Inloggen

Archief

Werkgevers vaker op zoek naar personeel via sociale media

Steeds meer bedrijven zetten sociale media in om personeel te werven. Dit blijkt uit een enquête van UWV onder 4.700 bedrijven die vorig jaar vacatures hebben vervuld. Bijna 1 op de 5 bedrijven zet sociale media, zoals LinkedIn of Facebook, in bij het zoeken naar personeel, in 2013 was dat minder dan 1 op de 10. De krantenadvertentie daarentegen verliest duidelijk terrein. Slechts voor 9% van de vervulde vacatures wordt het als wervingskanaal gebruikt.
Sociale media worden vooral ingezet door de sectoren communicatie en informatie en de horeca en bij het werven van hoger opgeleid personeel. Voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals ouderen en ongeschoolden, blijken relaties en open sollicitaties een goede toegangspoort tot werk. Bijna een kwart van de bedrijven geeft in de enquête aan moeite te ondervinden om vacatures in te vullen. In 2011 was dit nog ongeveer een vijfde. Werkgevers noemen het gebrek aan gekwalificeerde kandidaten als voornaamste oorzaak. Toch stellen werkgevers hun eisen vrijwel niet bij. Ook doen ze weinig aan om- of bijscholing om kandidaten geschikt te maken voor een functie. Met name bedrijven in de ICT-sector melden knelpunten in de personeelsvoorziening. 48% van de vacatures voor ICT-personeel was moeilijk vervulbaar, voor technisch personeel is dit 41%. Ook het aantal moeilijk vervulbare vacatures voor commercieel personeel is hoger dan gemiddeld. Naast een gebrek aan kandidaten wordt het ontbreken van specifieke vakkennis en specifieke werkervaring relatief vaak genoemd door werkgevers. De kansen van oudere werklozen zijn nog steeds ongunstig en langdurige werkloosheid onder 50-plussers komt relatief vaak voor. UWV heeft werkgevers daarom gevraagd hoe zij staan tegenover het werven en in dienst houden van werknemers van 50 jaar en ouder. Van de ondervraagde bedrijven geeft 36% aan het afgelopen jaar een 50-plusser te hebben aangenomen. Een derde van de bedrijven treft extra maatregelen om oudere werknemers aan te nemen. Bij bedrijven die al 50-plussers in dienst hebben is deze bereidheid groter. Driekwart van de bedrijven geeft aan geen maatregelen te nemen om 50-plussers in dienst te houden. Van de financiële regelingen die zijn bedoeld om bedrijven te stimuleren 50-plussers in dienst te nemen of te houden is de loonkostensubsidie het meest populair bij werkgevers, 93% vindt dit een geschikte regeling. Subsidie voor scholing wordt door minder bedrijven geschikt gevonden (53%). Bron: UWV 10-05-2016

ID-pas voor de bouw

Een van de afspraken uit de cao Bouw & Infra betreft de introductie van een ID-pas voor de bouwplaats. Deze pas moet helpen bij het tegengaan van schijnconstructies en oneerlijke concurrentie. Ook zal de Bouw-ID antwoord gaan geven op een aantal wezenlijke aspecten die verband houden met de verplichtingen van ketenschakels in de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) die sinds 1 juli 2015 van kracht is.
Om de Bouw-ID goed te kunnen invoeren is communicatie van wezenlijk belang. Daarom is ervoor gekozen om hiervoor een aparte website in te inrichten, www.bouwplaats-id.nl, die onlangs online is gezet. De bouwplaats-ID is gekoppeld aan een databank. Daarin staat wie de pashouder is, voor welke werkgever of opdrachtgever hij werkt en of hij op de bouwplaats mag komen. Onbevoegde personen kunnen dus eenvoudig worden geweerd. Bij afmelding registreert het systeem hoe lang de pashouder op de bouwplaats is geweest. De (hoofd)aannemer kan via een inlogportal zien wie er op de bouwplaats aanwezig zijn. Dit is belangrijk in verband met de Wet ketenaansprakelijkheid en de Wet aanpak schijnconstructies. De aanwezigheidsregistratie verlicht zijn administratieve lasten. In de databank kan ook worden geregistreerd welk VCA-certificaat de pashouder heeft. Dit is van belang voor de veiligheid op de bouwplaats. De werknemer, uitzendkracht of zzp’er kan via een inlogportal controleren of het aantal uren dat hij op de bouwplaats is geweest, goed is geregistreerd. De bouwplaats-ID kan de controle op de naleving van de cao en de arbeidswetgeving eenvoudiger maken. Dit voorkomt oneerlijke concurrentie en verdringing door bedrijven en personen die zich niet aan de regels houden. De website www.bouw-id.nl ontsluit actuele informatie, richt zich op de verschillende gebruikersgroepen, maar heeft ook een extern gerichte communicatie tot doel. Zo zal hierop een rubriek worden geplaatst met veel gestelde vragen en antwoorden. Ook wordt zo veel mogelijk op een visuele manier duidelijk gemaakt wat de invoering van een Bouw-ID gaat betekenen voor werkgevers, werknemers en zzp’ers. Bron: Bouwend Nederland, 2-05-2016

Nieuwe vereenvoudigingen Participatiewet en Wet banenafspraak

In een Kamerbrief schrijft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat alle extra banen die bedrijven via Wsw-detacheringen hebben ingericht voor mensen met een arbeidsbeperking zullen meetellen voor de banenafspraak. Afspraken hierover zijn gemaakt met de sociale partners, VNG en UWV. De voorwaarde die zou gelden rond gedetacheerd werk schort de staatssecretaris voorlopig op, omdat die in de praktijk negatief blijkt uit te pakken.
In de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten was een herbezettingsvoorwaarde opgenomen die bepaalt dat Wsw-detacheringen slechts meetellen als gemeenten hier een nieuwe beschutwerkplek voor in de plaats stellen. Deze voorwaarde was bedoeld om gemeenten te stimuleren deze nieuwe voorziening aan te bieden aan mensen die vanwege hun beperking alleen maar in een beschutte omgeving kunnen werken. Staatssecretaris Klijnsma wil wettelijk verankeren dat gemeenten verplicht beschutwerkplekken aanbieden, als uit onderzoek van de Inspectie SZW – dat voor de zomer wordt verwacht – blijkt dat het aantal gerealiseerde beschutwerkplekken ver achter blijft bij de verwachtingen. Daarmee is de complicerende herbezettingsvoorwaarde niet langer noodzakelijk. Klijnsma stuurt ook een onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer waarin de mogelijkheden worden verkend om werkzaamheden die bedrijven ‘inkopen’ bij een ander bedrijf en worden uitgevoerd door mensen uit de doelgroep van de banenafspraak, te laten meetellen bij de inkopende werkgever. Uit dat onderzoek komt naar voren dat dit naar verwachting extra banen oplevert, maar in de uitvoering complex is. De Werkkamer buigt zich over de vraag of er niet toch een werkbare oplossing is te bedenken. Een andere mogelijkheid om de uitvoering van de Participatiewet verder te vereenvoudigen is via de zogenoemde ‘praktijkroute’: als op de werkplek wordt vastgesteld dat iemand niet het wettelijk minimumloon kan verdienen, zou dat ook toegang moeten geven tot het doelgroepregister. Om een goed beeld te krijgen van de effecten van deze praktijkroute worden via ‘proeftuinen’ in drie arbeidsmarktregio’s meer gegevens verzameld. In het najaar zijn deze gegevens beschikbaar. Omdat deze vereenvoudiging hoe dan ook wetswijziging vergt, worden de voorbereidingen hiervoor nu alvast in gang gezet om tijdverlies te voorkomen. Bron: Min SZW 29-04-2016

Wat is de juiste sector?

De financiële belangen die aan de sectorindeling zijn verbonden, kunnen groot zijn, omdat de WW-premie deels sectorafhankelijk is. In een bijlage bij de Regeling Wet financiering sociale verzekeringe zijn 69 sectoren opgenomen met een waslijst van werkzaamheden die onder die sectoren vallen. Maar hoe lang die waslijst ook is, uitputtend is zij niet. Met enige regelmaat wordt dan ook geprocedeerd over de juiste sectorindeling.
Zoals onlangs voor Hof Arnhem-Leeuwarden. Een productiebedrijf meende in sector 51 (algemene industrie) te kunnen worden ingedeeld, maar de inspecteur hield het op sector 55 (Overige takken van beroep en bedrijf). Het hof komt tot het oordeel dat aansluiting bij een van de sectoren als bedoeld in de Regeling Wfsv dient plaats te vinden enkel op grond van de werkzaamheden die de betreffende werkgever doet verrichten. Het hof legt daarmee het standpunt van de inspecteur, die stelde dat de werkzaamheden van alle in dezelfde bedrijfstak opererende bedrijven moeten worden meegewogen, naast zich neer. Net als de ondernemer concludeert het hof dat sector 51 van toepassing is. Het hof is voorts van oordeel dat de werkzaamheden die het productiebedrijf doet verrichten gelet op de aard van deze werkzaamheden en functie die zij met haar onderneming in het maatschappelijk verkeer vervult onder toepassing van de Regeling Wfsv moet worden ingedeeld in sector 51. Redengevend hiertoe acht het hof dat de werkzaamheden van het productiebedrijf naar hun aard het meest overeen komen met die van vergelijkbare bedrijven in de rubberverwerkende industrie die vallen onder sector 51, letter C, en het productiebedrijf – naar zij ter zitting onweersproken heeft gesteld – incidenteel ook rubber verwerkt. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 19-04-2016

2015: meer stakingen, laag aantal verloren arbeidsdagen

Vorig jaar waren er meer werkonderbrekingen dan in de voorgaande acht jaar, maar het aantal verloren arbeidsdagen was betrekkelijk laag. Het werk werd 27 keer neergelegd, waarmee 48.000 arbeidsdagen gemoeid waren.
Sinds 1999 waren er alleen meer werkstakingen in 2005 (28) en 2006 (31). Bij de werkonderbrekingen in 2015 waren 42.000 werknemers betrokken. Gemiddeld duurde een staking vorig jaar 1,8 arbeidsdagen. De langste werkonderbreking in 2015 was die bij de politie. In de industrie en de sector vervoer en opslag deden zich de meeste stakingen voor. De meeste arbeidsdagen gingen verloren in de industrie (40.000). In diezelfde sector staakten ook de meeste werknemers (21.000). Meer dan 80% van de stakingen is uitgeroepen door de vakbonden. In 70% van de gevallen waren die ook betrokken bij de onderhandelingen die leidden tot het einde van de werkonderbreking. Een op de drie stakingen was om een cao-conflict, slechts bij 15% ging het uitsluitend om een loonkwestie. Bij ruim de helft van de werkonderbrekingen was een conflict over arbeidsvoorwaarden niet de reden waarom er is gestaakt, maar bijvoorbeeld een verandering in het takenpakket, verplaatsing van werknemers of ontslagdreiging. Bron: CBS 1-05-2016

© lArcade 2024