Inloggen

Archief

Ook afdrachtvermindering onderwijs bij deel van opleiding

Hoewel de afdrachtvermindering onderwijs in 2014 is afgeschaft, zijn er nog ondernemers die met de Belastingdienst van mening verschillen over de toepassing van deze afdrachtvermindering. De Hoge Raad heeft nu bepaald dat de vermindering ook geldt als slechts een gedeelte van een opleiding is gevolgd.
In deze zaak verzorgde een onderwijsinstelling een vierjarige deeltijdopleiding hbo Bedrijfskunde. Deze opleiding was gesplitst in twee delen van twee jaar. Het eerste deel was een funderende duale opleiding mhbo-Bedrijfskader. Een installatiebedrijf schreef 18 werknemers in voor deze opleiding en op 31 december 2008 ontvingen deze werknemers certificaten voor hun deelname aan het eerste jaar van de opleiding. Ze hadden echter onvoldoende studiebelastingpunten gehaald om door te stromen naar het tweede jaar. Daarom weigerde de inspecteur de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs, want hij stelde dat de werknemers niet de hele opleiding hadden gevolgd, maar slechts een aantal vakken. Ook nam hij het standpunt in dat de werkgever en de werknemers de intentie hadden om alleen een deel van het eerste jaar van de opleiding te volgen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de intentie van de werkgever en zijn werknemers niet van belang is voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Ook bepaalde de Hoge Raad dat de vermindering al van toepassing is als slechts een deel van een opleiding wordt gevolgd. Daarom mocht de werkgever de afdrachtvermindering toepassen. Bron: Hoge Raad, 23-11-2018

Negatieve btw op creditfactuur wordt niet in aanmerking genomen

Als een onderneming lang na het verzenden van een factuur een creditfactuur verstuurt met daarop een negatief bedrag aan btw, wordt deze btw in principe niet in aanmerking genomen, zo blijkt uit een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een bv stuurde aan haar dochter-bv een factuur voor een managementvergoeding en bracht hierop btw in rekening. De btw werd ontvangen en afgedragen, en de dochter-bv trok de betaalde btw af als voorbelasting. Jaren later verzendt de bv een creditfacturen aan haar dochter-bv. Voor de negatieve bedragen aan btw op de creditfacturen diende de bv een suppletie-aangifte btw in. De inspecteur weigerde deze in aanmerking te nemen en het hof was het hiermee eens. Het hof wees erop dat de btw-richtlijn en de wet niets regelen over de btw-gevolgen van een creditfactuur, waardoor de hoofdregels van toepassing blijven. Bovendien kan het uitreiken van een creditfactuur met een negatief btw-bedrag bij aftrek van deze btw tot een verlies van belastinginkomsten dreigen. Immers: in deze zaak bleek uit niets dat de inmiddels failliete dochter-bv de afgetrokken btw had terugbetaald aan de Belastingdienst. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 13-11-2018

Borgstelling zonder vergoeding is onzakelijk

Als een aanmerkelijkbelanghouder een borgstelling aangaat voor de schulden van zijn bv en hierbij niet om een vergoeding vraagt, zal hij een eventueel verlies uit deze borgstelling normaliter niet kunnen aftrekken. De inspecteur kan dan namelijk het standpunt innemen dat de borgstelling onzakelijk is, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
Een man hield een aanmerkelijk belang in twee bv’s die op hun beurt weer belangen hielden in andere bv’s. De man had zich borg gesteld voor een kredietfaciliteit van één van de twee holding-bv’s bij de bank. Later sprak de bank hem aan vanwege de borgstelling, waarna de man dit verlies wilde aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Maar de inspecteur vond dat de man onzakelijk had gehandeld en weigerde daarom de aftrek. De rechtbank was het met de inspecteur eens. De rechtbank stelde dat een aanmerkelijkbelanghouder een verlies uit borgstelling niet kan aftrekken als deze borgstelling alleen is aan te merken als een aandeelhoudershandeling. Dan moet de inspecteur wel aannemelijk maken dat een onafhankelijke derde niet onder dezelfde voorwaarden borg zou staan en de rechtbank oordeelde dat de inspecteur hierin was geslaagd. De inspecteur had namelijk aangevoerd dat het onzakelijk was dat de man geen vergoeding voor de borgstelling had gevraagd. Hierbij kwam nog dat de eigen vermogens en de resultaten van zowel de holding als haar dochter-bv’s negatief waren. De man had zodoende zonder vergoeding aanvaard dat hij verlies zou lijden op de borgstelling en de rechtbank was het met de inspecteur eens dat dit onzakelijk was. Het borgstellingsverlies kon daarom niet worden afgetrokken. Bron: Rb. Noord-Holland 16-11-2018

Aangifte vlák voor aanslag toch veel te laat

Als een bv haar aangifte vennootschapsbelasting veel te laat indient en de inspecteur vervolgens één dag na ontvangst van de aangifte een ambtshalve aanslag vaststelt, heeft de bv in elk geval niet voldaan aan haar aangifteplicht. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.
Een bv diende op 29 maart 2016 haar aangifte vennootschapsbelasting over 2013 in. Eén dag later, op 30 maart 2016, stelde de inspecteur ambtshalve de aanslag vast, waarbij hij stelde dat de bv niet aan haar aangifteplicht had voldaan, wat betekende dat de bewijslast bij de bv kwam te liggen. De bv was het hier niet mee eens, aangezien zij stelde dat de aangifte was ingediend vóórdat de inspecteur de aanslag vaststelde. De rechtbank gaf aan dat de inspecteur op 30 maart 2016 in theorie over de aangifte had kunnen beschikken, aangezien het systeem van de Belastingdienst een melding had kunnen maken van de binnenkomst van de aangifte. Dit deed volgens de rechtbank echter niets af aan het feit dat de bv niet aan haar aangifteplicht had voldaan, aangezien zij op 30 januari 2015 een aanmaning had ontvangen om uiterlijk 13 februari 2015 de aangifte in te dienen. Nu de bv vervolgens nog heel lang had gewacht, kon de inspecteur niet worden verweten dat hij geen rekening had gehouden met de aangifte. De rechtbank oordeelde dan ook dat de inspecteur de aanslag in redelijkheid had vastgesteld. Bron: Rb. Gelderland 16-11-2018

Overleg over nieuw pensioenstelsel mislukt

Het is de werkgevers en de vakbonden niet gelukt om een akkoord te bereiken over een nieuw pensioenstelsel. De vakbonden hebben de onderhandelingen gestaakt omdat het kabinet volgens hen onvoldoende tegemoetkomt aan de eis om de AOW-leeftijd langzamer te laten stijgen.
Volgens minister-president Rutte en minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was alleen het AOW-pakket een probleem en was er wel een akkoord bereikt over andere lastige dossiers, zoals mensen met een zwaar beroep en ouderen. Andere bronnen zeggen dat er ook nog geen akkoord was bereikt over een pensioen voor zzp’ers. De vakbonden legden de schuld voor het mislukken van het pensioenoverleg bij het kabinet. De FNV wil dat de AOW-leeftijd niet – zoals is vastgelegd – vanaf 2022 meestijgt met de levensverwachting. De bond wil dat de AOW-leeftijd met zes maanden stijgt, in plaats van met een jaar. Maar het kabinet vindt dat te duur. VNO-NCW en MKB-Nederland betreuren het mislukken van het pensioenoverleg. Volgens de ondernemersorganisaties lag er een fantastisch aanbod van het kabinet voor het minder snel verhogen van de AOW-leeftijd (pas in 2024 naar 67 en koppeling aan de levensverwachting minder hard ). Desondanks lukte het volgens VNO-NCW en MKB-Nederland niet met de vakbonden een akkoord te bereiken. Bron: Div.media 21-11-2018

© lArcade 2024