Inloggen

Archief

Kunstmatige financiering met hybrides? Renteaftrekbeperking!

In de praktijk komt het voor dat een groep investeerders een constructie opzet om een zakelijke verwerving van een deelneming te financieren met vreemd vermogen. Leidt deze constructie ertoe dat de rente bij de schuldeiser onbelast is? En blijft de economische positie van de vermogensverschaffers voor de rest ongewijzigd? Dan is waarschijnlijk sprake van fraus legis en is de rente toch niet aftrekbaar.
Een groep investeerders verwerft een belang in een groep ondernemingen. Voor deze acquisitie richten zij in Nederland vennootschappen op die een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting vormen. De investeerders maken voor de financiering gebruik van gelieerde buitenlandse hybride vennootschappen. Deze buitenlandse lichamen verstrekken een hybride lening aan de FE. De FE brengt daarom zo’n € 27 miljoen aan rente in mindering op de fiscale winst van de gekochte onderneming. Zowel de Belastingdienst als Hof Amsterdam staat de renteaftrek niet toe op grond van fraus legis. Verder menen de fiscus en het hof dat de FE ten onrechte een bonus voor het management van de gekochte onderneming heeft afgetrokken. Geen verschil in economische positie De FE gaat in cassatie. De Hoge Raad constateert dat de hybride buitenlandse vennootschappen in Frankrijk kwalificeren als fiscaal transparante entiteiten. Het gevolg is dat zij geen compenserende belasting zijn verschuldigd over de rente die zij ontvangen van de FE. Maar de vermogenspositie van de buitenlandse vennootschappen is niet wezenlijk veranderd door het voor de acquisitie beschikbare vermogen uit te lenen aan de FE. De Hoge Raad vergelijkt de situatie tussen het (in)direct verwerven van het belang in de groep met uitsluitend eigen vermogen en dezelfde verwerving waarbij men eigen vermogen in vreemd vermogen omzet. Deze situaties vertonen geen economisch relevante verschillen, uitsluitend een fiscaal verschil. Daardoor is hier sprake van fraus legis, ook al zijn de motieven om een belang in de groep te verwerven zakelijk. Het accepteren van de aftrek van de rente die de FE over de hybride lening is verschuldigd, is in strijd met doel en strekking van de wet. Verplichting niet dubbel nemen Met betrekking tot de ‘bonussen aan personeel’ merkt de Hoge Raad op dat de bonussen feitelijk voortvloeiden uit verplichtingen van de oude aandeelhouder van de overgenomen onderneming. Deze verplichtingen zijn daarom niet ook nog eens bij de FE in aanmerking te nemen. De inspecteur heeft deze aftrek dus terecht geweigerd, zo oordeelt de Hoge Raad. Hoge Raad, 16-07-2021

Coronasteun voor Limburgse ondernemers met waterschade

De steunmaatregelen voor ondernemers die zijn getroffen door de coronacrisis zijn ook van toepassing op ondernemers in Limburg die zijn getroffen door de watersnood.
Dat zei premier Rutte. Het kabinet besprak maandag de situatie in Limburg. De wetgeving rond de steunmaatregelen omschrijven namelijk niet waardoor het omzetverlies is veroorzaakt. De premier raadt getroffen ondernemers aan goed hun geleden schade te documenteren. „Dat is belangrijk voor de verzekering en voor de Wet tegemoetkoming schade bij rampen.” Naast die schaderegeling gelden nog de steunfondsen die zijn opgericht voor de coronacrisis. Bron: ANP, 19-07-2021

Wijziging Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001

Met deze maatregel wordt het begrip administratieplichtigen aan de Belastingdienst uitgebreid. Het gaat om een verplichting voor de periodieke renseignering van gegevens en inlichtingen uit het zogenoemde formulier IB-47, onder vermelding van het bsn.
De nieuwe renseigneringsverplichting gaat gelden voor twee groepen administratieplichtigen. Allereerst betreft dit inhoudingsplichtigen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 die betalingen doen aan een natuurlijk persoon voor werkzaamheden en diensten die zijn verricht voor de inhoudingsplichtige zelf of een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap. Daarnaast betreft dit zogenoemde collectieve beheersorganisaties (cbo’s). Dit zijn organisaties die namens een groep van rechthebbenden optreden om zonder winstoogmerk vergoedingen voor een auteursrecht of naburig recht te innen en onder die rechthebbenden te verdelen. De nieuwe renseigneringsstroom zal feitelijk voor het eerst per 1 januari 2023 gaan plaatsvinden. De gegevens over een bepaald kalenderjaar moeten na afloop van dat kalenderjaar en uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar worden aangeleverd. Dit moet zowel de Belastingdienst als de betreffende administratieplichtigen voldoende tijd geven om het nieuwe proces tijdig en toereikend in te richten. Met de nieuwe renseigneringsstroom wordt niet het gehele proces van het formulier IB-47 in deze maatregel vervat. Het bestaande proces van het formulier IB-47 – dus zonder uitvraag van het bsn – blijft vooralsnog gehandhaafd voor uitbetalingen die niet onder de nieuw in te voeren renseigneringsverplichting vallen. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Bron: MvF, 07-07-2021, Stb. 2021, 358

Wijziging Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001

Met deze maatregel wordt het begrip administratieplichtigen aan de Belastingdienst uitgebreid. Het gaat om een verplichting voor de periodieke renseignering van gegevens en inlichtingen uit het zogenoemde formulier IB-47, onder vermelding van het bsn.
De nieuwe renseigneringsverplichting gaat gelden voor twee groepen administratieplichtigen. Allereerst betreft dit inhoudingsplichtigen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 die betalingen doen aan een natuurlijk persoon voor werkzaamheden en diensten die zijn verricht voor de inhoudingsplichtige zelf of een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap. Daarnaast betreft dit zogenoemde collectieve beheersorganisaties (cbo’s). Dit zijn organisaties die namens een groep van rechthebbenden optreden om zonder winstoogmerk vergoedingen voor een auteursrecht of naburig recht te innen en onder die rechthebbenden te verdelen. De nieuwe renseigneringsstroom zal feitelijk voor het eerst per 1 januari 2023 gaan plaatsvinden. De gegevens over een bepaald kalenderjaar moeten na afloop van dat kalenderjaar en uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar worden aangeleverd. Dit moet zowel de Belastingdienst als de betreffende administratieplichtigen voldoende tijd geven om het nieuwe proces tijdig en toereikend in te richten. Met de nieuwe renseigneringsstroom wordt niet het gehele proces van het formulier IB-47 in deze maatregel vervat. Het bestaande proces van het formulier IB-47 – dus zonder uitvraag van het bsn – blijft vooralsnog gehandhaafd voor uitbetalingen die niet onder de nieuw in te voeren renseigneringsverplichting vallen. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Bron: MvF, 07-07-2021, Stb. 2021, 358

Kom niet aan met een zelf verzonnen autokostenforfait

Een belastingadviseur heeft een eigen methode ontwikkeld om zijn winstcorrectie vanwege het privégebruik van de auto van de zaak te berekenen. Hij moet er dan rekening mee houden dat de Belastingdienst zulke alternatieve rekenmethodes niet op prijs stelt en daarvoor boetes oplegt.
Via zijn eenmanszaak geeft een ondernemer onder meer belastingadvies. Bovendien verricht hij diverse andere diensten aan onderdelen van een stichting. De man beschikt over de auto van de zaak. In zijn aangifte IB/PVV over 2013 geeft de man voor het privégebruik van deze auto een bedrag van € 1.360 op als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Hij komt op dat bedrag door eerst 10% te nemen van de cataloguswaarde. Daarna deelt hij deze uitkomst door twee omdat hij maar gedurende een half jaar over de auto beschikt. In dezelfde aangifte trekt de man € 1.360 af van zijn ROW bij wijze van vrijwilligersvergoeding. In zijn aangifte over 2014 en 2015 geeft de man echter helemaal geen autokostenforfait op. Dit komt hem op vergrijpboetes te staan. De belastingadviseur tekent beroep aan tegen de vergrijpboetes. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant claimt hij een pleitbaar standpunt te hebben. Zo stelt hij dat de werkzaamheden waarvoor hij de auto van de zaak heeft gebruikt, hebben plaatsvonden buiten het economische verkeer. De rechtbank gelooft dat echter niet. Een ander punt is dat de man op eigen initiatief een bijtelling van 10% heeft toegepast in plaats van de 20% die hij toen eigenlijk had moeten hanteren. De adviseur stelt daarmee een soort compensatie te hebben toegepast omdat hij ook zijn privéauto heeft gebruikt voor zakelijke doeleinden. Maar de rechtbank wijst hem erop dat de wet zulke vrijheden niet toestaat. Toch verlaagt de rechtbank de opgelegde boete. De vergrijpboete is namelijk berekend over de gehele correcte bijtelling. De Belastingdienst heeft ten onrechte geen rekening gehouden met het bedrag dat de adviseur wel als bijtelling heeft opgegeven. De man heeft dit bedrag weliswaar ook afgetrokken van zijn ROW, maar dat is niet van belang. Dat komt doordat de fiscus niet heeft gesteld dat de geclaimde aftrek van de vrijwilligersvergoeding onjuist was. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 29-06-2021

© lArcade 2024