Inloggen

Archief

Veel cao’s nog niet WAGA-proof

Uit een onderzoek van werkgeversvereniging AWVN blijkt dat veel bedrijven en bedrijfstakken nog geen cao kennen die WAGA-proof is. Hierdoor kunnen buitenlandse bedrijven die hier hun diensten aanbieden hun medewerker tegen het minimumloon laten werken ipv het voor de Nederlandse werknemers van toepassing zijnde cao-loon.
De AWVN heeft onderzoek gedaan naar de mate waarin het bedrijfsleven de arbeidsvoorwaarden heeft aangepast aan de (mogelijke) komst van werkenden in buitenlandse dienst. Zonder zo’n aanpassing kunnen buitenlandse bedrijven hun medewerkers tegen het minimumloon laten werken. Dit volgt uit de invoering van Europese wetgeving voor werken in andere EU-landen. De Nederlandse wet, de Wet Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid (WAGA), schrijft voor dat buitenlandse werknemers beschermd moeten worden en een eerlijk pakket arbeidsvoorwaarden ontvangen. In de cao kunnen daarover afspraken worden gemaakt. Als de cao evenwel niet is aangepast, is hij niet van toepassing op werknemers in buitenlandse dienst. Uit de inventarisatie van AWVN blijkt dat veel bedrijven en bedrijfstakken dit vraagstuk nog niet op de agenda voor hun arbeidsvoorwaardenoverleg hebben gezet. Het ‘WAGA-proof’ maken van een cao stelt volgens de werkgeversvereniging juridisch wel enige eisen, maar behoeft onderhandelingstechnisch niet ingewikkeld te zijn. Hiermee is namelijk zowel het werknemers- als het werkgeversbelang gediend. Volgens AWVN speelt de dreiging van buitenlandse concurrentie doordat de cao nog niet op orde is met name in de dienstensector, waaronder de schoonmaak en catering. Bron: AWVN 28-05-2015

Tariefvoordeel is geen incidenteel fiscaal voordeel

Om een onderneming met terugwerkende kracht geruisloos te mogen inbrengen in een bv moet een verzoek worden ingediend bij de inspecteur. Op basis van de geldende standaardvoorwaarden kan de inspecteur dit verzoek afwijzen als hiermee incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald. Volgens de Hoge Raad kan een tariefvoordeel niet worden aangemerkt als een incidenteel fiscaal voordeel.
Het ging in dit geval om een bedrijfsjournalist die tot eind 2007 in dienstbetrekking was. In 2001 is de man gestart met een eenmanszaak waarin hij voor diverse opdrachtgevers journalistieke werkzaamheden en PR-opdrachten uitvoert. Voor één van de opdrachtgevers (erfgenaam van een kunsthandelaar) voert hij een journalistiek onderzoeksproject uit. Daarvoor publiceerde hij onder meer over de vordering tot teruggave van kunstwerken die door de Nederlandse Staat onrechtmatig waren verkregen. De opdrachtgever betaalde de journalist in april 2007 $ 1.000.000 (€ 736.377) voor zijn werkzaamheden. In september 2007 stelt de journalist een intentieverklaring tot oprichting van een bv op en registreert hij die bij de Belastingdienst. In maart 2008 wordt de bv opgericht en wordt de onderneming van de journalist ingebracht. Per 1 april 2008 verzoekt de journalist de inspecteur om de inbreng per 1 januari 2007 geruisloos te laten plaatsvinden. De inspecteur wijst dit verzoek af. Op basis van het besluit met de standaardvoorwaarden voor geruisloze omzetting, mag geen terugwerkende kracht aan een geruisloze omzetting worden verleend als incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald. Volgens het hof bestaat het incidentele fiscaal voordeel uit het tariefvoordeel dat wordt behaald bij de belastingheffing over de eenmalige bate van € 736.377. In plaats van het inkomstenbelastingtarief van 52% is het vennootschapsbelastingtarief van 25,5% in combinatie met een uitgesteld aanmerkelijk belangtarief van 25% van toepassing. De Hoge Raad vindt echter dat het tariefvoordeel een permanent voordeel is. Aan de geruisloze inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap is onlosmakelijk het gevolg verbonden dat ook de in de periode van terugwerkende kracht uit die onderneming genoten winst wordt belast tegen het voor de vennootschapsbelasting geldende tarief en op termijn met het ab-tarief in de inkomstenbelasting. Het bedoelde tariefvoordeel is dus ook verbonden aan de in die periode behaalde winst. Dat in dit geval in 2007, vóór de intentieverklaring, een hoge - incidentele - bate is genoten in de onderneming van de journalist en het tariefvoordeel daardoor in dat jaar groot is, maakt dat voordeel niet een incidenteel fiscaal voordeel in de zin van het besluit inzake de standaardvoorwaarden. Bron: HR 22-05-2015

© lArcade 2024