vanuit die woning. In 2017 verhuist de zoon met zijn gezin naar een huurwoning. Over de jaren 2012-2015 wil hij het kostgeld dat hij soms aan zijn ouders betaalt aftrekken als kosten van zijn onderneming. De inspecteur daarmee akkoord. Gevolg is dat de Belastingdienst nu van mening is dat de ruimte die de zoon benut niet behoort tot de eigen woning van zijn ouders. Zij hebben in de ogen van de fiscus een deel van hun woning ter beschikking gesteld aan het gezin van hun zoon. Daardoor kort de inspecteur het echtpaar in hun eigenwoningrenteaftrek. De vader accepteert dit niet en tekent beroep aan bij Rechtbank Noord-Nederland. De vader stelt dat alle bewoners van de woning een gemeenschappelijk huishouden vormen. Daartoe voert hij aan dat zijn echtgenote boodschappen doet, kookt en wast voor het hele gezin. Verder stelt de man dat geen schriftelijke huurovereenkomst is opgesteld en dat zijn zoon lang niet altijd huur/kostgeld betaalde. Maar deze argumenten overtuigen de rechtbank niet. De zoon bewoont het woondeel boven de garage alleen vanwege zijn financiële moeilijkheden. Daar komt nog bij dat het woongedeelte boven de garage kwalificeert als een zelfstandig deel van de woning. Dit deel beschikt namelijk over alle faciliteiten om zelfstandig te kunnen wonen. De rechtbank oordeelt daarom dat de zoon en zijn gezin een ander huishouden vormen dan het huishouden van de ouders. De rechtbank verklaart het beroep van de vader dan ook ongegrond. Bron: Rb. Noord-Nederland 28-08-2020

© lArcade 2024