Inloggen

Archief

Pas de pensioenregeling op tijd aan

De Belastingdienst maakt ondernemers er op haar site op attent dat de pensioenregeling van hun werknemers mogelijk nog voor 1 januari 2015 moet worden aangepast. In 2014 is de maximale pensioenopbouw (fiscaal) beperkt in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd (richtleeftijd). Per 1 januari 2015 komt daar een aantal maatregelen bij.
Per 1 januari 2015 wordt de ruimte voor pensioenopbouw verder beperkt. Werknemers moeten in 40 jaar een ouderdomspensioen kunnen opbouwen van maximaal 75% van hun gemiddelde loon. Het jaarlijkse opbouwpercentage gaat voor middelloonregelingen omlaag van 2,15% (2014) naar 1,875% (2015) en voor eindloonregelingen van 1,9% (2014) naar 1,657% (2015). De opbouwpercentages voor partner- en wezenpensioen worden evenredig verlaagd. Ook wordt de maximale hoogte van het pensioengevend loon beperkt. Het pensioengevend loon wordt vanaf 1 januari 2015 begrensd op maximaal € 100.000. Werknemers met een hoger loon dan € 100.000 kunnen over dat hogere loon alleen een zogenoemd nettopensioen of nettolijfrente opbouwen. Omdat de premies uit het netto-inkomen worden betaald, zijn de bijbehorende uitkeringen vrijgesteld van inkomstenbelasting. Ook hoort de waarde van de nettolijfrente of het nettopensioen niet tot het belaste vermogen in box 3. De grens van € 100.000 geldt niet voor arbeidsongeschiktheidspensioen. Vanwege deze wijzigingen moeten werkgevers vóór 1 januari 2015 de pensioenregeling van hun werknemers hebben aangepast. Voor 1 januari 2015 kan men een aangepaste pensioenregeling aan de Belastingdienst voorleggen. In dat geval kan de regeling in overleg met de Belastingdienst in de loop van 2015, maar wel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015, worden aangepast. Bron: Belastingdienst, 12-11-2014

Innovatiebox wordt aangepast

Het Kamerlid Omtzigt (CDA) heeft vragen gesteld aan de staatssecretaris over de innovatiebox naar aanleiding van een column van Ruud de Smit in Vakstudienieuws. Uit die column zou blijken dat er een lek zit in de innovatiebox.
Hoewel staatssecretaris Wiebes van mening is dat de innovatiebox in de praktijk geen lek bevat, kan er volgens hem wel sprake zijn van onduidelijkheid over de toepassing van de innovatiebox. Om onduidelijkheid en eventueel onwenselijke gevolgen weg te nemen zal de staatssecretaris in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 een voorstel tot aanpassing van de innovatiebox doen. Volgens de auteur van de column ontstaat er een lek als een immaterieel activum wordt ontwikkeld in een vaste inrichting in het buitenland en dit activum vervolgens wordt overgebracht naar het hoofdhuis in Nederland. De voor toerekening van (de ontwikkeling van) een immaterieel activum relevante functies zullen hierbij in de regel daar worden uitgeoefend waar het personeel aanwezig is dat bevoegd en in staat is tot het nemen van beslissingen met betrekking tot het aangaan en beheren van de risico’s die verband houden met (de ontwikkeling van) het immateriële activum. Het verplaatsen van deze functies en dus het verplaatsen van het immateriële activum zal daarmee volgens de staatssecretaris in veel gevallen niet eenvoudig zijn en kan praktisch bezwaarlijk zijn. Er zijn de staatssecretaris geen gevallen bekend waarin de constructie in de praktijk wordt toegepast. Bron: MvF 11-11-2014

Zesmaandsfictie leidt niet automatisch tot boete

Een werkgever die werknemers niet in zijn loonadministratie opneemt en zwart laat werken, loopt het risico dat verondersteld wordt dat de betreffende werknemers in de zes maanden voorafgaand aan het constateren van de overtreding bij hem in dienst waren. Toepassing van deze fictie leidt echter niet automatisch tot een vergrijpboete.
Een VOF exploiteert een autopoetsbedrijf. Op 2 februari 2010 kreeg de onderneming bezoek van de Belastingdienst en Arbeidsinspectie. De controleurs troffen drie personen aan die bezig waren met het reinigen van auto’s. Nadat de controleurs hadden aangegeven waarvoor zij kwamen, renden alle drie de personen weg. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het bedrijfsbezoek heeft de Inspecteur met toepassing van de zesmaandsfictie uit de Wet op de Loonbelasting 1964 naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over de zes maanden voorafgaand aan het bedrijfsbezoek. Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur vergrijpboeten opgelegd. Hof Den Haag heeft met betrekking tot de naheffingsaanslagen geoordeeld dat de drie personen op 2 februari 2010 bij de VOF in dienstbetrekking waren en niet in haar loonadministratie waren opgenomen. Het hof is er in dat kader met toepassing van de zesmaandsfictie van uitgegaan dat de drie personen ook in de zes maanden voorafgaande aan 2 februari 2010 bij de VOF in dienstbetrekking waren en dat hun loon in die periode niet lager was dan op 2 februari 2010. De VOF heeft naar het oordeel van het hof het tegendeel niet doen blijken. Dit feitelijke oordeel van het hof is niet voor cassatie vatbaar.v Ten aanzien van de boeten oordeelt de Hoge Raad echter anders. Het hof heeft de boeten in stand gelaten omdat de VOF, naar het oordeel van het Hof, wist dat bij de drie personen sprake was van een dienstbetrekking, maar dat zij willens en wetens geen loonbelasting heeft ingehouden over het door hen genoten loon en geen aangifte loonbelasting heeft gedaan en aldus de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit nalaten zou leiden tot het te weinig afdragen van loonbelasting terwijl die wel verschuldigd was. De Hoge Raad geeft aan dat het gegeven dat de zesmaandsfictie van toepassing is, nog niet maakt dat ten aanzien van de met de naheffing op grond van de fictie samenhangende vergrijpboete met voldoende mate van zekerheid vaststaat dat de inhoudingsplichtige (i) aan de betrokken werknemer(s) ook gedurende de voorafgaande zes maanden loon verschuldigd was, (ii) de daarover verschuldigde loonheffing niet heeft voldaan op aangiften over de desbetreffende aangiftetijdvakken, en (iii) ter zake van al die ontoereikende betalingen opzet (of grove schuld) valt te verwijten. De zesmaandsfictie heeft dan ook niet tot gevolg dat zonder nadere bewijsvoering door de inspecteur kan worden aangenomen dat de inhoudingsplichtige het beboetbare feit heeft begaan in alle aangiftetijdvakken gelegen in die zes maanden. Weliswaar staat de mogelijkheid open dat bij het bewijs van een beboetbaar feit binnen redelijke grenzen gebruik wordt gemaakt van (wettelijke) vermoedens, maar uit de enkele vaststelling dat een persoon bij de inhoudingsplichtige in dienstbetrekking is en niet in de loonadministratie is opgenomen, vloeit geen vermoeden voort op grond waarvan bij gebreke van (overtuigend) tegenbewijs redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die situatie al ten minste zes maanden bestaat. Hetzelfde geldt indien wordt vastgesteld dat een persoon in dienstbetrekking is bij de inhoudingsplichtige en niet voldaan is aan de verplichting een eerstedagsmelding te doen. Het hof heeft verder niets vastgesteld met betrekking tot de vraag of de drie personen ook vóór 2 februari 2010 al in dienstbetrekking waren bij de VOF; evenmin heeft het feiten vastgesteld waaruit kan worden afgeleid dat de VOF met betrekking tot loon dat is genoten vóór 2 februari 2010 opzettelijk de betaling van verschuldigde loonheffing achterwege heeft gelaten. De boete kan derhalve niet in stand blijven en de Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam waar moet worden onderzocht of vóór 2 februari 2010 voldoende bewijs voorhanden is dat sprake is van beboetbare feiten. Bron: HR 7-11-2014

Onderhandelingen Modebranche lopen vast op zondagtoeslag

Modebrancheorganisatie Inretail en de vakbonden hebben besloten de onderhandelingen voor een nieuwe cao voor de mode-, schoenen-, lederwaren- en sportbranche te stoppen. Volgens Inretail-voorzitter Meerman komt men er ‘met de traditionele vakbonden’ niet uit. ‘Dat boek is definitief dichtgeslagen’.
Volgens de werkgevers betreft een onoverbrugbaar meningsverschil de zondagtoeslag. De brancheorganisatie vindt de huidige toeslag (veelal 100%) voor het werken op zondag niet meer van deze tijd. De vakbondsonderhandelaars hebben laten weten dat hun leden en de eigen besturen geen mandaat afgeven om aan de zondagtoeslag te tornen. De standpunten lopen over dit onderwerp zo uiteen dat verder praten geen zin heeft, vinden de partijen. De onderhandelingen over een nieuw cao liepen al sinds 2013. Vorig jaar hadden ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland al aangegeven van de toeslag af te willen. De vakbonden lieten toen weten dat werken op een familiedag compensatie verdient. Bron: FashionUnited, 7-11- 2014

Winstaandeel pas vorderbaar en inbaar in jaar uitbetaling

Wanneer is een inkomensbestanddeel belastbaar? In het jaar waarin het daadwerkelijk wordt ontvangen of in het jaar waarin het recht hierop ontstond? Deze vraag speelde in de zaak van een ontslagen directeur die pas jaren later, na het voeren van de nodige procedures, van zijn ex-werkgever de winstuitkering kreeg waar hij recht op had.
Een algemeen directeur van een bv met zijn werkgever recht een winstdelingregeling overeengekomen. Daaraan was de voorwaarde verbonden dat de bv zijn financiële verplichtingen heeft voldaan jegens de moedermaatschappij. De winstuitkering zou telkens betaalbaar worden gesteld in april van het daarop volgende kalenderjaar. Bij verkoop van de onderneming zou het de koper vrij staan om af te zien van het beloningssysteem. De algemeen directeur is in 2001 ontslagen. In 2009 bepaalt de civiele rechter dat hem een winstaandeel van € 126.324. In verband met die civiele procedure heeft de ex-directeur over de jaren 2001 tot en met 2009 in totaal € 51.872 aan advocaatkosten betaald. Met de inspecteur ontstaat een geschil over het jaar waarin het winstaandeel belastbaar is en of de gewezen directeur daarover de gemaakte advocaatkosten in aftrek mag brengen of aan mag merken als negatief loon. De zaak belandt uiteindelijk bij Hof Den Bosch dat oordeelt dat het ontvangen winstaandeel zijn oorsprong vindt in de dienstbetrekking van de ex-directeur met zijn werkgever. Het genoten winstaandeel vormt daarom loon uit vroegere dienstbetrekking. Dit winstaandeel wordt geacht te zijn genoten in 2009 en dient derhalve in dat jaar in aanmerking te worden genomen bij het bepalen van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Aangezien de werkgever weigerde het winstaandeel te betalen en de ex-directeur dientengevolge genoodzaakt was een gerechtelijke procedure te starten om uitbetaling af te dwingen, kan niet worden gezegd dat het winstaandeel in 2001 reeds inbaar was. Het hof oordeelt wel dat de uitgaven voor advocaatkosten niet zijn aan te merken als negatief loon. Het gaat in onderhavig geval om kosten gemaakt tot verwerving of behouden van inkomsten uit arbeid, welke niet aan te merken zijn als negatief loon. Bron: Hof Den Bosch 25-10-2014

© lArcade 2024