Inloggen

Archief

Cao van de 21e eeuw: continu samenwerkingsproces

Volgens werkgeversvereniging AWVN zijn cao-onderhandelingen de afgelopen jaren ingrijpend van karakter veranderd. AWVN verwacht dat cao-onderhandelingen de komende jaren verder zullen toegroeien naar een continu samenwerkingsproces tussen werkgever, vakbonden en andere betrokkenen.
Volgens AWVN ligt het accent steeds meer op het voortraject van de onderhandelingen. Waar vroeger delegaties van werkgever en werknemers in een aantal onderhandelingsrondes een nieuw contract sloten, wordt nu het raadplegen en betrekken van medewerkers bij het proces belangrijker. Het gaat erom te zorgen dat een nieuwe cao draagvlak heeft. Dit is een rode draad in de AWVN-publicatie ‘De cao van de 21ste eeuw’, dat deze week werd gepubliceerd. Een eerste exemplaar van deze brochure overhandigde AWVN-directeur Van de Kraats aan SER-voorzitter Mariëtte Hamer. ‘De cao van de 21ste eeuw’ bevat tien voorbeelden van eigentijdse cao’s en hun totstandkoming, waaronder die van de Nederlandse Spoorwegen, Movares, de Nederlandse Vereniging van Banken en KPN. Het zijn voorbeelden van cao’s, die de afgelopen tijd vernieuwd zijn naar tevredenheid van werkgevers, vakbonden en medewerkers. Het eigentijdse in deze cao’s zit hem niet alleen in het proces om tot een nieuwe cao te komen, maar ook in de afspraken: grotere flexibiliteit in werktijden, inzetbaarheid en beloningsvormen, het gebruik van persoonlijke keuzebudgetten, de moderne, wat informelere taal van de cao en de vorm waarin deze beschikbaar is. Bron: AWVN, 22-09-2015

Parkeerruimte of multifunctionele ruimte?

De verhuur van parkeerruimte vormt een belaste prestatie. Betreft het echter een multifunctioneel ruimte die primair wordt gebruikt voor andere doeleinden dan parkeren van een voertuig, dan is de verhuur op grond van een beleidsbesluit mogelijk vrijgesteld. Maar wanneer is hiervan sprake?
Een verhuurder ontvangt een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. De naheffingsaanslag heeft betrekking op de verhuur van elf garageboxen aan particulieren. In de huurovereenkomsten met de huurders is opgenomen dat het gehuurde uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt als garage/bergruimte. De verhuurder is het niet eens met de naheffingsaanslag en gaat in bezwaar en beroep. Hij beroept zich daarbij op een beleidsbesluit van de staatssecretaris van 11 september 2009, waarin is opgenomen dat de verhuur van een multifunctionele ruimte die primair wordt gebruikt voor andere doeleinden dan parkeren is vrijgesteld. De rechtbank ging hier niet in mee. Weliswaar worden garageboxen vaak voor andere zaken gebruikt, maar volgens de rechtbank wordt een garagebox zowel naar maatschappelijke opvattingen als in het spraakgebruik gezien als een mogelijke parkeerruimte voor een voertuig. In hoger beroep heeft de verhuurder meer geluk. Het hof wijst er op dat in de huurovereenkomst noch het gebruik als parkeerplaats, noch het gebruik voor andere doeleinden is uitgesloten. Maar anders dan de rechtbank concludeert, leidt volgens het hof de constatering dat garageboxen in de praktijk vaak gebruikt worden voor andere doeleinden dan parkeren, tot de conclusie dat het hier gaat om multifunctionele ruimten die op grond van het besluit van de staatssecretaris zijn vrijgesteld. Bron: Hof Den Bosch 11-09-2015

Onvoldoende zakelijke overwegingen, geen fusievrijstelling

In geval van een fusie kan met een beroep op de fusievrijstelling bespaard worden op de overdrachtsbelasting. Voorwaarde is wel dat aan de fusie voldoende zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.
Twee stichtingen in het hoger onderwijs fuseren. Beide stichtingen hadden voorafgaand aan de fusie een belang van respectievelijk 1/20 (verkrijgende stichting) en 19/20 (verdwijnende stichting) in een schoolgebouwen voor hoger onderwijs. De verkrijgende stichting voldoet de overdrachtsbelasting en verzoekt vervolgens om vrijstelling van overdrachtsbelasting op grond van de fusievrijstelling. Dit wordt afgewezen en de zaak wordt voorgelegd aan Rechtbank Gelderland. De rechtbank overweegt dat op grond van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer de fusievrijstelling van toepassing is, mits de fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. De stichting voert een aantal zakelijke overwegingen aan die ten grondslag hadden gelegen aan de fusie, maar de inspecteur bestrijdt dit: aan de overdracht van het pand kunnen dan wel zakelijke overwegingen ten grondslag liggen, maar waar het om gaat is of er voldoende zakelijke overwegingen zijn om de overdracht in de vorm van een fusie te laten plaatsvinden. In die redenering gaat de rechter mee. Het enige zakelijke argument om de overdracht in de vorm van een fusie te doen is, dat bij verkoop van het pand door de ene stichting aan de andere stichting de overdragende stichting zou blijven zitten met een restschuld. Volgens de rechtbank is dat onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat sprake is van in hoofdzaak zakelijke overwegingen. Bron: Rb. Gelderland 17-09-2015

Praktische regeling voor belasten rentevoordeel

Staatssecretaris Wiebes heeft een concept lagere regelgeving rentevoordeel personeelslening naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit in verband met het voorstel in de Fiscale Verzamelwet 2015 om de nihilwaardering van de personeelslening te laten vervallen.
In het wetsvoorstel wordt de huidige nihilwaardering van het rentevoordeel in de loon- en inkomstenbelasting per 1 januari 2016 opgeheven en wordt dit rentevoordeel tot het belastbare loon van de werknemer in de loon- en inkomstenbelasting gerekend. Het rentevoordeel is loon in natura, omdat het gaat om niet in geld genoten loon. Vervolgens kan het belaste rentevoordeel in de inkomstenbelasting als aftrekbare rente in aanmerking genomen binnen de eigenwoningregeling. De maatregel die in artikel 9.8 van de Uitvoeringsregeling LB 2011 wordt opgenomen, maakt het mogelijk om het rentevoordeel op een personeelslening gedurende het kalenderjaar in aanmerking te nemen op basis van een in redelijkheid geschat bedrag, gevolgd door afrekening in het laatste loontijdvak van het jaar. Deze mogelijkheid kan desgewenst ook worden gebruikt om bij een annuïtaire lening het jaarbedrag naar evenredigheid te verdelen over de loontijdvakken. Verder is een bepaling opgenomen die ervoor zorgt dat, als de personeelslening eerder dan aan het eind van het kalenderjaar eindigt, de eindafrekening plaatsvindt in het laatste loontijdvak waarin het rentevoordeel wordt verstrekt. Bron: MvF 21-09-2015

Eigenrisicodrager voor minimaal drie jaar terug naar UWV

In een Kamerbrief kondigt minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een maatregel aan om de overstap voor één jaar van de private verzekering naar het publieke bestel te voorkomen. Een maatregel uit het wetsvoorstel Verbetering hybride markt WGA wil hij al in 2016 laten in gaan zodat werkgevers bij terugkeer naar de publieke verzekering bij het UWV altijd te maken krijgen met een minimumtermijn van drie jaar.
Werkgevers/eigenrisicodragers zouden door voor een jaar over te stappen in 2016 bij het UWV over het algemeen een lage minimumpremie betalen. Vanaf 1 januari 2017 zouden zij door de aangekondigde maatregelen zonder publieke staartlasten weer kunnen overstappen naar een private verzekeraar. De minister acht dit onwenselijk en wil hij voorkomen. De huidige Wet financiering sociale verzekering voorziet al in een termijn van drie jaar voordat een werkgever weer eigenrisicodrager kan worden, nadat het eigenrisicodragerschap is beëindigd. Deze driejaarstermijn geldt echter alleen voor werkgevers bij wie de Belastingdienst het eigenrisicodragerschap beëindigt en niet voor werkgevers bij wie het eigenrisicodragerschap van rechtswege eindigt (bijvoorbeeld als de verzekeraar de garantieverklaring intrekt nadat de overeenkomst tussen werkgever en verzekeraar is afgelopen). De werkgever kan hier zelf invloed op hebben, bijvoorbeeld door zijn contract te laten aflopen, waarop de verzekeraar de garantieverklaring intrekt. Bij de Raad van State ligt nu het wetsvoorstel Verbetering hybride markt WGA waarin een bepaling is opgenomen om ook voor werkgevers waarvan de garantieverklaring ‘van rechtswege eindigt’ een minimumtermijn voor de publieke verzekering van drie jaar te hanteren. De minister wil deze maatregel vervroegen en mogelijk al in 2016 in werking laten treden. De maatregel gaat gelden voor alle werkgevers waarvan het eigenrisicodragerschap ‘van rechtswege eindigt’. Alle werkgevers die in 2016 terugkeren naar het UWV betalen dan vanaf 1 januari 2017 dus nog minimaal twee jaar de meer marktconforme premie volgens een nieuwe systematiek zoals is aangekondigd in de Kamerbrief van 22 juni jongstleden. Bron: Min SZW 21-09-2015

© lArcade 2024