Inloggen

Archief

Proefrit zonder kentekenbewijs: boete voor autohandelaar

Voor autohandelaren die gebruik maken van de handelaarsregeling is het belangrijk om bij een proefrit hun klant het juiste kentekenbewijs mee te geven. Als de autohandelaar dat vergeet, riskeert hij een boete.
Een autohandelaar past de handelaarsregeling toe. Wanneer één van zijn klanten een proefrit maakt met een auto die is voorzien van het handelaarskenteken, wordt hij gecontroleerd door de Belastingdienst. De klant kan het kentekenbewijs dat hoort bij het handelaarskenteken niet tonen. De inspecteur legt de autohandelaar daarom een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) op ter grootte van € 421. Dit bedrag ziet op het tijdvak van een jaar. Daarnaast legt de fiscus de handelaar een boete op van 100% van de naheffingsaanslag. Uiteindelijk is de Belastingdienst bereid de boete te verminderen tot € 100. De autohandelaar is daarmee niet tevreden en gaat in beroep tegen de naheffingsaanslag en de boete. De handelaar vindt dat de naheffingsaanslag en de boete niet in een redelijke verhouding staan tot de overtreding. Hij voldoet immer aan alle voorwaarden van de handelaarsregeling en heeft maar één keer een fout gemaakt. Bovendien hoeft een particulier voor een vergelijkbare fout slechts € 45 aan boete te betalen. Maar Rechtbank Gelderland acht een verdere verlaging van de boete niet nodig. De boete is conform de regels is opgelegd. De omstandigheden die de autohandelaar naar voren brengt, doen daar niets aan af. De wet biedt geen tegenbewijsregeling en verplicht de fiscus evenmin om de boete verder te matigen. Bron: Rb. Gelderland 28-08-2020

De BIK-regeling gepresenteerd

Staatssecretaris Vijlbrief heeft de voorwaarden bekend gemaakt voor de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK-regeling). De investering moet na 1 oktober van dit jaar zijn gedaan en tussen 2021 en 2022 volledig zijn betaald. De BIK-regeling, waarvoor in totaal € 4 miljard beschikbaar is, zorgt ervoor dat bedrijven ook tijdens deze crisis blijven investeren en investeringen naar voren halen die anders zouden worden uitgesteld aldus de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer.
Bedrijven kunnen kosten van de investering als afdrachtvermindering verrekenen met de loonheffing. Dit heeft als voordeel dat eenzelfde investering voor alle bedrijven (met voldoende werknemers) gelijk is, en niet alleen ten gunste komt van bedrijven die winst maken. Na 31 december 2022 houdt de regeling op te bestaan. De regeling is zo vormgegeven dat het merendeel van het geld bij het mkb terecht komt. De investeringskorting geldt alleen voor nieuwe investeringen in bedrijfsmiddelen, waarvan de investeringsverplichting is aangegaan op of na 1 oktober 2020. Daarbij moeten de investeringen tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022 volledig zijn betaald en binnen zes maanden na die volledige betaling in gebruik zijn genomen. De verwachting is dat circa 60% van de BIK-afdrachtvermindering terechtkomt bij het mkb. Dat betekent dat van de € 2 miljard, € 1,2 miljard bij het mkb terecht komt. Dat komt mede door de vormgeving van de korting: Bij investeringen tot € 5.000.000 per kalenderjaar krijgen bedrijven een korting van 3% van het investeringsbedrag. Bij investeringen boven € 5.000.000 krijgen bedrijven een korting van 2,44% van het investeringsbedrag. Voor alle aanvragen geldt daarnaast een ondergrens van € 1.500 per bedrijfsmiddel en € 20.000 per aanvraag. BIK is aanvulling op bestaande stimuleringsmaatregelen: Voor kleinere investeringen (door het mkb) kunnen de KIA en de BIK samengaan. Bedrijven die groene investeringen doen, kunnen profiteren van de BIK in combinatie met de EIA, MIA of VAMIL. Hierdoor worden ook groene investeringen nog aantrekkelijker. De regeling wordt uitgevoerd door RVO in samenwerking met de Belastingdienst. Bedrijven die voor de regeling in aanmerking willen komen kunnen wegens uitvoeringstechnische redenen vanaf 1 september 2021 een aanvraag doen. De maximale doorlooptijd voor de afgifte van een BIK-verklaring nadat de aanvraag door RVO is ontvangen is vervolgens 12 weken. Na ontvangst van de verklaring kunnen bedrijven de korting verrekenen met de loonheffing. Eind 2021 wordt op basis van de aanvragen tot dan toe en het budget dat daarmee samenhangt, bekeken of het nodig is de percentages van de korting naar beneden of boven aan te passen voor 2022. Dit zal uiterlijk 15 december 2021 bekend worden gemaakt. Bron: MvF 05-10-2020, nr. 2020-0000186032

Gemachtigde moet verklaring van erfrecht overleggen

Het komt in de praktijk voor dat de erfgenamen van een belastingplichtige na zijn overlijden in beroep gaan tegen een aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting. In zo’n situatie moeten zij in principe hun gemachtigde voorzien van een verklaring van erfrecht of van een executeur-testamentair.
Een aantal erfgenamen begint een beroepsprocedure tegen een aanslag inkomstenbelasting op naam van een erflater. Zij maken gebruik van een gemachtigde. Deze gemachtigde moet een verklaring van erfrecht of een verklaring van een testamentair-executeur overleggen. Maar de erfgenamen vinden het laten opstellen van zo’n verklaring te duur. De gemachtigde kan daarom geen verklaring overleggen. De Hoge Raad vindt dit niet acceptabel en verklaart daarom het cassatieberoep niet-ontvankelijk. De Hoge Raad wijst daarbij nog op het feit dat personen met een beperkte financiële draagkracht een tegemoetkoming kunnen krijgen in de kosten van de erfverklaring. Bron: Hoge Raad 02-10-2020

Minder loonsancties bij loondoorbetaling zieke werknemers

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en werkgeversorganisaties hebben afspraken gemaakt die het makkelijker, duidelijker en goedkoper maken om loon door te betalen bij ziekte. De minister heeft hiertoe een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.
Vanaf 1 september 2021 wordt het medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de toets op het re-integratieverslag (RIV-toets) door UWV. Hierdoor zijn loonsancties op basis van medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en verzekeringsarts niet meer mogelijk. Deze wetswijziging biedt werkgevers meer zekerheid over de loondoorbetalingsverplichting bij zieke werknemers. Daarnaast gaan met name kleine ondernemers profiteren van een tegemoetkoming voor de kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Werknemers behouden de mogelijkheid van een second opinion door een andere bedrijfsarts of een deskundigenoordeel van UWV. De arbeidsdeskundige van UWV beoordeelt of werkgever en werknemer de re-integratie-inspanningen hebben gepleegd die passend zijn bij het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer. De verzekeringsarts zal dit advies niet langer beoordelen. Werkgevers lopen hiermee niet meer tegen loonsancties aan als gevolg van een medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts. In een wetsvoorstel dat begin september aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt geregeld dat per 1 januari 2022 de Aof-premie gedifferentieerd wordt naar grootte van de werkgever. Het kabinet stelt in totaal € 450 miljoen per jaar beschikbaar voor deze tegemoetkoming aan kleine werkgevers voor de kosten van loondoorbetaling en ziekte. Kleine werkgevers krijgen éénmalig een extra verlaging van hun Aof-tarief van € 300 miljoen in 2022 en €150 miljoen in 2023 bovenop de jaarlijkse € 450 miljoen. Bron: Min. SZW 01-10-2020

Voorwaarden en wijzigingen NOW 3

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 30 september een brief met wijzigingen en precieze randvoorwaarden van de NOW 3 naar de Tweede Kamer gestuurd. Nieuw is een inspanningsplicht voor de werkgever om mensen die hun baan gaan verliezen naar nieuw werk te begeleiden. UWV streeft ernaar het aanvraagloket voor de maanden oktober, november en december op 16 november te openen.
In de systematiek is de derde NOW-regeling grotendeels hetzelfde als NOW 1 (maart, april en mei) en NOW 2 (juni, juli, augustus en september). De NOW 3, die negen maanden duurt, is opgedeeld in drie keer drie maanden die ondernemers afzonderlijk kunnen aanvragen. In deze periode van negen maanden gaat het vergoedingspercentage per tijdvak geleidelijk naar beneden. Hiermee wil het kabinet ondernemers de tijd en ruimte geven om waar het kan te overbruggen en waar het nodig is zich te kunnen aanpassen aan de nieuwe economische werkelijkheid. De referentiemaand voor alle drie de tijdvakken vanaf 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021 is juni 2020. Daarnaast vervallen eerdere voorwaarden uit NOW 1 en NOW 2 rond bedrijfseconomisch ontslag. Als de loonsom meer daalt dan het vrijgestelde percentage dan krijgt een ondernemer over dat deel geen subsidie. Bedrijfseconomische ontslagen worden daarin meegerekend. Het loket voor de eindafrekening gaat 7 oktober open. Voor sommige ondernemers zal gelden dat ze nog recht hebben op een aanvulling bovenop het uitgekeerde voorschot van 80% van de subsidie. Anderen hebben het wellicht beter gedaan in maart, april en mei dan verwacht en zullen subsidie (deels) gaan terugbetalen. Het streven is dat UWV werkgevers eind november informeert over de definitieve vaststelling. Het beleidsbesluit met de wijzigingen is in de Staatscourant gepubliceerd. Bron: Min. SZW 30-09-2020

© lArcade 2024