Inloggen

Archief

Cao’s in lijn met specifieke situatie bedrijfstak

Cao-partijen maken uitsluitend loonafspraken die passen bij de economische toestand van bedrijf of bedrijfstak. Van de hantering van een centrale norm blijkt helemaal niets. Dit meldt werkgeversvereniging AWVN in haar maandelijkse bericht over het verloop van de cao-onderhandelingen.
De loonafspraken die in 2014 worden gemaakt ‘zweven’ volgens AWVN al geruime tijd rond een gemiddelde van 1,6%. Of een bedrijf dan wel branche boven of beneden dat gemiddelde zit, hangt samen met twee kenmerken van de betreffende organisatie(s): liggen de afzetmarkten in binnen- of buitenland en is de organisatie dienstverlenend of industrieel? Op het binnenland gerichte dienstverleners maken veel lagere loonafspraken dan exporterende industriële bedrijven. Volgens AWVN reflecteert dit beeld de algemene situatie van de economie: in het binnenland wordt bezuinigd, de export genereert economische groei. In september bedroeg de gemiddelde nieuwe loonafspraak 1,82%. Het gemiddelde over heel 2014 bedraagt nu 1,64%. Afgelopen maand werden 18 nieuwe cao’s gesloten. Het totale aantal in 2014 afgesloten cao’s blijft met circa 270 akkoorden nog steeds ver achter bij een doorsnee-cao-jaar. Van de meer dan 500 cao’s die dit jaar aflopen of afliepen, is na driekwart jaar slechts iets meer dan de helft vernieuwd. Bron: AWVN 3-10-2014

Woning in aanbouw en renteaftrek

De Hoge Raad heeft aangegeven wanneer er sprake is van een woning in aanbouw waarvoor hypotheekrente in mindering kan worden gebracht in de aangifte inkomstenbelasting. Men moet aansluiten bij het spraakgebruik dus er moeten op zijn minst werkzaamheden zijn gestart. De intentie om te bouwen is daarvoor niet voldoende.
Een belastingplichtige heeft in juli 2002 een stuk grond gekocht met daarop een boerderij. Om de boerderij te kunnen kopen heeft de man een hypothecaire lening afgesloten. De inspecteur heeft de hypotheekrenteaftrek in de aangiftejaren 2002 en 2003 geaccepteerd. In de loop van 2003 blijkt dat een deel van de grond nodig is voor een reconstructie van de watergangen en een nieuw gemaal. De belastingplichtige besluit daarop de boerderij niet te renoveren en elders op het stuk grond een nieuwe woning te bouwen. In 2008 wordt met de bouw van de woning begonnen. De inspecteur heeft de aftrek van hypotheekrenteaftrek voor het jaar 2007 niet geaccepteerd. De vraag is of kan worden gesproken van een in aanbouw zijnde woning waarvoor eigenwoningrente in aftrek mag worden gebracht. Volgens het hof is er geen sprake van een woning in aanbouw, omdat er in 2007 nog geen begin is gemaakt met activiteiten die duiden op het bouwrijp maken van de grond, bouw of verbouw van de woning. Daarmee is geen sprake van een in aanbouw zijnde woning in de zin van de wet. Volgens de Hoge Raad moet het allereerst gaan om een leegstaande woning of een woning in aanbouw. Daarnaast moet aannemelijk zijn dat de woning uitsluitend is bestemd om in het kalenderjaar of in één van de daaropvolgende twee jaren als eigen woning aan de belastingplichtige ter beschikking staan. In het spraakgebruik is pas sprake van een woning in aanbouw op het moment dat met de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden wordt begonnen. Een belastingplichtige die grond heeft gekocht met de intentie daarop een eigen woning te (laten) bouwen en die daarvoor een lening is aangegaan, kan de rente over die lening niet aftrekken voor zover die rente betrekking heeft op de periode tussen de aankoop van de grond en de aanvang van de bouwwerkzaamheden. Volgens de Hoge Raad geeft de parlementaire behandeling onvoldoende aanleiding om het begrip woning in aanbouw anders uit te leggen dan in het spraakgebruik. Een stuk onbebouwde grond waarvoor de intentie bestaat om een woning op te (laten) bouwen, is dan ook geen woning in aanbouw. Dat geldt ook voor grond waarop een bouwwerk aanwezig is, dat de belastingplichtige wil (laten) slopen om daar vervolgens een woning op te bouwen. Bron: HR 03-10-2014

Ondernemerschap bij thuiszorg

Een BIG-geregistreerde verpleegkundige, die werkzaam is in de thuiszorg, is ondernemer voor de inkomstenbelasting. Zij heeft dan ook recht op zelfstandigenaftrek en op de MKB-vrijstelling.
De gediplomeerd verpleegkundige is in de thuiszorg werkzaam bij verschillende zorgvragers. In 2008 heeft zij 2.480 uren in de thuiszorg gewerkt en daarmee € 46.740 aan inkomsten genoten. De verpleegkundige heeft de thuiszorg in 2008 via vijf instellingen verricht die allemaal zijn aangemerkt als toegelaten zorgaanbieders. De zorg die zij verleende, bestond uit zorg in natura zoals bedoeld in de AWBZ en particuliere zorg op basis van een PGB. In totaal heeft zij aan elf personen thuiszorg verleend. De verpleegkundige heeft overeenkomsten gesloten met de zorginstellingen en met de zorgvragers. De Belastingdienst heeft bij twee van de zorginstellingen boekenonderzoeken uitgevoerd. Bij beide instellingen komt de inspecteur tot de conclusie dat de zorgverleners in dienstbetrekking zijn en de vereiste zelfstandigheid ontbreekt. In haar aangifte 2008 heeft de verpleegkundige aangegeven dat zij winst uit onderneming heeft genoten en aanspraak gemaakt op toepassing van de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling. Volgens de inspecteur is echter sprake van resultaat uit overige werkzaamheden en zijn de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling ten onrechte toegepast. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is sprake van een zelfstandig uitgeoefend beroep, en dus van winst uit onderneming, als de werkzaamheden door een belastingplichtige zelfstandig en voor eigen rekening en risico worden verricht en daarbij ondernemersrisico wordt gelopen. Het hof geeft aan dat het feit dat het de verpleegster in het kader van de AWBZ niet is toegestaan om rechtstreeks aan zorgvragers thuiszorg in natura te verlenen, niet aan het fiscale ondernemerschap in de weg staat. Daarnaast heeft zij particulier zorg verleend op basis van een PGB. De vraag is of de verpleegkundige voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van haar opdrachtgevers, de instellingen. Dat de instellingen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de te verlenen zorg, hoeft aan die zelfstandigheid niet in de weg te staan. Ook niet als de verpleegster verplicht is binnen door de instellingen bepaalde kaders haar werk te verrichten. De verpleegkundige heeft volgens het hof aannemelijk gemaakt dat: (i) zij niet verplicht is opdrachten van de instellingen te aanvaarden, (ii) zij zich bij ziekte of vakantie tijdens een opdracht kan laten vervangen door een andere verpleegkundige die zij zelf moet zoeken, (iii) zij niet gehouden is een bepaald aantal vaste uren te werken, (iv) zij samen met de huisarts, familie en andere verpleegkundigen verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van het zorgplan en (v) zij de werkzaamheden bij de zorgvrager naar eigen inzicht en zonder toezicht uitvoert. Mede gezien het feit dat de verpleegkundige voor vijf instellingen werkzaamheden heeft verricht, bezit zij ten opzichte van de instellingen voldoende zelfstandigheid. De verpleegkundige heeft geloofwaardig verklaard dat zij de vrijheid heeft van de tarieven van de instellingen af te wijken, maar dat dit in de praktijk nauwelijks voorkomt, omdat zij zichzelf daardoor ‘uit de markt’ zou prijzen. Volgens het hof loopt de verpleegkundige het risico dat zij geen of lagere omzet realiseert en dat zij aansprakelijk wordt gesteld voor fouten in de verpleegkundige zorg. Hiervoor heeft zij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. De verpleegkundige kan als ondernemer worden aangemerkt en haar inkomsten vormen winst uit onderneming waarop de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling op van toepassing zijn. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft FNV Zelfstandigen staatssecretaris Wiebes in een brief gevraagd alle zelfstandige zorgverleners in een vergelijkbare positie per direct een VAR_WUO voor 2014 te verschaffen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 23-09-2014; FNV Zelfstandigen, 1-10-2014

Bestraten gebeurt nog te vaak handmatig

Uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat stratenmakers hun werk nog te vaak handmatig uitvoeren, ondanks dat de branche vorig jaar in de brancherichtlijn heeft vastgelegd, dat machinaal bestraten de norm is.
Tussen mei en oktober 2013 heeft de Inspectie SZW 191 bestratingsbedrijven bezocht. Bij 117 bedrijven (61%) zijn één of meer overtredingen geconstateerd. Deze hebben betrekking op verschillende arbeidsrisico’s, bijvoorbeeld aanrijdgevaar en de blootstelling aan kwarts. De meeste overtredingen hebben echter te maken met het onnodig handmatig bestraten. Bij 61 bedrijven (42%) was hiervan sprake. Het vaak in een zelfde, gebogen houding werken leidt tot klachten aan onder meer de rug. De bestratingsbranche heeft daarom de brancherichtlijn voor verantwoord bestraten in 2013 vernieuwd. Machinaal bestraten is de norm tenzij dit gezien de stand van de techniek nog niet kan. Ook de opdrachtgever heeft een verantwoordelijkheid. Hij moet al tijdens de voorbereiding, in het Straatwerkplan, aangeven of er machinaal kan worden bestraat. Ook moet hij het machinaal straten in het ontwerp van de straat meenemen. Als werknemers tijdens een inspectie handmatig bestraten, moet het bedrijf kunnen aantonen dat het niet anders kan. Bij de onderzochte bedrijven bleek deze uitleg in veel gevallen niet afdoende. In een aantal gevallen had de opdrachtgever in zijn bestek opgenomen dat het werk handmatig moest gebeuren. Of hij had niet expliciet aangegeven dat de werkzaamheden machinaal moesten worden uitgevoerd. In de ontwerpfase is dan geen rekening gehouden met de arboverplichtingen. Dit was bij 13 bedrijven het geval. Volgens de Inspectie SZW zijn opdrachtgevers van bestratingsprojecten vaak niet goed op de hoogte van hun verplichtingen om het mechanisch bestraten mogelijk te maken. Ook zijn ze zich te weinig bewust van hun verantwoordelijkheid voor de goede inrichting van de bouwlocatie, zodat bijvoorbeeld aanrijdgevaar voorkomen kan worden. Vanaf augustus 2014 inspecteert de Inspectie SZW opnieuw bij bestratingsbedrijven en opdrachtgevers in de grond-, weg- en waterbouw. Bestratingsbedrijven die de regels opnieuw overtreden, krijgen direct een boete. Bron: Inspectie SZW. 25-09-2014

Manipuleert fiscus met cijfers boekenonderzoeken?

Uit een uitzending van Zembla zou blijken dat de Belastingdienst de cijfers van uitgevoerde boekenonderzoeken heeft gemanipuleerd. Dit was voor het Kamerlid Bashir (SP) aanleiding om Kamervragen te stellen aan de staatssecretaris.
Volgens de uitzending van Zembla zou uit gesprekken met ambtenaren van de Belastingdienst blijken dat het aantal boekenonderzoeken sterk is afgenomen. Gemiddeld wordt een onderneming eenmaal in de dertig jaar onder het vergrootglas gelegd. Ook worden volgens de ambtenaren bedrijfsbezoeken en startersbezoeken aangemerkt als boekenonderzoeken. De staatssecretaris heef in zijn beantwoording van de vragen aangegeven dat de Auditdienst Rijk op verzoek van de Belastingdienst in 2013 heeft meegekeken bij de registratie van boekenonderzoeken. Boekenonderzoeken zijn contacten met belastingplichtigen waarbij de administratie wordt getoetst aan werkelijkheid of norm. Het onderzoek moet dan op het adres van de ondernemer of zijn adviseur hebben plaatsgevonden. Op basis van het onderzoek van de Auditdienst Rijk is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er gemanipuleerd wordt met de registratie van boekenonderzoeken. Een en ander wordt nader uitgewerkt in een brief aan de Tweede Kamer. De staatssecretaris is overigens van mening dat startersbezoeken kunnen worden beschouwd als boekenonderzoeken. De ervaring is dat toezicht vooraf een grotere impact heeft dan toezicht achteraf. Volgens de staatssecretaris is het aantal boekenonderzoeken in het MKB-segment in 2013 gestegen. Er zijn in 2013 41% meer boekenonderzoeken uitgevoerd dan in 2012. Bron: MvF 29-09-2014

© lArcade 2024