Inloggen

Archief

Lager btw-tarief op aantal goederen en diensten

De ministers van Financiën van de Europese Unie hebben overeenstemming bereikt over de verlaging van het btw-tarief op onder andere zonnepanelen, water, personenvervoer en livestreaming van sportwedstrijden of shows. Hiertoe wordt de BTW-Richtlijn uit 2006 gewijzigd.
Na jaren onderhandelen zijn de ministers het eens geworden over uitbreiding van de Richtlijn waardoor een verlaagd tarief tussen 0 en 5% voor zeven punten wordt toegestaan. Lidstaten krijgen met de herziene Richtlijn meer ruimte bij de vaststelling van lagere btw-tarieven, zolang er geen concurrentieverstoring optreedt. Het voordeel moet terechtkomen bij de consument. Het moet gaan om goederen en diensten die worden geacht te voorzien in basisbehoeften, namelijk de levering van levensmiddelen, water, geneesmiddelen, farmaceutische producten, gezondheids- en hygiëneproducten, vervoer van personen en een aantal culturele producten (boeken, kranten en tijdschriften). Voorgesteld wordt om ook zonnepanelen in de lijst van zeven punten op te nemen vanwege de milieutoezeggingen van de Unie inzake decarbonisatie en de Green Deal, en de lidstaten de mogelijkheid te bieden het gebruik van hernieuwbare energiebronnen ook door middel van verlaagde btw-tarieven te bevorderen. Het is aan de nieuwe Nederlandse regering om te besluiten of wel of niet van de mogelijkheid gebruikt zal worden gemaakt, benadrukt een woordvoerster van het ministerie van Financiën. Verder is afgesproken dat het verlaagde btw-tarief op fossiele brandstoffen als olie, gas en steenkool vanaf 1 januari 2030 niet meer mag worden toegepast. Hetzelfde geldt voor kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen vanaf 1 januari 2032. De lidstaten moeten uiterlijk 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen zodat deze met ingang van 1 januari 2025 kunnen worden toegepast. Bron: Raad van de EU 07-12-2021

Fout in verhuurovereenkomst, maar toch btw-aftrek

Een verhuurovereenkomst sluit langdurige verhuur niet uit, maar verder wijst alles erop dat de partijen alleen kortdurend willen verhuren. In zo’n geval is sprake van kortdurende verhuur en eventueel aftrek van voorbelasting.
Een bv exploiteert diverse onroerende zaken, waaronder een pand dat bij aankoop uit drie appartementen bestaat. De bv laat het pand in 2012 en 2013 verbouwen tot acht appartementen. Zij onderhandelt in 2013 met een ander bedrijf over de uitbesteding van de gemeubileerde verhuur van de appartementen. De bv verwacht een short-stay vergunning te krijgen. Dat houdt in dat het is toegestaan de appartementen gemeubileerd te verhuren voor hooguit zes maanden. Op 1 oktober 2013 ondertekenen de bv en het bedrijf een huurovereenkomst voor vijf jaar. De huur vindt volgens de bv belast plaats. Daarom wil zij voorbelasting aftrekken. Maar de Belastingdienst meent dat sprake is van btw-vrijgestelde verhuur. De bv krijgt daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Zij stapt daarop naar de rechtbank. Rechtbank Noord-Holland overweegt dat de partijen het erover eens zijn dat ook de verhuur aan een tussenpersoon die de appartementen voor eigen rekening doorverhuurt aan eindgebruikers btw-belast kan zijn. Maar dan moet sprake zijn van kortdurende verhuur. Op basis van de tekst van de huurovereenkomst is echter langere verhuur ook mogelijk. De bv beweert dat het hier een misslag betreft. De rechtbank is het met de bv eens dat de bedoeling tussen haar en het bedrijf duidelijk is geweest. Uit hun gesprekken over de vergunning blijkt dat zij hebben gestreefd naar kortdurende verhuur. Bovendien heeft de bv na het ondertekenen het bedrijf nadrukkelijk erop gewezen de appartementen conform de vergunningsvoorwaarden te verhuren. Het bedrijf heeft dat ook gedaan. Verder blijkt uit brieven van de bv aan de gemeente dat zij al voor de verbouwing van plan was om kortdurend te verhuren. De rechtbank verklaart het beroep van de bv gegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 23-11-2021

CBS gaat jaarlijks onderzoek doen naar familiebedrijven

Minister Blok heeft aan de Tweede Kamer laten weten dat het CBS jaarlijks onderzoek gaat doen naar familiebedrijven. Dit naar aanleiding van een ingediende motie waarin wordt verzocht om vanaf 2022 periodiek onderzoek te doen naar familiebedrijven en de resultaten met de Kamer te delen.
Op 11 november 2021 heeft het CBS de cijfers over familiebedrijven in Nederland 2019-2020 gepubliceerd. Op basis van deze cijfers is berekend dat Nederland op 1 januari 2020 281.470 familiebedrijven telde. Van de familiebedrijven was 86% een microbedrijf. Microbedrijven zijn bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen. In 2019 realiseerden familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven € 428 miljard omzet en € 112 miljard toegevoegde waarde. Dit is 25% van de totale omzet en 27% van de toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven. Familiebedrijven waren in december 2019 goed voor zo’n 30% van alle werknemersbanen in Nederland. Besloten is dat de komende jaren het CBS onderzoek naar familiebedrijven blijft doen. Jaarlijks zal de identificatie van familiebedrijven plaatsvinden. Ook zal een maatwerktabellenset worden samengesteld met cijfers over aantallen familiebedrijven: naar bedrijfsgrootte en provincie. En worden gegevens over omzet, toegevoegde waarde en werknemersbanen in dezelfde opzet als in 2020 en 2021 gepubliceerd. Bron: Min. EZK, 02-12-2021

Niet aantoonbaar uit Nederland vertrokken

Als een werknemer niet kan aantonen dat hij daadwerkelijk Nederland heeft verlaten om voor een buitenlandse werkgever te werken, mag Nederland over het buitenlandse inkomen heffen. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet als de eerder in het buitenland verrichtte werkzaamheden weliswaar hetzelfde zijn maar de situatie van de werkgevers verschilt.
Een Nederlandse butler werkt vanaf 14 september 2017 op basis van een vierjarige overeenkomst voor een sjeik uit Qatar als reizende butler. Volgens deze overeenkomst is hierop het recht van Engeland en Wales van toepassing. In de drie maanden voor zijn aanstelling voor vier jaar heeft de butler op basis van een tijdelijk contract voor dezelfde sjeik gewerkt. Uit het BRP blijkt dat de butler in de periode 13 februari 2013 tot het moment van de rechtszaak gedurende twee periodes in het buitenland ingeschreven heeft gestaan. Van 10 augustus 2016 tot 22 januari 2017 en van 14 juli 2017 tot 3 april 2018 stond hij ingeschreven in het Verenigd Koninkrijk (VK). Hij bezit op 1 januari 2017 een Nederlandse bankrekening waarop zijn loon door de sjeik wordt gestort. Ook heeft hij tot 1 juni 2017 een eigen woning in Nederland. Omdat de butler ondanks diverse aanmaningen geen aangifte IB 2017 indient, legt de inspecteur een ambtshalve aanslag IB 2017 op. Voor de rechtbank geeft de butler aan dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Hij heeft in de periode januari tot juli 2017 voornamelijk van spaargeld geleefd. Het inkomen uit dienstbetrekking valt buiten de Nederlandse belastingheffing omdat hij vanaf juli 2017 geen inwoner van Nederland was. De butler geeft aan dat hij met de sjeik de hele wereld over reisde. De sjeik woonde op basis van een studentenvisum in Engeland. Hij wilde echter niet als inwoner van het Verenigd Koninkrijk worden aangemerkt vanwege het fiscale klimaat. Mede daarom werd er veel gereisd en heeft de sjeik nooit langer dan 60 dagen achtereen ergens verblijf gehad. Ook werd er bijvoorbeeld een maand op een jacht in internationale wateren doorgebracht. De butler is niet meer dan 30 dagen in Qatar geweest in de periode dat hij voor de sjeik werkzaam was. Volgens de rechtbank heeft de butler niet met stukken aangetoond dat hij vanaf juli 2017 geen inwoner meer was van Nederland. Ook blijkt nergens uit dat Nederland, op grond van de belastingverdragen met Qatar en het VK, geen heffingsrecht over het inkomen toekomt. De inspecteur heeft de aanslag IB 2017 dan ook niet te hoog vastgesteld. Het beroep van de butler op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. De man geeft aan hij het inkomen dat hij in 2016 in Groot Brittannië heeft verdiend (voor dezelfde werkzaamheden maar bij een in het VK gevestigde werkgever) niet heeft aangegeven in zijn aangifte IB 2016. Hieraan heeft de butler het vertrouwen ontleent dat zijn buitenlandse inkomen in 2017 ook niet in de Nederlandse belastingheffing zou worden betrokken. Volgens de rechtbank heeft de butler deze stelling niet onderbouwd. Ook gaat het vertrouwensbeginsel niet op omdat dat er in 2016 en 2017 sprake was van twee verschillende werkgevers, waarvan de een wel in het VK gevestigd was en de andere niet. Daarmee is er geen sprake van gelijke gevallen. Bron: Rb. Noord Nederland 02-11-2021

Technische btw-problemen bij de Belastingdienst

Als gevolg van technische problemen bij de Belastingdienst zijn mogelijk ten onrechte naheffingsaanslagen btw over het derde kwartaal 2021 en september 2021 opgelegd. Ook waren er problemen met de bevestigingsbrieven van btw-meldingen in het éénloketsysteem.
Ondernemers hebben mogelijk ten onrechte een naheffingsaanslag btw ontvangen vanwege een aangifteverzuim over het derde kwartaal 2021 of over september 2021. De naheffingsaanslagen hebben als dagtekening 25 november 2021. De naheffingsaanslag is ten onrechte opgelegd als er wel op tijd aangifte is gedaan en hiervoor een ontvangstbevestiging is ontvangen. Ondernemers kunnen deze naheffingsaanslag dan als niet verzonden beschouwen en hoeven de boete niet te betalen. Door technische problemen was het niet mogelijk alle btw-aangiften te verwerken. De btw-aangiften moeten nu handmatig worden verwerkt, daardoor kan het even duren voordat er eventueel een nieuwe naheffingsaanslag wordt opgelegd. Ondernemers die in 2021 zijn geregistreerd voor het éénloketsysteem en die over het derde kwartaal een btw-melding hebben gedaan in het systeem, hebben mogelijk een brief van de Belastingdienst ontvangen dat de melding niet is geaccepteerd. Momenteel wordt er gewerkt aan een oplossing om de melding toch te kunnen verwerken. In december worden de ondernemers telefonisch of per brief geïnformeerd of door de ondernemer actie moet worden ondernomen. Tot die tijd hoeven ondernemers niets te doen. Ook ondernemers die zich hebben aangemeld voor het éénloketsysteem en nog geen bevestiging van de registratie hebben ontvangen, krijgen in december bericht. Bron: Belastingdienst 02-12-2021

© lArcade 2024