Inloggen

Archief

Wet terugvorderen staatssteun in de steigers

Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel om onterecht verleende staatssteun in alle gevallen snel te kunnen terugvorderen. Nu ontbreekt het soms nog aan die mogelijkheid. De Wet terugvordering staatssteun is onlangs gepubliceerd op internetconsultatie.nl en staat tot 27 juli open voor inspraak.
Het voorstel is gericht op staatssteun die door de Europese Commissie als ongeoorloofd is aangemerkt. Hiervoor krijgen bestuursorganen de bevoegdheid om het volledige bedrag inclusief rente terug te vorderen. In de voorgestelde wettelijke procedure geldt slechts één mogelijkheid voor bezwaar en beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Een uitzondering zal nog gelden voor fiscale steun. De terugvordering daarvan blijft gebaseerd op de belastingwetgeving. In de praktijk zou het terugvorderen van steun soms nog op problemen stuiten. In de toelichting bij het wetsvoorstel wrodt genoemd dat bijvoorbeeld nu alleen van subsidieontvangers kan worden teruggevorderd, terwijl het aan staatssteun verbonden voordeel zich ook kan uitstrekken tot derden (indirect begunstigden). Ook ontbreekt een zelfstandige grondslag voor de terugvordering van rente door decentrale overheden. In 2008 diende toenmalig minister Hirsch Ballin van Justitie ook al een wetsvoorstel in om het terugvorderen van staatssteun te vergemakkelijken, maar dat is blijven liggen en wordt nu door het kabinet ingetrokken. Het nieuwe voorstel zou eenduidiger zijn en voor snellere procedures zorgen. Bron: SC Online 20-06-2016

Eerste Kamer akkoord met wijziging Aanbestedingswet

De wijziging van de Aanbestedingswet kan per 1 juli in werking treden, zoals beoogd door minister Kamp van Economische Zaken. De Eerste Kamer stemde dinsdag in grote meerderheid voor het wetsvoorstel.
De huidige Aanbestedingswet trad drie jaar terug in werking. Deze wet wordt nu aangepast om nieuwe Europese richtlijnen te implementeren. De wijzigingen hebben betrekking op aanbestedingen boven de Europese drempelbedragen. Die lat ligt op ruim 5 miljoen euro voor werken; bij diensten gaat het om 135.000 voor het Rijk tot 418.000 euro voor bedrijven in nutssectoren. De nieuwe regels moeten leiden tot meer flexibele procedures, waarbij innovatie, milieu en sociaal beleid zwaarder kunnen meewegen. Het ‘innovatiepartnerschap’ moet bijvoorbeeld vernieuwing aanjagen. Nederland had in veel opzichten al voorgesorteerd op de nieuwe Europese regels, waardoor de wijzigingen niet voor radicale veranderingen zullen zorgen. Zo wordt de ruimte om vooraf de markt te consulteren, wat in de praktijk al gebeurde, met de wetswijziging geformaliseerd. Een Eerste Kamermotie om paal en perk te stellen aan het ‘inbesteden’, waarbij overheden taken zelf ter hand nemen in plaats van de markt, werd alleen gesteund door PVV en CDA. Minister Kamp noemde de motie ‘voortijdig’ omdat hij nog met een voorstel tot aanpassing van de Wet markt en overheid zal komen. Bron: SC Online, 21-06-2016

Inspecteur mocht contact opnemen met huisarts

De inspecteur mocht contact opnemen met de huisarts van een belastingplichtige in verband met de in diens aangifte in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten. De inspecteur heeft hiermee niet onzorgvuldig gehandeld of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.
Een man volgt een aantal medische diëten en brengt de kosten hiervoor als specifieke zorgkosten in aftrek in zijn aangifte IB/PVV 2012. De inspecteur wijkt van de aangifte af en neemt slechts een deel van de specifieke zorgkosten in aanmerking. Op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 bestaat alleen recht op aftrek specifieke zorgkosten indien er sprake is van een op medisch voorschrift van een arts of diëtist gehouden dieet. De huisarts heeft meerdere (herziene) dieetbevestigingen afgegeven. De huisarts heeft om hem moverende redenen gemeend de eerder door hem afgelegde verklaring(en) te moeten herzien. De man heeft daarom het recht op een hogere aftrek dan de inspecteur voor dieetkosten heeft toegekend niet aannemelijk gemaakt. De man klaagt over het feit dat de inspecteur zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met de huisarts. Naar het oordeel van het hof mocht de inspecteur, nadat onduidelijkheid was ontstaan ten aanzien van het aantal diëten - en daarmee over de hoogte van een aftrekpost - bij de huisarts informeren omtrent de door de hem verstrekte dieetverklaring(en). De inspecteur heeft hiermee niet onzorgvuldig gehandeld, noch het fair play-beginsel of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden. De inspecteur had er weliswaar goed aan gedaan de man in kennis te stellen van het feit dat hij opheldering zou vragen bij de huisarts, maar door dat niet te doen kan niet worden gezegd dat een onrechtmatige schending van de privacy heeft plaatsgevonden. De privacy van belanghebbende wordt voldoende gewaarborgd door het verschoningsrecht waarop de huisarts zich had kunnen beroepen indien hij de gevraagde medische informatie niet had willen verstrekken. Het hof verklaart het hoger beroep van de man ongegrond. Bron: Hof Den Bosch 18-03-2015

Scholingsdeelname op werk: grotere kloof laag- en hoogopgeleiden

De afgelopen tien jaar bleef de scholingsdeelname op het werk van hoger opgeleiden stabiel op circa 64%, maar werkgevers blijken minder te investeren in de ontwikkeling van lager opgeleid personeel, vanwege een verondersteld gebrek aan motivatie en aan potentiële opbrengst.
Uit een brief die minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 6 juni naar de Tweede Kamer stuurde over het onderzoek van Panteia naar werkenden met een lage sociaal economische status, blijkt dat het aantal laagopgeleide werknemers dat zich bijschoolt sinds 2004 gedaald is van 48% naar 37%. Dat is een risico voor henzelf omdat zij gemiddeld genomen vaker onzeker werk hebben en een grotere kans lopen hun baan te verliezen. Het is ook schadelijk voor werkgevers omdat globalisering en technologische ontwikkelingen vragen om werknemers die zich continu kunnen ontwikkelen. Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat werkgevers qua kwaliteitsverbetering en doorgroeimogelijkheden meer verwachten van investeren in de ontwikkeling van hoger opgeleide medewerkers. Werkgevers zijn echter op zich best bereid zijn om te investeren in lager opgeleide werknemers. Ze laten daarbij de daadwerkelijke investering afhangen van het initiatief en de motivatie van de medewerker, naast financiële ruimte en beschikbare informatie. En juist daar zijn laagopgeleide medewerkers onvoldoende assertief in. Ze denken dat ze toch niet voor scholing in aanmerking komen. Of ze hebben negatieve ervaringen met school in het verleden en gebrek aan geloof in eigen kunnen om een opleiding te kunnen afronden, waardoor ze niet veel op hebben met `leren in de schoolbanken`. Uit de inventarisatie van SZW van goede voorbeelden voor leren in samenwerking met 15 sectororganisaties, blijkt dat lager opgeleiden net zo gemotiveerd kunnen raken, wanneer opleidingen gepresenteerd worden als het verbeteren van het vakmanschap en het groeiperspectief en als beter salaris in het vooruitzicht worden gesteld. En wanneer er sprake is van leren op de werkplek. Minister Asscher stelt daarom via twee aanvraagrondes eind 2016 een bedrag van € 22 miljoen aan ESF-middelen beschikbaar, voor werkgevers en O&O-fondsen die de duurzame inzetbaarheid, waaronder een leercultuur, willen stimuleren. Bron: TK 2015-2016, 25 883, nr. 274

Aanpassing Calamiteitenregeling op twee onderdelen

Minister Asscher van Sociale Zaken komt met een aanpassing van de Calamiteitenregeling. Na overleg en input vanuit diverse branches en sectoren en consultatie van de Stichting van de Arbeid wil de minister de voorgestelde regeling op twee punten aanpassen.
De Calamiteitenregeling vervangt de onwerkbaarweerregeling (art. 18 WW) en werktijdsverkortingsregeling (op grond van art. 8 BBA 1945). Beide regelingen voorzien in een WW-uitkering in geval van buitengewone niet-economische omstandigheden. Tussen beide regeling bestaan echter niet altijd goed verklaarbare verschillen. Met de invoering van één Calamiteitenregeling (opgenomen in de Wet vereenvoudiging regelingen UWV) zou daar harmonisatie in komen. Ook waren er problemen met de handhaving bij de onwerkbaarweerregeling. De invoering van de regeling (aanvankelijk voorzien per 1 oktober 2013) is telkens uitgesteld. Na overleg met verschillende branches, sectoren en de Stichting van de Arbeid stelt de minister nu de volgende aanpassingen voor: de mogelijkheid van maatwerk met betrekking tot de eigenrisicoperiode. Uitgangspunt blijft een eigenrisicoperiode van 2 weken. Wel kan in de cao een kortere of langere periode worden afgesproken (desgewenst nul dagen). Dergelijke bepalingen kunnen algemeen verbindend worden verklaard; de norm dat om in aanmerking te komen voor de regeling ten minste 20% van de arbeidscapaciteit niet kan worden benut, wordt verlaagd tot 10% (de huidige regeling voor onwerkbaar weer kent die eis niet, terwijl voor de WTV-regeling een norm van 20% geldt). Op de overige punten (referte-eis WW, doorwerking op WW-duur) wil de minister de harmonisatie ongewijzigd doorvoeren. Omdat deze aanpassingen leiden tot een gewijzigde regeling, zal het UWV eerst nog worden gevraagd een uitvoeringstoets uit te brengen. Aan de hand daarvan wil de minister nader bezien wat dit betekent voor het moment van invoering van de gewijzigde Calamiteitenregeling en wat dit betekent voor de tussenliggende periode. Bron: TK 2015-2016, 26448, nr. 570

© lArcade 2024