Inloggen

Archief

Niet snel extra afwaardering voor verhuurde panden

De omstandigheid dat in een jaar huurprijzen dalen en een pand leeg komt te staan, is nog geen reden om al een paar jaar daarvoor over te gaan tot afwaardering tot lagere bedrijfswaarde.
Een bv houdt zich bezig met de verhuur van onroerende zaken. Zij schaft in 2007 in de ene plaats een winkelpand aan en in een andere plaats een kantoorpand. Het kantoorpand bestaat uit vier afzonderlijke units, maar heeft slechts een kadastraal nummer. In 2008 koopt de bv een tweede kantoorpand. Een van de units van het eerste kantoorgebouw staat vanaf 30 juni 2012 leeg. Een andere unit komt op 31 juli 2014 leeg te staan. De bv waardeert in de jaren 2013 en 2014 alle gebouwen af naar de lagere bedrijfswaarde. Het gaat daarbij om totaalbedragen van € 485.390 (2013) en € 574.520 (2014). In 2016 vindt een verlaging van de huurprijzen plaats. Bovendien komt het tweede kantoorpand leeg te staan. De bv verkoopt haar onroerende zaken in 2017 en 2018 om vervolgens haar activiteiten te beëindigen. Fiscus staat maar deel afwaardering toe De fiscus staat in de aangiftes vennootschapsbelasting over 2013 maar een afwaardering van € 105.130 toe. Dat deel van de afwaardering ziet op het pand met de vier units waarvan twee leegstaan. De inspecteur staat over 2014 zelfs helemaal geen afwaardering toe. De bv wil toch meer afwaarderen en start een beroepsprocedure. De zaak belandt voor Hof Den Haag. Ondernemer moet lagere bedrijfswaarde aantonen In beginsel moeten ondernemers hun bedrijfsmiddelen waarderen tegen de kostprijs na vermindering met de afschrijvingen, zo redeneert het hof. Op grond van goedkoopmansgebruik mag men bedrijfsmiddelen waarderen tegen de lagere bedrijfswaarde. Daarbij geldt als voorwaarde dat de ondernemer kan aantonen dat de bedrijfswaarde werkelijk lager is dan de aanschafprijs minus de afschrijvingen. De afwaardering moet ook plaatsvinden in het jaar waarin de waardevermindering zich voordoet. Het hof gelooft niet dat de waardevermindering al in 2013 en 2014 heeft plaatsgevonden met betrekking tot de verhuurde panden. De huurprijzen zijn immers pas verlaagd in 2016. En pas in dat jaar is het tweede kantoorpand leeg komen te staan. Geen afwaardering per unit Ten tweede behandelt het hof de vraag of de fiscus te weinig aan afwaardering heeft toegestaan met betrekking tot het kantoorgebouw met de units. De bv claimt de boekwaarde van het pand te mogen splitsen in afzonderlijke onderdelen met een eigen boekwaarde. Het hof verwerpt dat standpunt. De units vormen samen één gebouw. De bv heeft dat gebouw trouwens steeds aangemerkt als één bedrijfsmiddel. Bij een eventuele afwaardering dient men het gebouw daarom in zijn geheel bekijken, wat de inspecteur ook heeft gedaan. Alsnog gewone afschrijving Uiteindelijk verklaart het hof het beroep van de bv toch gegrond. De bv heeft namelijk geen gewone afschrijving aangegeven in haar aangifte vennootschapsbelasting over 2014. Nu zij niet toekomt aan een bijzondere afwaardering van het tweede kantoorpand in 2014, mag zij wel een gewone afschrijving toepassen. Bron: Gerechtshof Den Haag 29-06-2021(gepubl.19-07-2021)

Online omzet telt mee bij onderhandelingen over huurkorting

Een winkel moet online omzet meerekenen als er wordt onderhandeld over huurkorting heeft de rechter bepaald in een tussenvonnis in een zaak tussen een kledingzaak en een verhuurder. Het betekent mogelijk dat retailers minder huurkorting krijgen voor door coronamaatregelen gemiste omzet.
De rechter vindt het niet onaannemelijk dat een deel van de omzet die normaal in de winkels wordt gedraaid, naar de webshop is gevloeid. Die omzet buiten beschouwing laten vindt de rechter daarom niet redelijk. Branchevereniging InRetail vindt de redenering van de rechter opvallend. Bij zes op de tien huurcontracten zijn huurders en verhuurders er onderling uitgekomen volgens de branchevereniging waarbij geen rekening is gehouden met online omzet. Begin augustus volgt de definitieve uitspraak. Bron: NOS, 21-07-2021

Fiscus te laat met stukken is einde informatiebeschikking

Stel dat een belastingplichtige en de inspecteur zijn verwikkeld in een geschil over een informatiebeschikking. Vervolgens dient de Belastingdienst de relevante stukken niet op tijd in bij de rechter. In dat geval neemt de rechter deze stukken niet in aanmerking en kan hij besluiten de informatiebeschikking te vernietigen.
De inspecteur stelt in zijn brief van 8 juli 2015 zo’n 35 vragen aan een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) over zijn ingediende aangiftes IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2013. De vragen zijn onderverdeeld in de categorieën ‘Inkomen uit arbeid’, ‘Resultaat ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen’, ‘Eigen woning’, ‘Inkomen uit aanmerkelijk belang’, ‘Schulden en voordeel uit sparen en beleggen’ en ‘Persoonsgebonden aftrek’. De ab-houder vraagt eerst drie keer om uitstel voor het leveren van de gevraagde informatie. Maar daarna stuurt de ab-houder op 6 november 2015 informatie aan de Belastingdienst. Opgelegde informatiebeschikking De inspecteur vindt echter dat de ab-houder te weinig informatie heeft gegeven. De fiscus splitst daarom een paar oude vragen op in meerdere vragen. De ab-houder vraagt daarop voor de vierde keer om uitstel. Maar het geduld van de inspecteur is op. Hij legt de ab-houder een informatiebeschikking op. De ab-houder tekent eerst bezwaar aan tegen de informatie. De Belastingdienst reageert daarop door een deel van de informatiebeschikking in te trekken. De ab-houder probeert vervolgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant de rest van de beschikking te laten vernietigen. IB-inspecteur weet van stukken OB-inspecteur De ab-houder heeft in het kader van een controleonderzoek voor de omzetbelasting (OB) 770 bladzijden aan stukken overlegd aan de inspecteur voor de OB. De inspecteur voor de inkomstenbelasting heeft in eerste instantie gesteld dat deze stukken niet aan hem ter beschikking staan. Maar later stelt hij toch te hebben kennisgenomen van de stukken. Dat betekent wel dat hij deze stukken tijdig moet indienen bij de rechtbank. Uiteindelijk dient de fiscus 829 bladzijden aan stukken in bij de rechtbank. Vernietiging informatiebeschikking Maar deze stukken zijn niet op tijd ingediend, zodat de rechtbank ze niet in aanmerking neemt. Zonder kennisneming van de stukken kan de rechtbank echter niet beoordelen of de ab-houder heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. De rechtbank oordeelt dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico komt van de Belastingdienst. En dus vernietigt de rechtbank de informatiebeschikking. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-05-2021 (gepubl.16-07-2021)

Fiscus te laat met stukken is einde informatiebeschikking

Stel dat een belastingplichtige en de inspecteur zijn verwikkeld in een geschil over een informatiebeschikking. Vervolgens dient de Belastingdienst de relevante stukken niet op tijd in bij de rechter. In dat geval neemt de rechter deze stukken niet in aanmerking en kan hij besluiten de informatiebeschikking te vernietigen.
De inspecteur stelt in zijn brief van 8 juli 2015 zo’n 35 vragen aan een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) over zijn ingediende aangiftes IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2013. De vragen zijn onderverdeeld in de categorieën ‘Inkomen uit arbeid’, ‘Resultaat ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen’, ‘Eigen woning’, ‘Inkomen uit aanmerkelijk belang’, ‘Schulden en voordeel uit sparen en beleggen’ en ‘Persoonsgebonden aftrek’. De ab-houder vraagt eerst drie keer om uitstel voor het leveren van de gevraagde informatie. Maar daarna stuurt de ab-houder op 6 november 2015 informatie aan de Belastingdienst. Opgelegde informatiebeschikking De inspecteur vindt echter dat de ab-houder te weinig informatie heeft gegeven. De fiscus splitst daarom een paar oude vragen op in meerdere vragen. De ab-houder vraagt daarop voor de vierde keer om uitstel. Maar het geduld van de inspecteur is op. Hij legt de ab-houder een informatiebeschikking op. De ab-houder tekent eerst bezwaar aan tegen de informatie. De Belastingdienst reageert daarop door een deel van de informatiebeschikking in te trekken. De ab-houder probeert vervolgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant de rest van de beschikking te laten vernietigen. IB-inspecteur weet van stukken OB-inspecteur De ab-houder heeft in het kader van een controleonderzoek voor de omzetbelasting (OB) 770 bladzijden aan stukken overlegd aan de inspecteur voor de OB. De inspecteur voor de inkomstenbelasting heeft in eerste instantie gesteld dat deze stukken niet aan hem ter beschikking staan. Maar later stelt hij toch te hebben kennisgenomen van de stukken. Dat betekent wel dat hij deze stukken tijdig moet indienen bij de rechtbank. Uiteindelijk dient de fiscus 829 bladzijden aan stukken in bij de rechtbank. Vernietiging informatiebeschikking Maar deze stukken zijn niet op tijd ingediend, zodat de rechtbank ze niet in aanmerking neemt. Zonder kennisneming van de stukken kan de rechtbank echter niet beoordelen of de ab-houder heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. De rechtbank oordeelt dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico komt van de Belastingdienst. En dus vernietigt de rechtbank de informatiebeschikking. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-05-2021 (gepubl.16-07-2021

Kunstmatige financiering met hybrides? Renteaftrekbeperking!

In de praktijk komt het voor dat een groep investeerders een constructie opzet om een zakelijke verwerving van een deelneming te financieren met vreemd vermogen. Leidt deze constructie ertoe dat de rente bij de schuldeiser onbelast is? En blijft de economische positie van de vermogensverschaffers voor de rest ongewijzigd? Dan is waarschijnlijk sprake van fraus legis en is de rente toch niet aftrekbaar.
Een groep investeerders verwerft een belang in een groep ondernemingen. Voor deze acquisitie richten zij in Nederland vennootschappen op die een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting vormen. De investeerders maken voor de financiering gebruik van gelieerde buitenlandse hybride vennootschappen. Deze buitenlandse lichamen verstrekken een hybride lening aan de FE. De FE brengt daarom zo’n € 27 miljoen aan rente in mindering op de fiscale winst van de gekochte onderneming. Zowel de Belastingdienst als Hof Amsterdam staat de renteaftrek niet toe op grond van fraus legis. Verder menen de fiscus en het hof dat de FE ten onrechte een bonus voor het management van de gekochte onderneming heeft afgetrokken. Geen verschil in economische positie De FE gaat in cassatie. De Hoge Raad constateert dat de hybride buitenlandse vennootschappen in Frankrijk kwalificeren als fiscaal transparante entiteiten. Het gevolg is dat zij geen compenserende belasting zijn verschuldigd over de rente die zij ontvangen van de FE. Maar de vermogenspositie van de buitenlandse vennootschappen is niet wezenlijk veranderd door het voor de acquisitie beschikbare vermogen uit te lenen aan de FE. De Hoge Raad vergelijkt de situatie tussen het (in)direct verwerven van het belang in de groep met uitsluitend eigen vermogen en dezelfde verwerving waarbij men eigen vermogen in vreemd vermogen omzet. Deze situaties vertonen geen economisch relevante verschillen, uitsluitend een fiscaal verschil. Daardoor is hier sprake van fraus legis, ook al zijn de motieven om een belang in de groep te verwerven zakelijk. Het accepteren van de aftrek van de rente die de FE over de hybride lening is verschuldigd, is in strijd met doel en strekking van de wet. Verplichting niet dubbel nemen Met betrekking tot de ‘bonussen aan personeel’ merkt de Hoge Raad op dat de bonussen feitelijk voortvloeiden uit verplichtingen van de oude aandeelhouder van de overgenomen onderneming. Deze verplichtingen zijn daarom niet ook nog eens bij de FE in aanmerking te nemen. De inspecteur heeft deze aftrek dus terecht geweigerd, zo oordeelt de Hoge Raad. Bron: Hoge Raad 16-07-2021

© lArcade 2024