Inloggen

Archief

Eén bankrekeningmaatregel voor teruggave btw vervalt

De Belastingdienst zal tot 1 juli 2015 nog uitbetalen op oude bekende rekeningnummers van die burgers en bedrijven waarvan de Belastingdienst nog geen geverifieerd rekeningnummer heeft. Ook vervalt de tenaamstellingsverplichting voor teruggaven btw in het kader van de één bankrekeningmaatregel. Dit blijkt uit een brief die staatssecretaris Wiebes aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Inmiddels is de groep burgers en bedrijven die nog geen uitbetaling hebben ontvangen gedaald van ongeveer 32.000 in januari naar ongeveer 4.150 eind mei. Verder is gebleken dat in 30% van de gevallen het rekeningnummer niet automatisch geverifieerd kan worden. Vanwege de huidige stand van zaken van de ICT-systemen bij de Belastingdienst vindt de staatssecretaris het niet verantwoord op korte termijn systeemaanpassingen door te voeren om het verificatieproces nog voor 1 juli 2014 af te ronden. De staatssecretaris zal daarom het overgangsrecht tot 1 juli 2015 verlengen. Dat betekent dat de Belastingdienst gedurende het overgangsrecht nog uitbetaalt op het bekende oude rekeningnummer voor die burgers en bedrijven waarvoor de Belastingdienst nog geen geverifieerd rekeningnummer tot haar beschikking heeft. Gebleken is dat de verplichting voor bedrijven om een bankrekening op hun naam door te geven voor btw-teruggaven leidt tot een verzwaring van administratieve lasten voor ondernemers en extra uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. Bij ondernemers die in een samenwerkingsverband of onder een andere handelsnaam een onderneming drijven kan geen geautomatiseerde match plaatsvinden. Dit geldt ook voor bedrijven die niet verplicht zijn zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. Omdat het risico op identiteitsfraude bij de omzetbelasting beperkt is en dit risico door andere (minder zware) maatregelen in het proces kan worden afgedekt, dan wel reeds is afgedicht, zal de staatssecretaris de wet op dit punt aanpassen. De tenaamstellingsverplichting voor teruggave van btw komt in het kader van de één bankrekeningnummermaatregel te vervallen. Een voorstel daartoe volgt in het Belastingplan 2015. Bron: MvF 02-06-2014, nr. DGB/2014/3210 U

Heffingsplafond leidingwaterbelasting vervalt niet

In Belastingplan 2014 was opgenomen dat per 1 juli a.s. het heffingsplafond in de leidingwaterbelasting zou vervallen en dat er een degressief schijventarief zou worden ingevoerd. Per 1 januari 2015 zou er op basis van Belastingplan 2014 een aanpassing van de schijven en bijbehorende tarieven plaatsvinden. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft staatssecretaris Wiebes nu dat deze wijzigingen niet doorgaan. Dit mede met het oog op de noodzaak van complexiteitsvermindering van de belastingheffing, zoals de staatssecretaris heeft toegelicht in de Brede agenda Belastingdienst.
De invoering van een schijventarief en het vervallen van het heffingsplafond was een van de maatregelen uit het zogenoemde herfstakkoord, die met de tweede nota van wijziging in Belastingplan 2014 zijn opgenomen. De wijzigingen zouden met name voor grootgebruikers enorme gevolgen kunnen hebben. Waar voorheen de heffing jaarlijks maximaal circa € 50 bedroeg (bij een plafond van 300 m3), zou dat nu kunnen oplopen tot in de miljoenen euro’s. Bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan was al aangegeven dat met de sector zal worden onderzocht wat de effecten van de voorgestelde maatregelen zouden zijn. In Belastingplan 2015 zou dan een eventuele bijstelling van de leidingwaterbelasting worden meegenomen. In het overleg met verschillende koepelorganisaties van bedrijven zijn de effecten en knelpunten van de wijzigingen in de leidingwaterbelasting besproken. Uit die inventarisatie blijkt dat het vervallen van het heffingsplafond van 300 m3 per 1 juli 2014 leidt tot een groot aantal niet beoogde gevolgen, waaronder negatieve milieueffecten, ontmoediging van innovatie en ogenschijnlijk willekeurige gevolgen voor een beperkte groep bedrijven. Ook wordt door de maatregelen de nu goed uitvoerbare belasting, voor zowel de waterbedrijven als de Belastingdienst, zeer complex. Gebleken is dat de administratieve lasten voor waterbedrijven en de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst aanzienlijk zouden toenemen. De resultaten van het onderzoek zijn volgens de staatssecretaris dusdanig dat het niet wenselijk is de wijzigingen per 1 juli 2014 en 1 januari 2015 daadwerkelijk in te voeren. De derving van belastinginkomsten als gevolg hiervan wordt geschat op € 80 miljoen. Hiervoor zal dekking worden gezocht in de sfeer van de milieubelastingen. De maatregelen zullen worden uitgewerkt in Belastingplan 2015.

Uitzendwerk in de lift

Het totale aantal uitzenduren is in het eerste kwartaal van 2014, seizoen gecorrigeerd, met 0,7% toegenomen t.o.v. het voorgaand kwartaal. Het is het vierde kwartaal op rij met een stijging. Een herstel van de arbeidsmarkt is echter nog niet goed zichtbaar.
Onlangs maakte het CBS al bekend dat het aantal banen van werknemers in de zakelijke dienstverlening in het eerste kwartaal is gegroeid vanwege de toegenomen vraag naar uitzendkrachten. Het totale aantal uitzenduren neemt al een jaar lang toe. De groei in het eerste kwartaal van dit jaar was wel wat kleiner dan in de vorige drie kwartalen. De groei van het uitzendwerk hoeft niet per se tot meer werkgelegenheid te leiden. Op de arbeidsmarkt is ook een trend zichtbaar dat steeds meer vaste banen worden omgezet in flexibele banen. Doorgaans vormt een stijging van het aantal uitzenduren de eerste aanzet tot herstel op de arbeidsmarkt. Dat is echter nog niet goed te zien in de overige cijfers van het CBS over de arbeidsmarkt. De voor seizoeneffecten gecorrigeerde werkloosheid liep in april iets verder op en met 8,7% van de beroepsbevolking blijft de werkloosheid hoog. Verder daalde het aantal banen van werknemers in het eerste kwartaal. Wel zit het aantal openstaande vacatures al drie kwartalen op rij in de lift. In het eerste kwartaal nam ook de dynamiek op de arbeidsmarkt toe: de aantallen ontstane en vervulde vacatures lagen een stuk hoger dan een jaar geleden. Bron: CBS 28-05-2014

Uitstel voor eerste onderdelen Wet werk en zekerheid

De eerste onderdelen van de Wet werk en zekerheid zullen niet per 1 juli a.s. maar pas per 1 januari 2015 in werking treden. Deze toezegging deed minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Eerste Kamer. De Eerste Kamer besprak op 3 en 4 juni het wetsvoorstel, maar zal het pas op 10 juni in stemming brengen. De eerste onderdelen zouden dan op 1 juli in werking moeten treden. Dat is te kort dag volgens de senaat. De minister heeft zich daar nu bij aangesloten.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat een aantal onderdelen van de wet al dit jaar per 1 juli in werking zouden treden. Dat ging om de aanzegplicht voor werkgevers een maand voordat een tijdelijk contract afloopt, het afschaffen van de proeftijd bij een tijdelijk contract korter dan zes maanden, het verbod op een concurrentiebeding bij tijdelijke contracten, tenzij er zwaarwegende bedrijfsbelangen hiervoor zijn, en de mogelijkheid om sectoren aan te wijzen waar het gebruik van nulurencontracten verboden wordt. Deze maatregelen gaan nu, als de Eerste Kamer op 10 juni met de wet instemt, een half jaar later, per 1 januari 2015 in. Weer een half jaar later volgt dan een aantal andere wijzigingen, zoals de aanpassing van de ketenregeling en het ontslagrecht. De aanpassing van de WW-duur wordt vanaf januari 2016 stapsgewijs verkort. De verwachting is dat een meerderheid van de Eerste Kamer op 10 juni wel zal instemmen met de wet. Wel leven er binnen de Eerste Kamer zorgen over de juridische kwaliteit van de wet, onder andere naar aanleiding van de kritiek van de Vereniging van Arbeidsrechtadvocaten Nederland. Asscher heeft toegezegd om hiervoor met reparatiewetgeving te komen. Hij zal echter niet alle kritiekpunten van de arbeidsrechtadvocaten overnemen. Volgens de minister zal dit de balans uit het wetsvoorstel halen. Bron: SC Online 4-06-2014

Accijns wordt niet verlaagd

Uit de evaluatie over de gevolgen van de accijnsverhoging op diesel en LPG, die staatssecretaris Wiebes heeft laten uitvoeren, komt naar voren dat de belastingopbrengst van brandstofaccijnzen is gestegen. De staatssecretaris vindt het dan ook niet nodig om de verhoging terug te draaien.
De accijns van diesel en LPG is verhoogd om de inkomsten van het Rijk op orde te brengen. Het is de bedoeling dat de accijnsverhoging een inkomen oplevert van gemiddeld € 70 miljoen per kwartaal. Uit de evaluatie is gebleken dat de opbrengst in het eerste kwartaal, na correctie van incidentele componenten, met zo’n € 51 miljoen is gestegen. De landelijke ontvangsten voor overige minerale oliën (waaronder diesel en LPG) is met 5,8% gestegen. De landelijke daling van het aantal verkochte liters diesel bedraagt zo’n 3%. De inschatting is dat internationaal opererende transporteurs vaker in het buitenland tanken en dat daardoor tussen de 4 en10% van dieselverkopen aan vrachtverkeer is weggelekt. De inschatting van Transport en Logistiek Nederland dat het zou gaan om een verschuiving van 29% wijkt sterk af van de cijfers van het CPB en de Belastingdienst. De daling van de LPG-verkopen is wel sterker dan verwacht. Zo is de afzet in de grensstreek 37% lager dan in hetzelfde kwartaal van vorig jaar. De verkopen bleven in het laatste kwartaal van 2013 echter ook al 8% achter bij de landelijke verkopen. De lagere afzet kan dan ook voor een groot deel worden toegeschreven aan de accijnsverhoging. Volgens de staatssecretaris is een deel van de dalingen in verkoop van diesel en LPG het voorgaande jaar al ingezet. Met name het aantal auto’s dat op LPG rijdt is sinds begin 2010 afgenomen. De staatssecretaris concludeert dat uit de analyse over het eerste kwartaal van 2014 vooralsnog een toename van de accijnsinkomsten blijkt. Daarmee is de vrees dat de accijnsinkomsten juist zouden afnemen, niet bewaarheid. Dat betekent echter niet dat de ogen moeten worden gesloten voor problemen in de grensstreek. De terugloop in specifiek de directe grensstreek (tot 10 kilometer vanaf de grens) is groter dan die in de rest van het land. Dat is geen nieuwe ontwikkeling. Deze past in de langjarige trend van een dalende afzet van brandstoffen in de directe grensstreek in vergelijking met het binnenland, die ook zou kunnen samenhangen met verschillen in regionale economische ontwikkelingen. De uitkomsten over het eerste kwartaal geven het kabinet geen aanleiding om maatregelen te treffen. Er is een aanzienlijke extra opbrengst gerealiseerd en de effecten in de directe grensstreek tot 10 kilometer van de grens lopen niet significant uit de pas met een meerjarige trend van teruglopende verkopen. De geconstateerde grenseffecten lijken slechts ten dele het gevolg van de recente accijnsverhoging. Het kabinet beseft dat dit niet de uitkomst is waar met name de tankstations in de grensstreek op hadden gehoopt. Dit kabinet heeft een aantal lastige maatregelen moeten nemen om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. De onderhavige accijnsmaatregel valt daar zonder twijfel onder. Bron: MvF 28-05-2014

© lArcade 2024