Inloggen

Archief

Geen wijziging handhaving en toezicht Wet DBA

Het handhavings- en toezichtbeleid van de Belastingdienst voor de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) blijft vooralsnog ongewijzigd meldt de Belastingdienst op het forum Fiscaal Dienstverleners. Dit in tegenstelling tot berichten in de media over mogelijke wijzigingen.
Het huidige handhavingsmoratorium loopt tot minimaal 1 oktober 2021 en eindigt pas wanneer het kabinet dit besluit. Tot die besluitvorming blijft de huidige situatie van kracht en voert de Belastingdienst het Toezichtplan Arbeidsrelaties uit. Sinds 1 januari 2020 kan de Belastingdienst meer handhaven op arbeidsrelaties bij opdrachtgevers. Er kunnen correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen worden opgelegd, eventueel met een boete. Handhaving op de loonheffingen vindt alleen plaats bij kwaadwillende opdrachtgevers en opdrachtgevers die aanwijzingen hebben gekregen van de Belastingdienst en die niet opvolgen binnen een redelijke termijn. Dit wordt het handhavingsmoratorium genoemd. Aan handhaving gaat altijd toezicht vooraf. Dit kan bijvoorbeeld beginnen met een bedrijfsbezoek en uitmonden in een boekenonderzoek. Meer daarover leest u in het Toezichtplan Arbeidsrelaties. Pilot webmodule Deze pilot startte in januari 2021 en heeft een looptijd van minimaal 6 maanden. Werkgevers gebruiken een speciale webmodule om te zien of iemand terecht buiten dienstbetrekking werkt. Naar verwachting volgt in oktober 2021 meer over de uitkomsten van de pilot. Een nieuw kabinet zal daarna een beslissing over de voortzetting van de Wet DBA nemen. Door de DBA is de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) vervallen. Opdrachtgevers en opdrachtnemers maken binnen hun arbeidsrelatie afspraken. Samen beoordelen zij of sprake is van loondienst. Bij twijfel kan een modelovereenkomst zekerheid geven. Als sprake is van loondienst moet de werkgever loonheffingen inhouden en betalen. Ook moet hij meestal loon doorbetalen bij ziekte en vakantie en gelden bijvoorbeeld specifieke regels bij ontslag. Meer informatie Op de internetsite van de Belastingdienst staat meer informatie over Wat houdt de wet DBA eigenlijk in? Bron: FFD, 23 juli 2021

Slachtoffer oplichting betaalt gewoon box 3-belasting

Wie kort na de peildatum een bedrag uitleent en later merkt dat de schuldenaar hem heeft opgelicht, mag zijn box 3-vermogen niet verminderen met het hem ontfutselde bedrag.
Een man had op 1 januari 2017 een leningsovereenkomst met een bv en/ of haar dga gesloten. Op basis van die overeenkomst leende de man de bv of haar dga een bedrag uit van € 100.000. Dat bedrag maakte hij over op 2 januari 2017. Op 7 februari zou de schuldenaar de man het geleende bedrag terugbetalen plus een vaste vergoeding van € 10.000. Maar korte tijd later bleek dat de man was opgelicht en dat terugbetaling er niet inzat. Hoe vervelend dat ook was, volgens de wet moest de man de uitgeleende ton gewoon tot zijn box 3-vermogen op 1 januari 2017 rekenen. Maar dat vindt de man onredelijk, zodat hij in bezwaar en beroep gaat. Uitgeleende geld op peildatum op bank Rechtbank Noord-Nederland stelt voorop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid geniet bij het opstellen van fiscale wetgeving. De wetgever heeft deze ruime marge volgens de rechtbank niet overschreden met de vermogensrendementsheffing in 2017. En volgens de wettekst mag de man zijn box 3-vermogen niet verlagen met de ton. Dit bedrag stond op de peildatum van 1 januari 2017 immers nog op de bankrekening van de man. Inkomen blijft boven armoedegrens Vervolgens gaat de rechtbank na of hier sprake is van een individuele en buitensporige last. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De man heeft na de oplichting nog een vermogen van € 166.928 en daarnaast een box 1-inkomen van € 48.130. Het is dus niet zo dat door de vermogensrendementsheffing zijn inkomen onder de armoedegrens komt. Zie voor een zaak waarin dat wel een rol speelde: NTFR 2018/857 en ‘HR bevestigt tijdsevenredige box 3-heffing bij onteigening’ De rechtbank verklaart het beroep van de man daarom ongegrond. Bron: Rb. Noord-Nederland 18-02-2021 (gepubl. 23-07-2021)

Slachtoffer oplichting betaalt gewoon box 3-belasting

Wie kort na de peildatum een bedrag uitleent en later merkt dat de schuldenaar hem heeft opgelicht, mag zijn box 3-vermogen niet verminderen met het hem ontfutselde bedrag.
Een man had op 1 januari 2017 een leningsovereenkomst met een bv en/ of haar dga gesloten. Op basis van die overeenkomst leende de man de bv of haar dga een bedrag uit van € 100.000. Dat bedrag maakte hij over op 2 januari 2017. Op 7 februari zou de schuldenaar de man het geleende bedrag terugbetalen plus een vaste vergoeding van € 10.000. Maar korte tijd later bleek dat de man was opgelicht en dat terugbetaling er niet inzat. Hoe vervelend dat ook was, volgens de wet moest de man de uitgeleende ton gewoon tot zijn box 3-vermogen op 1 januari 2017 rekenen. Maar dat vindt de man onredelijk, zodat hij in bezwaar en beroep gaat. Uitgeleende geld op peildatum op bank Rechtbank Noord-Nederland stelt voorop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid geniet bij het opstellen van fiscale wetgeving. De wetgever heeft deze ruime marge volgens de rechtbank niet overschreden met de vermogensrendementsheffing in 2017. En volgens de wettekst mag de man zijn box 3-vermogen niet verlagen met de ton. Dit bedrag stond op de peildatum van 1 januari 2017 immers nog op de bankrekening van de man. Inkomen blijft boven armoedegrens Vervolgens gaat de rechtbank na of hier sprake is van een individuele en buitensporige last. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De man heeft na de oplichting nog een vermogen van € 166.928 en daarnaast een box 1-inkomen van € 48.130. Het is dus niet zo dat door de vermogensrendementsheffing zijn inkomen onder de armoedegrens komt. Zie voor een zaak waarin dat wel een rol speelde: NTFR 2018/857 en ‘HR bevestigt tijdsevenredige box 3-heffing bij onteigening’ De rechtbank verklaart het beroep van de man daarom ongegrond. Bron: Rb. Noord-Nederland 18-02-2021 (gepubl. 23-07-2021)

Werkloosheid weer even hoog als voor coronacrisis

In juni 2021 waren 297.000 mensen werkloos. Dat is 3,2 procent van de beroepsbevolking. De laatste keer dat er minder dan 300.000 werklozen waren, was in maart 2020 bij het begin van de coronacrisis. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Eind juni 2021 verstrekte UWV ruim 238.000 lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 11.300 minder dan een maand eerder (-4,5 procent). Dit is de vijfde maand op rij dat het aantal WW-uitkeringen daalt. In juni zijn er meer WW-uitkeringen beëindigd (35.800) dan ontstaan (24.500). Vergeleken met eind juni vorig jaar ligt het aantal lopende WW-uitkeringen 20,7 procent lager. Het aantal WW-uitkeringen is voor het eerst lager dan voor het begin van de coronacrisis. Het aantal WW-uitkeringen voor jongeren tot 27 jaar was eind juni 2021 met 13,9 procent gedaald ten opzichte van een maand eerder. Vergeleken met eind juni 2020 ligt het aantal lopende WW-uitkeringen voor jongeren 61,1 procent lager. Bron: CBS, 22-07-2021

Niet snel extra afwaardering voor verhuurde panden

De omstandigheid dat in een jaar huurprijzen dalen en een pand leeg komt te staan, is nog geen reden om al een paar jaar daarvoor over te gaan tot afwaardering tot lagere bedrijfswaarde.
Een bv houdt zich bezig met de verhuur van onroerende zaken. Zij schaft in 2007 in de ene plaats een winkelpand aan en in een andere plaats een kantoorpand. Het kantoorpand bestaat uit vier afzonderlijke units, maar heeft slechts een kadastraal nummer. In 2008 koopt de bv een tweede kantoorpand. Een van de units van het eerste kantoorgebouw staat vanaf 30 juni 2012 leeg. Een andere unit komt op 31 juli 2014 leeg te staan. De bv waardeert in de jaren 2013 en 2014 alle gebouwen af naar de lagere bedrijfswaarde. Het gaat daarbij om totaalbedragen van € 485.390 (2013) en € 574.520 (2014). In 2016 vindt een verlaging van de huurprijzen plaats. Bovendien komt het tweede kantoorpand leeg te staan. De bv verkoopt haar onroerende zaken in 2017 en 2018 om vervolgens haar activiteiten te beëindigen. Fiscus staat maar deel afwaardering toe De fiscus staat in de aangiftes vennootschapsbelasting over 2013 maar een afwaardering van € 105.130 toe. Dat deel van de afwaardering ziet op het pand met de vier units waarvan twee leegstaan. De inspecteur staat over 2014 zelfs helemaal geen afwaardering toe. De bv wil toch meer afwaarderen en start een beroepsprocedure. De zaak belandt voor Hof Den Haag. Ondernemer moet lagere bedrijfswaarde aantonen In beginsel moeten ondernemers hun bedrijfsmiddelen waarderen tegen de kostprijs na vermindering met de afschrijvingen, zo redeneert het hof. Op grond van goedkoopmansgebruik mag men bedrijfsmiddelen waarderen tegen de lagere bedrijfswaarde. Daarbij geldt als voorwaarde dat de ondernemer kan aantonen dat de bedrijfswaarde werkelijk lager is dan de aanschafprijs minus de afschrijvingen. De afwaardering moet ook plaatsvinden in het jaar waarin de waardevermindering zich voordoet. Het hof gelooft niet dat de waardevermindering al in 2013 en 2014 heeft plaatsgevonden met betrekking tot de verhuurde panden. De huurprijzen zijn immers pas verlaagd in 2016. En pas in dat jaar is het tweede kantoorpand leeg komen te staan. Geen afwaardering per unit Ten tweede behandelt het hof de vraag of de fiscus te weinig aan afwaardering heeft toegestaan met betrekking tot het kantoorgebouw met de units. De bv claimt de boekwaarde van het pand te mogen splitsen in afzonderlijke onderdelen met een eigen boekwaarde. Het hof verwerpt dat standpunt. De units vormen samen één gebouw. De bv heeft dat gebouw trouwens steeds aangemerkt als één bedrijfsmiddel. Bij een eventuele afwaardering dient men het gebouw daarom in zijn geheel bekijken, wat de inspecteur ook heeft gedaan. Alsnog gewone afschrijving Uiteindelijk verklaart het hof het beroep van de bv toch gegrond. De bv heeft namelijk geen gewone afschrijving aangegeven in haar aangifte vennootschapsbelasting over 2014. Nu zij niet toekomt aan een bijzondere afwaardering van het tweede kantoorpand in 2014, mag zij wel een gewone afschrijving toepassen. Bron: Gerechtshof Den Haag 29-06-2021 (gepubl.19-07-2021)

© lArcade 2024