Inloggen

Archief

Kruislingse schenking is fiscale constructie

Kruislingse schenkingen die zijn gedaan om een dubbele jubelton te realiseren, vormen fiscale constructies. De Belastingdienst mag daarom de dubbele toepassing van deze faciliteit weigeren.


Een zus en een broer ontvangen ieder op 12 juli 2017 van hun moeder een schenking ter grootte van € 100.000. De volgende dag schenkt een andere vrouw zowel aan de zus als aan de broer een bedrag van € 100.000. Deze vrouw, een zakenrelatie van de vader van de zus en de broer, heeft zelf vier kinderen. De moeder van de zus en de broer heeft in 2017 aan ieder van die vier kinderen een bedrag van € 50.000 geschonken. Al deze schenkingen waren ten behoeve van de eigen woning. De zus en de broer willen daarom op de ontvangen schenkingen de bijzondere eenmalige verhoogde vrijstelling van schenkbelasting toepassen. Deze inmiddels vervallen faciliteit staat ook bekend onder de naam ‘jubelton’. De inspecteur staat alleen de toepassing van de jubelton toe over de directe schenking van de moeder aan haar kinderen. De andere schenking is volgens hem een kruislingse schenking.

Fiscale herkwalificatie van de schenking De zus en de broer dienen beroepschriften in tegen de afwijzing van de toepassing van de jubelton. Maar Rechtbank Den Haag verklaart deze beroepschriften ongegrond. Vervolgens gaan de zus en de broer in hoger beroep. Hof Den Haag meent dat men bij de beoordelen van de schenking door de zakenrelatie niet moet uitgaan van de civielrechtelijke kwalificatie van de feiten. In plaats daarvan moet een fiscale herkwalificatie plaatsvinden. Daardoor telt de schenking door de zakenrelatie als een schenking door de moeder. Het achterwege laten van de fiscale herkwalificatie zou leiden tot fraus legis, aldus het hof.

Geen opgewekt vertrouwen De zus en de broer werpen nog tegen dat de wetgever het verschijnsel van kruislings schenken heeft onderkend maar geen aanpassing heeft aangebracht in de wettekst. Het hof meent echter dat deze omstandigheid geen te honoreren vertrouwen heeft opgewekt. De staatssecretaris van Financiën heeft meermaals verklaard kruislings schenken als een constructie te zien. Daarnaast heeft hij verklaard deze constructie te willen bestrijden. Daardoor is geen vertrouwen opgewekt dat de fiscus geen beroep zou doen op fiscale herkwalificatie of fraus legis om de kruislingse schenking te bestrijden. In het hoger beroep krijgen de zus en de broer daarom evenmin gelijk.

Bron: Hof Den Haag 27-03-2024 (gepubl. 06-05-2024) en Rb. Den Haag 27-06-2023 (gepubl. 19-07-2023.

Handboek loonheffingen 2024 gepubliceerd

De Belastingdienst heeft het Handboek loonheffingen 2024 gepubliceerd.


Enkele belangrijke wijzigingen ten opzichte van voorgaande edities:

  • In paragraaf 1.1.1 is aan het onderdeel ‘inhouden en betalen van loonheffingen’ de eindheffing toegevoegd;

  • In paragraaf 2.1 is verduidelijkt dat hoofdstuk 2 ook ziet op overname van een deel van een onderneming;

  • In paragraaf 2.2 is verduidelijkt dat de werkgever niet alleen een kopie van een geldig identiteitsbewijs moet bewaren maar dit ook zelf moet maken;

  • In paragraaf 2.5 is verduidelijkt dat naast fusie of overname het verplicht melden ook geldt voor gedeeltelijke overname van een onderneming en bij faillissement.

  • In paragraaf 7.7 is verduidelijkt dat het loon voor de werknemersverzekeringen vaak gelijk is aan het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen;

  • In paragraaf 7.8.2 is de tekst aangepast omdat per 2024 de zogenoemde ‘terugkeerpremie’ is verhoogd van de halve sectorale premie ZW naar de volledige sectorale premie;

  • In paragraaf 9.3.1 is verduidelijkt dat vanaf 2024 elke werkgever of inhoudingsplichtige de alleenstaandeouderenkorting mag toepassen;

  • In paragraaf 9.3.7 is verduidelijkt dat heel Cyprus onderdeel is van de EU;

  • In paragraaf 10.1.4 is verduidelijkt dat de gage van een artiest of beroepssporter niet meetelt voor het bepalen van de vrije ruimte;

  • In paragraaf 10.1.6 is verduidelijkt wat onder tweede aangifte moet worden verstaan;

  • In paragraaf 18.1 is toegevoegd dat vanaf 2023 de doelmatigheidsmarge voor het gebruikelijk loon is vervallen, maar dat er in 2024 nog sprake kan zijn van een overgangsregeling;

  • In paragraaf 18.1 is bij deeltijdsituaties ‘een evenredig deel van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meestverdienende werknemer’ verwijderd, omdat dit niet in overeenstemming is met de wet;

  • In 18.1 is verwijderd dat een starter in 2023 aan de voorwaarden moet voldoen, omdat de speciale regeling voor start-ups in 2024 niet meer geldt;

  • In paragraaf 19.4.1 is verduidelijkt dat de 30%-regeling alleen van toepassing is op loon dat wordt genoten vóór of op de uiterlijke einddatum die in de beschikking staat;

  • In paragraaf 19.4.3 is verduidelijkt dat jaarlijks een keuze voor toepassing van de 30%-regeling of aftrek van de werkelijke extraterritoriale kosten gemaakt moet worden en die keuze geldt voor een heel jaar;

  • Verduidelijkt is dat bij betaling van extraterritoriale kosten naast toepassing van de 30%-regeling, de betaling van de extraterritoriale kosten loon is;

  • Toegevoegd is een paragraaf 19.8 over de kwalificatie van thuiswerkdagen en wanneer dit tot een vaste inrichting kan leiden;

  • In paragraaf 22.1.2 alinea ‘a Samenloop thuiswerken en reizen naar een vaste plaats van werkzaamheden’ is de tekst verduidelijkt naar aanleiding van een kennisgroepstandpunt. In deze paragraaf wordt uitgelegd wanneer het aantal reisdagen (214) en thuiswerkdagen (218) naar evenredigheid moet toepassen en wanneer de vergoeding naar tijdsgelang moet worden berekend;

  • In paragraaf 22.1.9 is verduidelijkt dat de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen alleen van toepassing is voor verplichte arbovoorzieningen;

  • In paragraaf 27.1.1 wordt verwezen naar een lopende procedure bij de Hoge Raad over toepassing van loonkostenvoordelen bij overname van een onderneming;

  • In paragraaf 27.2.1 zijn de uurloongrenzen voor het bepalen van loonkostenvoordelen gewijzigd. Tot en met 2023 was een van de voorwaarden voor het recht op het LIV dat het gemiddeld uurloon van een werknemer over een kalenderjaar minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon (WML) bedroeg. De bovengrens van 125% van het WML is per 1 januari 2024 verlaagd naar 104% van het WML. Deze verlaging hangt onder meer samen met de wijziging van het WML per 2024.

Bron: Belastingdienst 26-04-2024.

Vaste vertegenwoordiger is meer dan hulp bij veiling

Een lichaam dat het goederenvervoer naar een veiling regelt en daar optreedt om die goederen te verhandelen, is nog geen vaste vertegenwoordiger van de goederenproducent.


Een Nederlandse holding en een Nederlandse dochtervennootschap vormen een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. De dochtervennootschap drijft een onderneming in de vorm van een pelsdierenfokkerij. Zij verkoopt pelsen van voornamelijk nertsen via een (online) Noord-Amerikaans veilinghuis. De dochtervennootschap heeft meerdere accounts bij dit veilinghuis. De opbrengsten die de dochtervennootschap ontvangt op deze accounts, boekt zij over naar de Luxemburgse bankrekening van de enig aandeelhouder van de holding. Tijdens een onderzoek naar Nederlanders met buitenlandse bankrekeningen ontdekt de Belastingdienst dat de dga van de holding bankrekeningen in Luxemburgse aanhoudt. De inspecteur besluit om te verzoeken om verdere informatie. Daarop ontvangt hij een overzicht van de ontvangsten van de dochtervennootschap op haar account bij het veilinghuis. Naar aanleiding van deze informatie legt de Belastingdienst de FE navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting op over de jaren 2006, 2008, 2009 en 2012. Ook moet de FE vergrijpboetes en belastingrente betalen. Daarop begint de FE een beroepsprocedure.

Geen vaste vertegenwoordiger Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de FE dat Nederland niet mag heffen over de opbrengsten die zij heeft behaald via het Noord-Amerikaanse veilinghuis. Die opbrengsten zouden zijn behaald in Canada met behulp van een vaste vertegenwoordiger, aldus de FE. Het gaat om een bv die het vervoer van de pelsen naar de veilingen in Canada regelt. Bovendien treedt die bv aldaar op als gemachtigde van de FE om de pelsen te verhandelen. Maar de rechtbank vindt deze motivering onvoldoende om de bv aan te merken als vaste vertegenwoordiger van de FE. In beginsel zijn de navorderingsaanslagen terecht opgelegd. Wel vindt de rechtbank dat de navorderingsaanslag over 2006 te hoog is. Bovendien moet een boetematiging plaatsvinden vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Navordering over inkomen uit aanmerkelijk belang Overigens merkt de Belastingdienst de overboekingen van de veilingopbrengsten op de Luxemburgse bankrekening van de dga aan als een winstuitdeling door de FE. De inspecteur rekent de helft van deze winstuitdeling toe aan de dga en de andere helft aan zijn partner. Vervolgens vordert hij de inkomstenbelasting over deze winstuitdelingen na. Volgens de rechtbank is dat in principe terecht. In de bijbehoren de beroepsprocedures verlaagt de rechtbank de navorderingsaanslagen over 2006 en 2007 omdat de fiscus is uitgegaan van te hoge bedragen. En ook hier vermindert de rechtbank de vergrijpboetes wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 25-04-2024 (gepubl. 03-05-2024).

Wettelijk minimumuurloon per 1 juli 2024

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de regeling tot aanpassing van het minimumloon per 1 juli 2024 gepubliceerd. Het minimumloon wordt met 3,08% verhoogd.


Het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 juli 2024:

  • per uur: € 13,68;

  • referentiemaandloon: € 2.133,60.

Het referentiemaandloon (art. 8 lid 1 onderdeel b WML) dient niet langer als basis voor het minimumloon waarop de werknemer uit hoofde van een dienstbetrekking recht heeft. Het referentiemaandloon wordt gebruikt voor het vaststellen van de hoogte en de indexatie van diverse uitkeringen.

Minimumjeugdlonen

De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen per 1 juli 2024 zijn:

Leeftijd

Staffeling

Per uur

20 jaar

80%

€ 10,94

19 jaar

60%

€ 8,21

18 jaar

50%

€ 6,84

17 jaar

39,5%

€ 5,40

16 jaar

34,5%

€ 4,72

15 jaar

30%

€ 4,10

Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels, die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden de bovenstaande bedragen. In afwijking van bovenstaande gelden voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar de hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen:

Leeftijd

Staffelingspercentage

Per uur

20 jaar

61,50%

€ 8,41

19 jaar

52,50%

€ 7,18

18 jaar

45,50%

€ 6,22

Bron: Min SZW 17-04-2024.

Niet zomaar bv wegdenken voor BOR in overdrachtsbelasting

Men mag niet zomaar door een bv-structuur heenkijken om zo de bedrijfsopvolgingsregeling in de overdrachtsbelasting toe te passen.


Een man houdt alle certificaten van aandelen in een holding. Deze holding houdt onder andere via certificaten een belang van 20% in een tussenhoudstermaatschappij. De tussenhoudstermaatschappij bezit alle aandelen in een bv met een aannemingsbedrijf. De holding verhuurt een bedrijfspand aan het aannemingsbedrijf. In 2015 vindt een herstructurering plaats. Daarbij richt de man een nieuwe vennootschap op. Op 1 september 2015 splitst de holding het bedrijfspand en het belang in de tussenhoudstermaatschappij af naar de nieuwe vennootschap. Een paar dagen later schenkt de man de helft van zijn certificaten in de nieuwe vennootschap aan zijn zoon en de andere helft aan zijn dochter. De man is samen met zijn kinderen bestuurder van de stichting administratiekantoor die de aandelen in de nieuwe vennootschap bezit. Op het moment van de schenking bestaan de bezittingen van de vennootschap uit het bedrijfspand en een belang van 20% in de certificaten van de tussenhoudstermaatschappij.

Overlijden van de dochter De vader koopt op 20 november 2018 en 21 januari 2020 in twee delen de resterende certificaten in de tussenhoudster. Zijn bedoeling is om dit belang aan zijn beide kinderen over te dragen. Maar in 2022 overlijdt de dochter en wijzigen de vader en zijn zoon hun plannen. Volgens de nieuwe plannen krijgt de zoon in november een 30%-belang in de tussenhoudster. Vervolgens zal hij vijf jaar later de laatste 20% in handen krijgen.

Geschil over vrijstelling van overdrachtsbelasting De vraag is of de zoon bij de verkrijging van het 30%-belang de bedrijfsopvolgingsregeling in de overdrachtsbelasting kan toepassen. De inspecteur meent dat de desbetreffende vrijstelling niet geldt. Met de overdracht van certificaten van aandelen zou geen zeggenschap zijn overgedragen. Daarnaast is niet voldaan aan de voorwaarde dat de belaste onroerende zaak behoort tot en dienstbaar is aan een onderneming van de ouder die de zoon voortzet. Het bedrijfspand is immers eigendom van een holding die geen materiële onderneming drijft. Maar de zoon stelt dat men door de hele juridische structuur moet heenkijken. Bovendien is voor de inkomstenbelasting wel sprake van ondernemingsvermogen.

Fiscale gevolgen van gekozen rechtsvorm Hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat een ondernemer in beginsel vrijelijk de juridische vorm kan kiezen waarin hij zijn onderneming drijft. De keuze voor een bepaalde juridische vorm kan echter ertoe leiden dat bepaalde handelingen een andere fiscale behandeling krijgen. Een bv is bijvoorbeeld zelfstandig drager van rechten en verplichtingen met alle gevolgen van dien. Daarbij past niet het wegdenken dat de zoon voorstelt. Op grond van de doorkijkarresten wordt alleen de onroerendezaakrechtspersoon weggedacht. Dat wel sprake is van ondernemingsvermogen voor de inkomstenbelasting betekent niet dat dit ook moet gelden voor de overdrachtsbelasting. De toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging is terecht geweigerd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 23-04-2024 (gepubl. 03-05-2024).

© lArcade 2024