Inloggen

Archief

Te veel mensen met arbeidsbeperking nog niet aan het werk

Ongeveer de helft van de mensen met een arbeidsbeperking is niet aan het werk. Dat volgens staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog te veel.
Van Ark bracht woensdag 14 november jl. een bezoek aan Zwolle, waar werkgevers uit de regio, gemeenten, onderwijsinstellingen en UWV elkaar ontmoetten om over deze belangrijke uitdaging op de arbeidsmarkt te praten. Tijdens de ‘regionale praktijktafel’, een initiatief van De Normaalste Zaak, worden successen gedeeld en knelpunten besproken die werk voor arbeidsbeperkten in de weg staan. Het denken in oplossingen staat voorop. De Normaalste Zaak brengt werkgevers en publieke partijen bij elkaar om te kijken wat er in de praktijk werkt en wat niet. Volgens staatssecretaris Van Ark is een belangrijk knelpunt de regelgeving. ‘Ik heb gezien dat werkgevers vooral last hebben van regels. Ze willen best werknemers met een beperking aan de slag helpen, maar zeggen ‘maak het ons makkelijker.’ Dat blijkt vandaag ook weer in de gesprekken aan tafel. Ik ga daar wat aan doen, want ik wil dat werkgevers meer banen gaan creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. De uitwerking van deze plannen stuur ik in november nog naar de Tweede Kamer.’ Van Ark ging in Zwolle op uitnodiging van wethouder René de Heer ook in gesprek met partijen over de toekomst van de arbeidsmarkt. De regio Zwolle werkt aan een werkgelegenheidsplan dat er voor moet zorgen dat bedrijven voldoende gekwalificeerd personeel kunnen vinden en werknemers zich blijven ontwikkelen. Ook dient er plek te zijn voor mensen die zonder hulp moeilijk aan de slag komen. Het kabinet trekt voor 2019 en 2020 extra geld uit om de dienstverlening in arbeidsmarktregio’s te verbeteren, zodat werkgevers en werkzoekenden elkaar beter kunnen vinden. Bron: Min SZW 16-11-2018

Afwaardering vordering op voormalige vennoot soms mogelijk

De vordering van een vof op een voormalige vennoot kan door de achterblijvende vennoten worden afgewaardeerd als de vordering is ontstaan door een negatief eigen vermogensaandeel bij uittreding. Tot dit oordeel kwam de Hoge Raad.
In de betreffende zaak dreef een man samen met zijn echtgenote en zijn vader een onderneming ineen vof. De vader trad uit als vennoot en had op dat moment een negatief aandeel in het eigen vermogen van ruim een ton. Dit negatieve kapitaal werd omgezet in een vordering van de vof op de vader. Toen na een paar jaar bleek dat de vader zijn schuld slechts gedeeltelijk kon aflossen, wilden de resterende vennoten de vordering afwaarderen ten laste van de winst. De Hoge Raad stelde dat bij de toetsing van de zakelijkheid van een schuld moet worden gekeken naar het moment van ontstaan. De vordering was ontstaan vanuit de verplichting van een uittredende vennoot om het negatieve kapitaal aan te zuiveren, wat voortvloeit uit de zakelijke verhoudingen tussen de vennoten. Voor zover de vordering op het moment van uittreding al onvolwaardig was, kwam het vermogensverlies niet voort uit de aanvaarding van een onzakelijk debiteurenrisico. Als de nominale waarde van die vordering op het moment van haar ontstaan meer bedraagt dan de waarde in het economische verkeer, mogen de achterblijvende vennoten dat verlies aftrekken. Een waardedaling van de vordering die zich na de uittreding heeft voorgedaan, is echter niet aftrekbaar. Bron: Hoge Raad, 16-11-2018

Ook btw bij ‘no cure, no pay’

Als de cliënten van een ondernemer een deel van de vergoeding alleen hoeven te betalen bij een positief resultaat (‘no cure, no pay’), dan moet deze ondernemer gewoon btw berekenen over het ‘no cure, no pay’-deel van de vergoeding.
Een ondernemer verleende juridische diensten en verstrekte juridisch advies. Haar cliënten konden zelf bepalen wat voor vergoeding zij betaalden, waarbij zij konden kiezen tussen een gewoon uurtarief en een vergoeding die op basis van een formule werd berekend. In het laatste geval betaalden zij in elk geval een vast bedrag voor een gesprek, de vaste kosten en de kosten van de procedure. Leidde de procedure vervolgens tot een positieve uitspraak of schikking, dan moesten de cliënten ook nog een vergoeding achteraf betalen. De ondernemer berekende geen btw over het ‘no cure, no pay’-deel van de vergoeding, maar dit was volgens de inspecteur onjuist. Rechtbank Gelderland was het met de inspecteur eens. Volgens de rechtbank was het resultaatafhankelijke deel ‘gewoon’ een onderdeel van de vergoeding, net als het vaste deel. Zodoende moest de ondernemer ook over het ‘no cure, no pay’-deel gewoon btw in rekening brengen en afdragen. Bron: Rechtbank Gelderland, 12-11-2018

Bij volledige vooraftrek ook correctie privégebruik

Een btw-ondernemer die een investeringsgoed gedeeltelijk zakelijk en gedeeltelijk voor andere doeleinden gebruikt en ervoor kiest om de btw op dit investeringsgoed volledig af te trekken, moet bij privégebruik een btw-correctie toepassen. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.
In deze zaak dreven twee echtgenoten samen een vof die btw-belaste activiteiten verrichtte. Het echtpaar liet een pand bouwen. Dit gebruikten zij als woonhuis, maar enkele ruimten van het pand werden gebruikt door de vof, onder meer als werkkamer en als opslagruimte. Het pand stond niet op de balans van de vof, maar omdat de vof wel alle btw op de bouwkosten had afgetrokken, wilde de inspecteur het privégebruik van het pand gelijkstellen met een btw-belaste dienst en daarom een btw-correctie toepassen. De vof was het daar niet mee eens en stelde dat het pand niet tot het ondernemingsvermogen behoorde, en dat het achteraf onterecht was dat volledige vooraftrek was genoten, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank wees erop dat het op basis van Europese rechtspraak is toegestaan om een goed dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt aan te merken als ondernemingsvermogen. Maar dan moet het privégebruik wel als een btw-belaste dienst worden aangemerkt, wat betekent dat een btw-correctie moet worden uitgevoerd. Bron: Rb. Gelderland, 9-11-2018

Meer psychische vermoeidheid door werk

Vorig jaar gaf 16% van de werknemers van 15 tot 75 jaar aan zich minstens een paar keer per maand psychisch vermoeid te voelen door het werk. Twee jaar eerder, in 2015, was dit nog 13%. Klachten van psychische vermoeidheid komen bij werknemers vaker voor dan bij zelfstandig ondernemers: bij de laatste groep komen burn-outklachten bij 9% voor (8% in 2015).
CBS en TNO hebben voor de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) aan de hand van vijf vragen specifiek hetwerk de ervaren psychische vermoeidheid onderzocht. Overige factoren die te maken kunnen hebben met burn-outklachten zijn voor het onderzoek niet gemeten. De meest voorkomende klacht is dat men zich leeg voelt aan het einde van een werkdag: 30% van de werknemers, en 20% van de zelfstandig ondernemers voelt zich enkele keren per maand of vaker zo. Daarnaast voelt bijna 20% van de werknemers en 12% van de ondernemers zich ’s ochtends moe wanneer ze met het werk worden geconfronteerd. Ook andere aan het werk gerelateerde vermoeidheidsklachten worden vaker door werknemers dan zelfstandig ondernemers gerapporteerd. Werknemers met een vaste arbeidsrelatie ervaren vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten dan werknemers met een flexibele arbeidsrelatie: 17% tegen 14%. Tussen deze flexwerkers bestaan grote verschillen in psychische vermoeidheid. Uitzendkrachten zijn ruim twee keer zo vaak vermoeid door hun werk (20%) dan oproep- of invalkrachten (9%). Zelfstandigen zonder personeel rapporteren minder vaak vermoeidheidsklachten (8%) dan zelfstandigen met personeel (11%). De vermoeidheid nam onder bijna alle leeftijdsgroepen toe, het sterkst onder werknemers ouder dan 65 jaar. Werknemers van 25 tot 35 jaar waren met bijna 20% het vaakst psychisch vermoeid door het werk. Onder zelfstandig ondernemers waren dat de 35- tot 45-jarigen (bijna 11%). Bron: CBS 13-11-2018

© lArcade 2024