Inloggen

Archief

Alcohol- en drugstesten op de werkvloer

Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verkent de mogelijkheid om alcohol- en drugstesten mogelijk te maken voor chemiebedrijven die vallen onder het besluit risico zware ongevallen (Brzo).
Werkgevers en werknemers werken samen bij de uitvoering van het arbobeleid, waaronder preventie- en verzuimbeleid. Het tegengaan van onder invloed zijn van alcohol, drugs of medicijnen op het werk hoort hier ook bij. De verkenning richt zich in eerste instantie op de zogenaamde Brzo-sector, waar zo’n vierhonderd bedrijven onder vallen, met name chemiebedrijven, omdat het effect van een zwaar ongeval grote maatschappelijke gevolgen kan hebben. Het gaat om bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. De mogelijkheid tot het afnemen van alcohol- en drugstesten is het sluitstuk van deugdelijk Alcohol-, Drugs- en Medicijnbeleid (ADM-beleid) binnen de ondernemingen. Binnen het huidige ADM-beleid kunnen bedrijven geen alcohol- en drugstesten afnemen. Persoonsgegevens verkregen uit het afnemen van alcohol- en drugstesten zijn namelijk bijzondere gezondheidsgegevens in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het tijdens werktijd controleren op het gebruik van alcohol en drugs is op grond van de AVG alleen toegestaan als daar een wettelijke grondslag voor is. Op dit moment bestaan er enkele specifieke wettelijke regelingen waarbij deelnemers aan het wegverkeer, treinmachinisten, boordpersoneel van vliegtuigen, schippers en loodsen onderworpen kunnen worden aan alcohol- en drugstesten. Naast het mogelijk maken van alcohol- en drugstesten, is het ook van belang het ADM-beleid binnen ondernemingen te versterken. Bron: Min SZW 17-01-2020

Stage- of arbeidsovereenkomst?

Een stagiair aan een middelbare school meent dat er sprake is geweestvan een arbeidsovereenkomst, omdat hij feitelijk zelfstandig heeft lesgegeven. Hof Amsterdam gaat in dat standpunt niet mee: de lessen vormden onderdeel van zijn tweedegraadslerarenopleiding waarvoor de stagiair studiepunten kreeg en waarbij hij ook werd begeleid.
Een student van een lerarenopleiding sluit januari 2015 een praktijkleerovereenkomst met zijn onderwijsinstelling en een middelbare school in Amsterdam, op grond waarvan hij in het eerste half jaar van 2015 twee dagen per week Engelse les gaat geven aan leerlingen van een vmbo-opleiding. In de praktijkleerovereenkomst is onder meer bepaald dat de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst is. Er is geen onkostenvergoeding, reiskostenvergoeding en/of stagevergoeding overeengekomen. De stagiair heeft de stage met een onvoldoende afgesloten. Bij de kantonrechter betoogt de student dat tussen hem en de scholengemeenschap een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De kantonrechter wijst zijn vordering echter af. Op het hoger beroep van de stagiair overweegt het hof dat rekening gehouden moet worden met het feit dat de stage een verplicht onderdeel was van de lerarenopleiding die de stagiair volgde, hij studiepunten voor de stage kreeg, zijn functioneren (tevens) werd beoordeeld door de lerarenopleiding en hij zowel door de lerarenopleiding als door de school waar hij stage liep werd begeleid. De stagiair stelt dat hij de lessen van een docent Engels, die ziek was geworden, zelfstandig heeft verzorgd. Dit feit op zich brengt echter niet mee dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Zowel de school als de stagiair hebben kennelijk gemeend dat de stagiair door het geven van de lessen de in het kader van de opleiding gewenste ervaring kon opdoen. Dat de school daarbij ook gebaat was, omdat zij op die manier gaten in haar lesrooster kon opvullen, is niet van zodanig gewicht dat daaruit volgt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. De stagiair heeft ook begeleiding gekregen en had desgewenst nog meer begeleiding kunnen krijgen. Dat een stagiair volgens een website van de rijksoverheid niet zelfstandig les mag geven, maakt niet dat in de verhouding tussen de stagiair en de school sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Bron: Hof Amsterdam 5-11-2019

Recordhoogte loonafspraken sinds crisis

Werkgeversvereniging AWVN meldt dat de loonstijgingen zoals afgesproken in december sinds de crisis niet zo hoog waren. Bij de in december afgesloten cao’s is een gemiddelde loonstijging afgesproken van 3,10%. Hiermee wordt de stijgende trend van het afgelopen maanden voortgezet.
In december zijn 23 nieuwe cao’s afgesproken. Dat is minder dan het gemiddelde aantal van 36 cao-akkoorden dat in die maand tot stand komt. Dit duidt er volgens AWVN op dat de onderhandelingen moeizamer verlopen dan in een doorsneejaar. Er is echter geen sprake van een noemenswaardige vertraging bij het afsluiten van cao’s. Het aantal aflopende cao’s in 2019 bedroeg 440 (3,1 miljoen werknemers). In totaal zijn er vorig jaar 318 cao’s (2,6 miljoen werknemers) vernieuwd. De oorzaak voor stroeve onderhandelingen en focus op loon is de loonwens van de vakbonden, in het bijzonder de 5-procentswens van de FNV, die door werkgevers als te hoog wordt gezien. AWVN constateert dat de onderhandelingen vooral draaien om loonafspraken en veel minder om zaken als duurzame inzetbaarheid, gelijke beloning voor man en vrouw of de balans tussen werk en privé. De in december gemaakte loonafspraken duiden mogelijk op een hervatting van de stijgende trend van de afgelopen twee jaar na een afvlakking in oktober en november. De gemiddelde loonafspraak van 3,10% in december is hoger dan het jaargemiddelde (2,79%) en ook hoger dan dat van de afgelopen maanden. De loonafspraken voor 2020 komen tot dusver boven de 3% uit. Het zwaartepunt qua loonstijging ligt in veel reeds afgesloten cao’s in 2020. Uitgaande van de loonafspraken die al tot stand zijn gekomen komt het jaargemiddelde voor 2020 uit op 3,07%. Bron: AWVN 17-01-2020

Sterkste stijging gemeentelijke woonlasten sinds 2007

De gemeentelijke woonlasten stijgen dit jaar aanzienlijk sterker dan de inflatie. Huurders betalen 5,1% meer, eigenaar-bewoners 4,3%. Dat blijkt uit het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten 2020, dat is opgesteld door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden van de Rijksuniversiteit Groningen.
De gemeentelijke woonlasten voor meerpersoonshuishoudens die hun woning bezitten (ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing) stijgen gemiddeld met 4,3%. Ter vergelijking, de verwachte inflatie in 2020 is 1,6%. Het is het tweede jaar op rij dat de woonlasten relatief sterk stijgen. Deze lastenontwikkeling komt in de eerste plaats doordat de afvalstoffenheffing sterk stijgt (met 5,9%). De gemiddelde ozb-aanslag stijgt met 4,0%. Eigenaar-bewoners betalen gemiddeld 1,9% meer voor de rioolheffing. De woonlasten zijn het hoogst in Leiden (€ 878) en het laagst in Den Haag (€ 597). Huishoudens in een huurwoning betalen afvalstoffenheffing en in sommige gemeenten rioolheffing. Zij betalen in 2019 gemiddeld € 18 meer (5,1%). Dat komt voornamelijk doordat de afvalstoffenheffing in veel gemeenten sterk stijgt (€ 17). De rioolheffing stijgt voor huurders gemiddeld € 0,49 (0,9%). Een meerpersoonshuishouden betaalt gemiddeld € 306 aan afvalstoffenheffing, 5,9% meer dan vorig jaar. Deze relatief sterke stijging komt doordat het Rijk in 2019 de afvalstoffenbelasting sterk verhoogde (139%). Een deel van de gemeenten heeft deze kostenstijging in 2019 bekostigd uit de reserves en rekent de kosten nu pas via de afvalstoffenheffing door aan de huishoudens. In Arnhem daalt de afvalstoffenheffing gemiddeld met naar schatting 4,1% doordat de gemeente in 2020 (per 1 juli) overstapt op een ander tariefsysteem (betaling per keer dat afval in een verzamelcontainer wordt geworpen). In Apeldoorn stijgt de afvalstoffenheffing 38%. Huishoudens in Nijmegen betalen net als in 2019 het minst (€ 40) omdat deze gemeente een groot deel van de kosten van afvalinzameling en verwerking dekt met de ozb-inkomsten. In Haarlem betalen huishoudens het meest (€ 392). Huiseigenaren betalen in 2020 gemiddeld € 256 meer ozb. Dat is 4,0% meer dan vorig jaar, variërend van een daling met 1,0% in Arnhem tot een stijging met 15,2% in Groningen. In Amsterdam betalen huishoudens het minst (gemiddeld € 150), in Nijmegen het meest (€ 569). Gemeenten kunnen kiezen of zij een aanslag voor de rioolheffing sturen naar woningeigenaren, huurders of beide. Huurders betalen gemiddeld € 57 voor de rioolheffing, 0,9% meer dan in 2019. In veertien grote gemeenten betalen huurders geen rioolheffing. In de gemeenten waar huurders wel rioolheffing betalen, varieert het tarief voor zowel één- als meerpersoonshuishoudens van € 28 (Oss) tot € 284 (Zaanstad). Eigenaar-bewoners betalen in Tilburg het minst (€ 96), in Zaanstad het meest (€ 284). Gemiddeld betalen zij 1,9% meer voor de rioolheffing dan vorig jaar. Bron: RUG 15-01-2020

Onttrekking of gebruikelijk loon?

Wordt een onttrekking binnen een vennootschap aangemerkt als loon, dan hoeft die vennootschap voor dat deel geen gebruikelijk loon in aanmerking te nemen. Maar dat zal niets uitmaken voor eventuele naheffingsaanslagen loonheffingen.
Een vennootschap gaat in beroep tegen naheffingsaanslagen loonheffingen. Volgens de vennootschap had de Belastingdienst bij het opleggen van de aanslag een te hoog gebruikelijk loon in aanmerking genomen. Het controlerapport van de fiscus vermeldde namelijk onttrokken bedragen, die volgens de vennootschap het gebruikelijk loon verlaagden. In hoger beroep oordeelt Hof Den Bosch dat deze onttrekkingen alleen in mindering zouden komen op het gebruikelijk loon als de fiscus ze als (verkapt) loon had bestempeld. Maar ook dan zou de inspecteur de naheffingsaanslagen hebben opgelegd. In dit geval heeft de inspecteur echter de onttrekkingen niet als loon aangemerkt en hoefde hij het gebruikelijk loon evenmin met deze bedragen te verlagen. De vennootschap stelt verder dat de inspecteur ten onrechte het gebruikelijk loon niet had verminderd met de bijtelling van de auto van de zaak. Volgens het hof komt de bijtelling in beginsel in mindering op het gebruikelijk loon. De inspecteur maakt echter aannemelijk dat de som van het fictieve loon dat hij had toegepast en de bijtelling niet meer bedroeg dan 75% van het loon dat gebruikelijk is voor de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Daardoor was de naheffingsaanslag niet te hoog vastgesteld. Bron: Hof Den Bosch 9-01-2020

© lArcade 2024