Inloggen

Archief

Investeer in brede welvaart, publieke sectoren en toekomstig verdienvermogen

De titel van het ontwerpadvies voor de middellange termijn (mlt) dat de SER heeft gepubliceerd luidt: ‘Zekerheid voor mensen, een wendbare economie en herstel van de samenleving.’ De SER adviseert het nieuwe kabinet fors te investeren in brede welvaart: in zekerheid van werk en inkomen, in toekomstig verdienvermogen, in sterke publieke dienstverlening en een duurzaam leefklimaat.
Met dit ontwerpadvies beantwoordt de raad ook de vraag van het huidige kabinet om een visie te geven op de toekomstige arbeidsmarkt. Ten aanzien van de arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen wordt (in het kort) onder andere het volgende geadviseerd: Beperk tijdelijke contracten tot drie tijdelijke contracten gedurende maximaal drie jaar. De wettelijk onderbrekingstermijn komt, op een paar uitzonderingen na, te vervallen. Oproep- (inclusief nuluren-)contracten worden afgeschaft en vervangen door basiscontracten met ten minste een kwartaalurennorm waardoor het loon van een werknemer voorspelbaar is. Scherp het uitzendregime aan en verbeter de positie van uitzendwerknemers. Een onderneming moet de mogelijkheid krijgen eenzijdig de arbeidsduur (tijdelijk) voor alle werknemers met maximaal 20% te verlagen bij bedrijfseconomische omstandigheden die anders tot ontslag zouden hebben geleid. Werkgever en werknemer kunnen met wederzijds goedvinden bij dreigend ontslag kiezen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een van-werk-naar-werk-route. De transitievergoeding kan dan achterwege blijven. De zelfstandigenaftrek wordt afgebouwd in samenhang met de overige maatregelen die de bescherming van zelfstandigen verbeteren en met een effectieve oplossing voor het kwalificatievraagstuk. Hiervoor in de plaats komen fiscale faciliteiten voor zelfstandige ondernemers die daadwerkelijk risico lopen met eigen investeringen. Zelfstandigen worden verplicht zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid om oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor individuen te voorkomen. De (T)OZO biedt aanknopingspunten om een sociaal vangnet voor zelfstandigen te creëren voor bijzondere en onvoorziene omstandigheden. Ter bestrijding van de schijnzelfstandigheid wordt voorgesteld een rechtsvermoeden van werknemerschap laten te gelden bij een tarief onder het maximumdagloon (€ 30 - € 35 per uur). Indien de werkende meent dat hij/zij werknemer is, is het aan de opdrachtgever voor de rechter te bewijzen dat dit niet het geval is. Bij tarieven boven het maximumdagloon verandert er in principe niets. In dat geval kan de verdere ontwikkeling van de webmodule bijdragen aan het verkrijgen van duidelijkheid vooraf over de aard van de arbeidsrelatie. Nederland is gemiddeld genomen een welvarend en gelukkig land, maar is er tegelijkertijd sprake van toenemende ongelijkheid en maatschappelijk ongenoegen. Bovendien staat Nederland voor een aantal zeer grote opgaven. Door toenemende kansenongelijkheid en doordat veel mensen minder grip ervaren op hun toekomst en hun leefomgeving zijn er spanningen in de samenleving. Nederland moet zich herstellen van de coronacrisis, waardoor het belang en de kwetsbaarheid van vitale sectoren zijn onderstreept. Tegelijkertijd staat Nederland aan de vooravond van een aantal grote transities zoals de energietransitie, de introductie van nieuwe technologieën, digitalisering en de vergrijzing van onze bevolking. Deze fundamentele veranderingen zullen veel vragen van het aanpassingsvermogen. Ter bevordering van gelijke kansen en de kwaliteit van de toekomstige beroepsbevolking wordt geadviseerd het onderwijs en de kindvoorzieningen in Nederland te verbeteren. De raad is bovendien van mening dat het wettelijk minimumloon verhoogd moet worden waarbij de koppeling met uitkeringen in stand blijft. De komende jaren moeten forsere investeringen plaatsvinden dan tot nu toe is voorzien. Investeringen in kennis en innovatie, in onderwijs, in digitalisering en nieuwe technologieën, in infrastructuur en in de verduurzamingsopgave. Investeringen zijn ook noodzakelijk voor een goed functionerende en toegankelijke publieke sector. Overheidsondersteuning is nodig voor het stabiliseren en herstellen van de economie, zolang het economisch herstel nog kwetsbaar is. Zorgvuldigheid is nodig bij het afbouwen van de steunmaatregelen, dit moet gebeuren in lijn met de afbouw van beperkende maatregelen. Lastenverzwaringen en bezuinigingen zijn onverstandig. Een goede timing en maatwerk zijn cruciaal. Het ontwerpadvies wordt nog voorgelegd aan de verschillende achterbannen, alvorens het wordt vastgesteld in de Raadsvergadering van de SER. Bron: SER 02-06-2021

Mogelijk solidariteitsheffing en langer uitstel van betaling

Tijdens het coronadebat van woensdag 2 juni zijn door Tweede Kamerleden verschillende moties ingediend onder meer om het uitstel betaling van belasting te verlengen tot 1 oktober 2021 en de invorderingsrente gedurende de betalingstermijn te handhaven. Ook wordt voorgesteld te onderzoeken of het mogelijk is een tijdelijke solidariteitsheffing in te voeren voor bedrijven die juist in de coronacrisis extra winst hebben gemaakt.
Op 27 mei kondigde het kabinet aan de steunmaatregelen voort te zetten in het derde kwartaal van 2021. Eén van de maatregelen betrof het aflossen van de belastingschuld die ondernemers hebben opgebouwd vanwege de coronacrisis. Ondernemers hoeven pas vanaf 1 oktober 2022 te starten met betalen en hier is vijf jaar de tijd voor. Dit was drie jaar vanaf 1 oktober 2021. Wel wordt van ondernemers verwacht dat zij vanaf 1 juli 2021 weer belasting gaan betalen. Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer wil nu dat bedrijven pas vanaf 1 oktober weer aan hun nieuwe belastingverplichtingen moeten voldoen. Minister Hoekstra ontraadt deze motie en vindt het 'echt verstandig' om hier vanaf 1 juli weer mee te beginnen. Een ander maatregel uit het steunpakket betrof de invorderingsrente. Op 1 januari 2022 wordt het percentage invorderingsrente op 1% in plaats van 4% vastgesteld, en dit percentage gaat vervolgens stapsgewijs omhoog gaat tot 4% op 1 januari 2024. De motie om de invorderingsrenten gedurende de hele betalingstermijn (60 maanden) op 0,01% te handhaven, wordt door de minister ontraden. Volgens Hoekstra is het redelijk om de invorderingsrente in 2024 op het oude percentage te laten terugkeren. Het CDA stelt voor om bedrijven die in de coronacrisis extra winst hebben gemaakt een solidariteitsheffing op te leggen als bijdrage aan de steun voor noodlijdende bedrijven. Minister Hoekstra heeft aangegeven bereid te zijn de mogelijkheden van een solidariteitsheffing onderzoeken voor het Belastingplan 2022. Het is expliciet niet de bedoeling om hieraan terugwerkende kracht te verbinden. Het kabinet is verder bereid om te onderzoeken of er voor specifieke schrijnende situaties oplossingen denkbaar zijn voor eventuele problemen die ontstaan binnen het uitstel van belastingen. Daarbij wil het kabinet onderzoeken of het instellen van een team voor de Belastingdienst een begaanbare weg is. Bij RVO en UWV zijn daarvoor al loketten ingericht. Verder is er in de Tweede Kamer grote verontwaardiging over het uitkeren van flinke bonussen door Booking.com. Ook minister Koolmees is vol onbegrip maar juridisch is er niets aan te doen zo bleek tijdens het debat over coronasteun. Vorige week werd bekend dat door een regelverandering het Amerikaanse bestuur van Booking.com in totaal zo’n € 26 miljoen aan bonussen kon bijschrijven, met name in de vorm van aandelenpakketten. In het eerste steunpakket golden nog geen nadere voorwaarden over uitkering van bonussen en dividend. Het kabinet doet nu een beroep op het bedrijf (en andere bedrijven) die vorig jaar onnodige staatssteun kregen om dat geld terug te storten Op het ministerie van Financiën is berekend dat een flink deel van de coronasteun waarschijnlijk terechtkwam bij bedrijven die dat niet nodig hadden. Dat bleek uit een analyse van het economenblad ESB. Volgende week wordt door de Tweede Kamer over de ingediende moties gestemd. Bron: TK 02-06-2021

Te herinvesteren winst is soms te conserveren inkomen

Sommige ondernemers hebben na de staking van hun onderneming het voornemen om de behaalde stakingswinst binnen twaalf maanden na de staking te herinvesteren. Een bedrag ter grootte van de vervangende investeringen vormt dan te conserveren inkomen. De inspecteur moet dit inkomen meteen opnemen in een conserverende aanslag.
Een man exploiteert een snackbar. De voorraden voor de snackbar bewaart hij in zijn loods. Eind 2015 verkoopt de ondernemer zijn snackbar. Hij is dan van plan om een lunchroom te beginnen in een voormalig bankgebouw. Uiteindelijk gaat dat niet door. Maar de man huurt wel per 1 januari 2018 een nieuwe loods. Daarin exploiteert hij een autobedrijf. Tussen de man en de Belastingdienst ontstaat vervolgens een geschil over de vraag of de onderneming in 2015 is gestaakt. Als dat niet het geval is, is de volgende vraag of de man een herinvesteringsreserve (HIR) mag vormen. Is de onderneming echter wel gestaakt, dan kan sprake zijn van te conserveren inkomen. De man stelt dat hij eind 2015 zijn oude loods nog niet heeft verkocht. Daarnaast is het zijn voornemen geweest om binnen een redelijke termijn vervangende investeringen te doen. Maar Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de onderneming wel is gestaakt. Na de verkoop heeft niet echt iets plaatsgevonden in de onderneming. De omstandigheden die de man aangeeft, missen het gewicht om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank oordeelt verder dat de man geen HIR mag vormen. De rechtbank behandelt vervolgens de vraag of (een deel van) de stakingswinst van € 188.438 te conserveren inkomen vormt. Dat is alleen zo voor zover de man het bedrag van de voorgenomen investeringen aannemelijk maakt. Uit correspondentie tussen de ondernemer en een makelaar is te halen dat de man binnen twaalf maanden een nieuwe onderneming wilde starten. Maar hij maakt slechts € 42.500 aan vervangende investeringen aannemelijk. De rest van de stakingswinst valt daarom belast vrij. Ten slotte stelt de inspecteur dat hij op grond van de wetssystematiek eerst een gewone aanslag moet opleggen en daarna een conserverende aanslag. Deze systematiek is mogelijk nadelig voor de ondernemer. Door het tijdsverloop mag de Belastingdienst namelijk misschien geen conserverende aanslag meer opleggen. De rechtbank verwerpt het standpunt van de inspecteur. De fiscus mag de op een conserverende aanslag verschuldigde belasting niet heffen via een gewone aanslag. De rechtbank bestempelt het bedrag van € 42.500 dan ook als te conserveren inkomen. Vanwege de toepassing van de MKB-winstvrijstelling van 14%, vermindert de rechtbank het belastbaar inkomen uit werk en woning in de aanslag IB/PVV 2015 met € 36.550. Bron: Rb. Noord-Nederland 23-04-2021

Administratieve lasten NOW-controle omlaag

De administratieve lasten bij de controle van de NOW door een accountant of deskundige derde worden verlaagd. Dit meldt minister Koolmees in een brief aan de Tweede Kamer. Om werkgevers die al een vaststelling voor de tranches NOW 1 en 2 hebben aangevraagd niet te benadelen, gaan de verlichtingen in bij controles op NOW 3.
De voorstellen die aanpassing van de NOW-regeling(en) en het accountantsprotocol vergen, kunnen niet met terugwerkende kracht voor NOW 1 en 2 worden aangepast. De reden hiervoor is dat de vaststellingen van deze tranches al lopen, waardoor de verlichtingen slechts ten goede komen aan werkgevers die nog geen vaststelling hebben aangevraagd. Daarom richten onderstaande verlichtingen 1, 3 en 6 zich op de controles op de NOW 3 (3e/4e/5e tranche) en NOW 4. 1. Generieke verlichting derdenverklaring NOW 3 en 4: verhoging drempelbedrag Voor de NOW 3 en NOW 4 is besloten om het drempelbedrag voor de derdenverklaring te verhogen naar € 40.000 voor zowel het voorschotbedrag als het definitieve subsidiebedrag. Door het verhogen van het drempelbedrag is er minder snel een derdenverklaring nodig en dit biedt dus een significante lastenverlichting. De huidige bovengrens van € 125.000 blijft. Vanaf € 125.000 is een accountantsproduct volgens het Uniform Subsidiekader verplicht. Wel geldt deze grens voor de NOW 3 en 4 ook voor het voorschotbedrag. De grens voor een accountantsverklaring bij het voorschotbedrag voor de NOW 1 en 2 ligt op € 100.000. 2. Beperking werkzaamheden wanneer de financiële administratie al door een deskundige derde wordt gevoerd (verduidelijking) Wanneer een deskundige derde voor de aanvrager de (doorlopende) financiële administratie voert en de werkzaamheden die zijn verricht in het kader van deze normale administratieve dienstverlening (waaronder het opstellen van de aanvraag tot vaststelling) zoals verwacht mag worden overeenkomen met de werkzaamheden die gevraagd worden in het kader van de afgifte van de derdenverklaring, hoeven deze niet dubbel uitgevoerd te worden. Dit geldt ook al voor NOW 1 en 2. 3. Controle NOW 3 en NOW 4 als ware het één opdracht Per tranche van de NOW is nu een aparte controle vereist. Voor de controle voor de NOW 3, wanneer een onderneming van twee of drie periodes gebruik heeft gemaakt, wordt het mogelijk (in het nog vast te stellen accountantsprotocol, dat tot stand komt in samenwerking met de NBA) dat de accountant de opdracht voor de verschillende tranches van de NOW 3 kan beschouwen als ware het één opdracht. De accountant controleert in één keer, na afloop van de laatste tranche, alle periodes en de van toepassing zijnde voorwaarden. Wanneer een werkgever ook gebruik maakt van de NOW 4, kan ook de controle van de NOW 4 bij de gezamenlijke controle voor de NOW 3 worden betrokken. 4. Aanpassing standaarden NOW Voor de controle van een aanvraag tot vaststelling van de NOW is vorig jaar door de NBA een aparte Standaard ontwikkeld: Standaard 3900N. De NBA zal deze Standaard aanpassen waardoor er inhoudelijk maar ook procesmatige samenvoegingen kunnen plaatsvinden voor handelingen die op dit moment nog voor alle NOW-tranches apart gelden. 5. Uitbreiding werkzaamheden door groepsaccountant Met deze verlichting is het voortaan toegestaan dat ook andere werkzaamheden die door de groepsaccountant van een concern worden uitgevoerd, voor de NOW-controle kunnen worden gebruikt. Zonder dat de accountant op werkmaatschappijniveau zelf deze controle hoeft uit te voeren en een uitgebreide review hoeft uit te voeren op de werkzaamheden van de groepsaccountant. In alle gevallen vindt er dus nog steeds een controle door de accountant plaats; door de groepsaccountant of de accountant van de aanvrager 6. Aanpassing controlepiramide bij aanvragen op werkmaatschappijniveau Bedrijven die gebruik maken van de regeling voor werkmaatschappijen en waarbij de definitief vastgestelde subsidie lager is dan € 375.000 wordt de controle verlicht door geen verklaring met redelijke maar met beperkte mate van zekerheid te gaan vragen. Deze aanpassing scheelt aanzienlijk in de uit te voeren werkzaamheden van de accountant en wordt verder uitgewerkt in het nog op te stellen accountantsprotocol voor de NOW 3 en de NOW 4. De NBA zal de Standaard 3900N hierop aanpassen. Bron: Min. SZW 31-05-2021

BIK-regeling ingetrokken, lagere werkgeverspremie

Uit informeel overleg met de Europese Commissie blijkt dat er een kans is dat de Commissie de hele BIK als ongeoorloofde staatssteun beschouwt. De BIK-regeling wordt daarom met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 ingetrokken. Het kabinet stelt voor het voor 2021 gereserveerde budget in plaats daarvan in te zetten voor een verlaging van de werkgeverspremies AWf in 2021.
Met de BIK-regeling krijgen ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting een afdrachtvermindering loonbelasting als zij investeren. Het CPB heeft becijferd dat de BIK nauwelijks effect heeft op werkgelegenheid en het Bruto Nationaal Product. De oppositiepartijen waren fel gekant tegen de BIK, dat zij als een ‘cadeautje’ voor werkgevers zagen. Het kabinet, gesteund door de regeringspartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, zette echter door. Het kabinet stelt nu voor om de AWf-premie voor werkgevers in 2021 te verlagen, zo mogelijk per 1 augustus 2021. Werkgevers in het bedrijfsleven betalen via de premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (AWf) mee aan de uitkeringen van werknemers die werkloos raken. Een verlaging van de werkgeverspremie AWf verlaagt de loonkosten en vergroot daarmee de ruimte om te investeren en/of externe financiering daarvoor te vinden. De BIK-regeling is eind vorig jaar informeel aan de Europese Commissie voorgelegd om zekerheid te krijgen dat de in de BIK opgenomen regeling voor fiscale eenheden geoorloofde staatssteun was. Zonder deze goedkeuring zouden sommige investeringen in een ander EU-land ook in aanmerking kunnen komen voor BIK-subsidie en dat is niet de bedoeling van het kabinet. Er is nu echter grote onzekerheid ontstaan over de toepassing van de BIK die op korte termijn niet kan worden weggenomen. Het kabinet vindt het onverstandig om langere tijd onzekerheid te hebben over de BIK omdat dit instrument juist is bedoeld om ondernemers op korte termijn impuls te geven om te kunnen investeren. Bron: MvF 28-05-2021

© lArcade 2024