Inloggen

Archief

Twee alternatieven voor het pensioen in eigen beheer

Wat wordt het dga-pensioen in de toekomst? Al enige jaren praat men over een aanpassing van het pensioen in eigen beheer. Op 1 juli heeft de staatssecretaris nu de uitwerking van twee alternatieven naar de Kamer gestuurd.
De eerste variant, de zogenoemde oudedagsbestemmingsreserve (OBR), is een faciliteit in de vennootschapsbelasting waarbij belastingvrij vermogen wordt gereserveerd voor de toekomstige oudedagsvoorziening van de dga, zonder dat in de opbouwfase al juridisch afdwingbare rechten aan de dga worden toegekend. De vennootschap heeft dus geen verplichting ten opzichte van de dga om de reserve om te zetten in een oudedagsvoorziening. Het gereserveerde bedrag kan uiteindelijk worden aangewend voor de aanschaf van een lijfrente of voor gelijkmatige uitkeringen gedurende twintig jaar. De tweede variant, die de voorkeur heeft van de staatssecretaris, betreft het oudedagssparen in eigen beheer (oudedagssparen). In deze variant kan een kan een dga alleen nog als een ‘gewone’ werknemer pensioen opbouwen als dit bij een externe (professionele) verzekeraar is ondergebracht. Maar hij kan ook kiezen voor het oudedagssparen. Hierbij kan jaarlijks maximaal een bepaald percentage van het loon opzij worden gezet binnen de vennootschap. Het is niet verplicht om ieder jaar een bedrag opzij te zetten, maar inhalen in een later jaar is niet toegestaan. Dit geldt overigens ook voor de eerste variant, OBR. De dga heeft bij oudedagssparen tijdens de opbouw al een juridisch afdwingbaar recht; voor de vennootschap vormt het een verplichting (vreemd vermogen). Tijdens de opbouw wordt het potje jaarlijks opgerent met de marktrente gebaseerd op het U-rendement. Ook hier moet uiteindelijk het gespaarde bedrag worden gebruikt voor de aanschaf van een lijfrente (extern) of voor gelijkmatige uitkeringen aan de dga gedurende twintig jaar (in eigen beheer). De staatssecretaris had 1 januari 2016 genoemd als mogelijke datum van inwerkingtreding. Of dit gehaald wordt is de vraag. De staatssecretaris geeft aan dat zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Bron: MvF 01-07-2015

Bezwaar tegen box 3-heffing aangemerkt als collectief bezwaar

De staatssecretaris heeft bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting waarbij sprake is van belastbaar inkomen in box 3 aangewezen als massaal bezwaar.
De Bond voor Belastingbetalers had opgeroepen om bezwaar te maken tegen het te hoge forfaitaire rendement waar de heffing in box 3 van uitgaat. Volgens de Bond voor Belastingbetalers is de box 3-heffing op spaarsaldi naar haar aard in strijd met artikel 1, eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Inmiddels zijn bij de Belastingdienst al meer dan 10.000 bezwaarschriften binnengekomen tegen de aanslag IB 2013. De Belastingdienst verwacht, nu de aanslagen IB 2014 zijn opgelegd, dat nog veel bezwaarschriften zullen volgen. In overleg met de Bond van Belastingbetalers en een vertegenwoordiging van belastingadviseurs is nu afgesproken dat een aantal bezwaarschriften als proefprocedure wordt aangewezen. Daarbij gaat het om de hiervoor genoemde rechtsvraag (strijdigheid met artikel 1 Eerste Protocol EVRM), waarbij niet in geschil is of sprake is van een schending van de fair balance op grond van een individuele en excessieve lasten. Als de Belastingdienst door de Hoge Raad niet in het gelijk wordt gesteld, worden (door het massale bezwaar) ook de aanslagen van de belastingplichtigen herzien die geen bezwaarschrift hebben ingediend. Voorwaarde is wel dat de aanslag op 26 juni 2015 (dagtekening besluit aanwijzing als massaal bezwaar) nog niet onherroepelijk vaststond. Belastingplichtigen die uitsluitend bovenvermelde rechtsvraag aan de orde willen stellen hoeven daarom geen bezwaar meer te maken. Bron: MvF 26-06-2015

Uitzendbureaus niet toelaten als tussenschakel met zzp’ers

Aannemersfederatie Nederland (AFNL) en de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) willen uitzendbureaus niet langer toelaten als tussenschakel tussen zzp’ers en opdrachtgevers. Beide werkgeversorganisaties bepleiten dit in een brief aan de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (BDA).
AFNL en NOA zijn van mening dat de grote toename van schijnzelfstandigen in de bouw hoofdzakelijk is ontstaan door uitleenconstructies met zzp’ers. AFNL en NOA hebben geen bezwaar tegen bemiddeling van zzp’ers, maar een intermediair kan volgens hen niet optreden als gevolmachtigde. Op het moment dat er contractvorming plaatsvindt tussen zzp’er en opdrachtgever is er volgens hen geen rol meer weggelegd voor de intermediair. Indien in de Wet DBA toch een mogelijkheid wordt geboden om intermediairs door middel van een zogenoemde tussenkomstmodel als gevolmachtigden te laten optreden, dan zal volgens AFNL en NOA een van de beoogde doelen van het wetsvoorstel, het terugdringen van schijnzelfstandigheid, niet gehaald worden. AFNL en NOA verwachten dan een toename van Nederlandse en buitenlandse intermediairs/uitzendbureaus die zich niet meer gaan toeleggen op uitzendkrachten maar op het uitlenen van nog goedkopere zzp’ers. De Wet aanpak schijnconstructies die op 1 juli in werking is getreden kan zo’n ontwikkeling volgens hen niet voorkomen. FNV Bouw heeft instemmend gereageerd op het standpunt van beide werkgeversorganisaties. Volgens de vakbond bemiddelen uitzendbureaus nog nauwelijks uitzendkrachten, maar vrijwel alleen de goedkopere zzp’ers. Ook zou het niet bij bemiddeling blijven. Volgens FNV Bouw zouden uitzendbureaus ook het werk, de tarieven en de inhoud van de contracten bepalen. Bron: FNV Bouw 25-06-2015; NOA 24-06-2015

© lArcade 2024