Inloggen

Archief

Bereidheid om door te werken in onderwijs het grootst

Werknemers in het onderwijs willen gemiddeld tot 64,3 jaar doorwerken. Dat is bijna anderhalf jaar meer dan het gemiddelde over alle werknemers. Binnen het onderwijs is de leeftijd waarop men wil stoppen met werken met 66,8 jaar het hoogst bij mannen in het hoger onderwijs. Dit blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2015 van CBS en TNO.
De leeftijd tot waarop werknemers in het onderwijs door willen werken, verschilt per onderwijstype. In het primair onderwijs wil men gemiddeld tot 63,7 jaar doorwerken, in het voortgezet en middelbaar onderwijs een half jaar langer, en in het hoger onderwijs tot net na het 65ste levensjaar. Mannelijke werknemers willen langer doorwerken dan vrouwen. Dat geldt in het onderwijs (1,8 jaar langer) sterker dan gemiddeld (0,9 jaar). In het hoger onderwijs is het verschil het grootst: mannen willen tot 66,8 jaar doorgaan, bijna drieënhalf jaar langer dan vrouwen. In het hoger onderwijs werken ongeveer evenveel mannen als vrouwen. De hogere leeftijd tot waarop werknemers willen doorwerken hangt samen met de gemiddelde leeftijd in het onderwijs. Deze was 43 jaar in 2015, drie jaar hoger dan gemiddeld in alle sectoren. Oudere werknemers willen tot op een latere leeftijd aan de slag blijven dan jongere werknemers. In het onderwijs hebben jongere werknemers wel een hogere leeftijd voor ogen om te stoppen dan in andere sectoren. De 25- tot 35-jarigen in het onderwijs denken tot 63,8 jaar door te werken, een jaar langer dan gemiddeld. Op hogere leeftijden nemen de verschillen in verwachte doorwerkleeftijden tussen onderwijs en de rest af. Mannelijke werknemers in het onderwijs willen langer doorwerken dan vrouwelijke. Dit geldt voor elke leeftijdsgroep. Zo willen de 45- tot 55-jarige mannen doorgaan tot 65,5 jaar, bijna twee jaar langer dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten. Hoogleraren en andere docenten in het hoger onderwijs willen het langst doorwerken, tot 66,5 jaar. Ook andere beroepsgroepen in het onderwijs willen lang doorwerken. Zo verwachten managers pas na hun 65e te stoppen. De leeftijd waarop men wil stoppen met werken is een inschatting van de huidige werknemers en niet de werkelijke pensioenleeftijd. Die was in 2015 in het onderwijs gemiddeld 63,6 jaar, dit is juist iets onder het gemiddelde van alle werknemers (64,4 jaar). Bron: CBS 1-10-2016

Klachtenprocedure bijzonder beheer kan laagdrempeliger

Het klachtenproces voor klanten in bijzonder beheer is zorgvuldig, maar banken kunnen stappen zetten om de drempels te verlagen voor het indienen van een klacht. Dit blijkt uit een onderzoek naar de klachtenprocedures bij banken voor ondernemers in bijzonder beheer.
Het onderzoek werd uitgevoerd door EY in opdracht van NVB in het kader van een evaluatie van de Handreiking Bijzonder Beheer. Die handreiking werd ruim een jaar geleden door de NVB gepubliceerd om de verwachtingen van bank en ondernemers over doel en werkwijze van Bijzonder Beheer beter op elkaar aan te laten sluiten. In de handreiking wordt in tien punten beschreven wat een ondernemer van zijn of haar bank mag verwachten. De handreiking is opgesteld na een verkennend onderzoek van de AFM. Een van de punten uit de handreiking is dat banken beschikken over een duidelijk en laagdrempelig klachtenproces voor klanten in bijzonder beheer en dat iedere klant een klacht kan indienen zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de relatie met de bank. Uit het onderzoek blijkt dat banken klachten zorgvuldig afhandelen. Toch blijkt in de praktijk dat klanten in bijzonder beheer nog regelmatig afzien van het melden van een klacht. Dat heeft vooral te maken met onbekendheid met het klachtenproces. Ook zijn er klanten die aangeven dat het melden van een klacht geen zin heeft of dat het zelfs negatieve gevolgen kan hebben voor de eigen relatie met de bank. Het rapport benadrukt het belang van betere communicatie. Banken zullen daarom de aanbevelingen van EY overnemen en klanten eerder en vaker wijzen op de verschillende mogelijkheden om een klacht in te dienen. Daarbij hebben klanten in geval van een geschil altijd de mogelijkheid om een klacht te laten behandelen door een specifieke klachtfunctionaris. Tijdens het klachtenproces zullen banken meer open en actiever gaan communiceren met hun klanten. Bron: NVB 3-10-2016

Inspecteur kon door typefout te laag vastgestelde schenkbelasting navorderen

Navordering is in beginsel alleen mogelijk bij een nieuw feit. Vanaf 1 januari 2010 is het ook mogelijk na te vorderen indien het heffen van te weinig belasting een gevolg is van een voor de belastingplichtige redelijkerwijs ‘kenbare’ fout.
Twee zussen hebben in 2013 aangifte schenkbelasting een gedaan voor een schenking van € 37.713.473. Op het (papieren) aangifteformulier (digitale aangifte van schenkbelasting is nog niet mogelijk) hebben ze een bedrag aan verschuldigde schenkbelasting van € 7.530.117 vermeld. Bij het invoeren van de gegevens in het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst heeft een administratief medewerker als verkrijging niet het in de aangifte vermelde bedrag van € 37.713.473 maar € 37.713 ingevoerd. Dit heeft geleid tot het opleggen van een aanslag schenkbelasting van € 3.268. Op 2 juli 2013 is de definitieve aanslag opgelegd ‘overeenkomstig de aangifte’. Na constatering van de fout legt de inspecteur op 29 juli 2013 navorderingsaanslagen op naar een verkrijging van € 37.713.473, resulterende in € 7.539.117 aan schenkbelasting. Zowel de rechtbank als in hoger beroep Hof Amsterdam oordelen dat sprake is van een gemaakte fout op grond waarvan navordering mogelijk was. Het hof oordeelt dat er sprake is van een ‘schrijf-, overname- of intoetsfout’ of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat de bewuste ambtenaar bij de aanslagregeling heeft willen afwijken van hetgeen in de aangifte stond vermeld of dat deze handeling overigens is terug te voeren op een bewust door de inspecteur genomen beslissing. Er is sprake van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat deze ambtenaar wilde bij de aanslagregeling (i.c. het conform de aangifte vaststellen van de aanslag) en wat daadwerkelijk in het aanslagbiljet is vastgelegd. De fout vloeit voort uit de omstandigheid dat bij het handmatig overnemen en invoeren van gegevens uit de aangifte fouten kunnen worden (en in dezen ook zijn) gemaakt. Herstel van die fouten is mogelijk indien sprake is – zoals in het onderhavige geval – van een ‘schrijf- overname- of intoetsfout’ of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Daaraan doet niet af dat (het gevolg van) de fout mogelijk had kunnen worden voorkomen. Volgens het hof was de fout ook voor de belastingplichtige kenbaar. Zo zij al gesteld heeft dat de gemaakte fout voor haar niet redelijkerwijs kenbaar was, geldt de in de wet opgenomen niet voor tegenbewijs vatbare fictie dat de kenbaarheid wordt verondersteld indien de te weinig geheven belasting ten minste 30% bedraagt van de wettelijk verschuldigde belasting. Bron: Hof Amsterdam 23-08-2016 (publ. 21-09-2016)

Voucher voor fiscale en juridische ondersteuning

Wil een ondernemer zijn bedrijf (verder) positioneren op een buitenlandse markt en heeft hij hierbij fiscale of juridische ondersteuning nodig? Vanaf 1 oktober is het mogelijk een kennisvoucher internationaal ondernemen aan te vragen.
De ondernemer krijgt met een kennisvoucher internationaal ondernemen een tegemoetkoming van 50% in de kosten tot een maximumbedrag van € 2.500 (excl. btw). De tegemoetkoming is bedoeld voor de kosten voor de inhuur van een internationale jurist, fiscalist of belastingadviseur. Per mkb-onderneming wordt één voucher verstrekt. De externe deskundige die wordt ingehuurd moet voldoen aan de volgende eisen: werkt bij een adviesonderneming met juridische en/of fiscale kennis met minimaal vijf werknemers meer dan vijf jaar ervaring op het gebied van adviseren over juridische en/of fiscale vraagstukken op het gebied van internationaal ondernemen ten minste hbo werk- en denkniveau. De regeling is opgezet door het mini­sterie van Buitenlandse Zaken en wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Bron: RVO 10-10-2016

Geen aanpassing maximum pensioenopbouw voor deeltijders

In een brief aan de Eerste Kamer laat staatssecretaris Wiebes van Financiën weten dat hij geen wijziging wil aanbrengen in de pro rata aftopping van het pensioengevend loon van deeltijdwerkers. De Eerste Kamer had verzocht een alternatief te verkennen omdat dit in de praktijk toe kan leiden dat deeltijdwerkers te maken kunnen krijgen met een lagere aftoppingsgrens dan € 101.519 (bedrag 2016).
Bij deeltijders wordt het pensioengevend loon pro rata afgetopt indien het voltijdsloon boven de aftoppingsgrens uitkomt. Voor deeltijders die minder dan voltijd werken (bijvoorbeeld omdat ze werk combineren met zorgtaken) kan dat ertoe leiden dat ze minder pensioen opbouwen, dan voltijdwerkers met een zelfde jaarinkomen. Omgekeerd kunnen deeltijders die meerdere deeltijdbanen combineren en daarbij meer dan voltijd werken pensioen opbouwen over een hoger pensioengevend inkomen dan voltijders met een zelfde inkomen boven de aftoppingsgrens. De Eerste Kamer had aangedrongen op een alternatief, waarbij het mogelijk wordt in een volgend jaar, conform de werkwijze bij de inkomensafhankelijke zorgbijdrage, de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw te corrigeren. De staatssecretaris geeft in zijn brief aan de huidige wijze van pro rata aftopping niet te willen wijzigen. Volgens de staatssecretaris zorgt dit voor te veel uitvoeringsproblemen bij onder meer de Belastingdienst en anders dan de inkomensafhankelijke zorgbijdrage betreffen pensioentoezeggingen een private aangelegenheid waarbij de afspraken tussen werkgever en werknemer een rol spelen. De fiscale wetgeving geeft enkel maximumgrenzen. Het voorstel zal naar verwachting ook voor de nodige complexiteit in de uitvoering van pensioenregelingen zorgen. De staatssecretaris ziet daarom geen andere mogelijkheid om te voorkomen dat iemand met een deeltijddienstbetrekking over meer dan het maximum pensioengevend loon pensioen opbouwt, dan door het hanteren van een deeltijdfactor. Bron:MvF 29-09-2016

© lArcade 2024