Inloggen

Archief

Biologisch, maar niet-juridisch kind erft als derde

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een erfgenaam juridisch het kind van de erflater moet zijn, wil hij de vrijstelling en het tarief voor kinderen in de erfbelasting toepassen. Een erfgenaam die alleen het biologische kind van de erflater is, telt voor de heffing van erfbelasting als een derde.
Een vrouw baart in 1996 een zoon die niet wordt erkend door zijn biologische vader. Op 1 oktober 2001 erkent de echtgenoot van de vrouw de jongen als zijn kind. Daarmee wordt deze echtgenoot juridisch de vader van het kind. In 2017 komt de biologische vader te overlijden. In zijn testament wijst hij onder meer zijn niet-erkende zoon aan als erfgenaam. Deze inmiddels volwassen zoon erft daardoor € 503.932 van zijn biologische vader. De zoon stelt dat de vrijstelling en het tarief van de erfbelasting voor kinderen van toepassing is. Maar de Belastingdienst weigert dat en hanteert de vrijstelling en het tarief voor derden. De zoon begint daarop een beroepsprocedure. De rechtbank merkt op dat de belastingwet het begrip kind definieert als eerstegraads bloedverwant in de neergaande lijn. De wet laat na het begrip bloedverwant nader te definiëren. De rechtbank legt het begrip echter uit als de formele familierechtelijke band tussen personen. Vervolgens constateert de rechtbank dat geen familierechtelijke betrekking bestaat tussen de erflater en de zoon. De erflater was tijdens de geboorte van zijn biologische zoon namelijk niet getrouwd met de moeder. Hij heeft zijn biologische zoon evenmin erkend of geadopteerd. Ten slotte is het vaderschap nooit gerechtelijk vastgesteld. De zoon stelt vervolgens met een beroep op het EVRM dat de fiscus hem moet gelijkstellen met een kind voor de heffing van de erfbelasting. De rechtbank oordeelt echter dat het EVRM geen recht op erkenning als erfgenaam toewijst. De zoon heeft daarom geen recht om in de hoedanigheid van kind te erven. Voor wat betreft de heffing van de erfbelasting kwalificeert hij als een derde. De rechtbank verklaart het beroep van de zoon dan ook ongegrond. Bron: Rb. Gelderland 22-03-2021

Inlener moet risico op aansprakelijkheid blijven polsen

Als een bedrijf personeel inleent van een ander bedrijf, doet het er goed aan om te controleren of de uitlener kan voldoen aan zijn fiscale verplichtingen. Zo kan de inlener de kans verkleinen dat de fiscus hem aansprakelijk stelt voor de onbetaalde btw en loonheffing van de uitlener.
Een bv produceert goederen en verhandelt materialen. De bv huurt in de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 juli 2017 werknemers in van een ander bedrijf. Deze werknemers zijn eerder in dienst geweest bij een rechtsvoorganger van de bv. De bv heeft zelf geen werknemers meer. Zij is bovendien de enige afnemer van het bedrijf dat de personeelsleden uitleent. De uitlener betaalt niet alle verschuldigde loonheffingen en omzetbelasting. De ontvanger van de belastingen benut daarom de regeling van de inlenersaansprakelijkheid om de inlenende bv aansprakelijk te stellen. Maar de bv betwist de aansprakelijkstelling. Naar eigen zeggen is zij geen inlener voor de inlenersaansprakelijkheid. Bovendien stelt de bv dat haar geen blaam treft voor het feit dat de uitlener zijn belastingschulden niet betaalt. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de bv toch een inlener is geweest. Het andere bedrijf heeft zijn werknemers ter beschikking gesteld aan de bv. Vervolgens heeft de bv die werknemers productiewerkzaamheden laten verrichten in haar fabriekshal. De werkzaamheden zijn bovendien verricht onder leiding en toezicht haar indirecte dga’s. De bestuurder van het uitleenbedrijf heeft namelijk niet de kennis van zaken om zelf toezicht te houden. Bovendien noemt het inlenerscontract tussen de bv en het uitleenbedrijf de termen ‘inlener’ en ‘aannemer’. De volgende vraag is of de bv zich kan disculperen. De rechtbank meent dat de bv zich bewust is geweest van de aansprakelijkheidsrisico’s. Dit blijkt uit het feit dat zij in het inlenerscontract bedingt dat de uitlener diverse vrijwaringsbewijzen aan haar afgeeft. Toch heeft de bv niet gecontroleerd of haar aansprakelijkheid feitelijk was beperkt. Een van haar dga’s geeft toe niet te hebben gevraagd of de uitlener een geblokkeerde rekening heeft. De bv heeft ook niet gevraagd naar een verklaring betalingsgedrag. Zelfs niet toen zij de dga van de uitlener hoorde klagen over een hoog ziekteverzuim. Ten slotte maakt de bv niet aannemelijk dat de betalingsproblemen van de uitlener voortvloeien uit niet-voorzienbare tegenvallende bedrijfseconomische gebeurtenissen. De rechtbank verklaart het beroep van de bv dan ook ongegrond. Bron: Rb. Gelderland 22-03-2021

Concept-subsidieregeling STAP-budget

Minister Koolmees de concept-subsidieregeling STAP-budget naar de Tweede Kamer gestuurd. Het STAP-budget moet vanaf 2022 de fiscale aftrek van scholingsuitgaven vervangen.
Iedereen die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt wordt met het STAP-budget in staat gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het STAP-budget kan door het individu worden aangevraagd voor het financieren van een scholingsactiviteit die hij of zij wil volgen. Het budget bedraagt maximaal € 1.000 per jaar. Als de kosten van de scholingsactiviteit uitkomen boven het gestelde maximum, is sprake van een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt afhankelijk van de kosten van de scholingsactiviteit en niet meer van het inkomen van het individu zoals voor de huidige fiscale scholingsaftrek. De scholingsactiviteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen, worden opgenomen in een scholingsregister. In eerste instantie zal het scholingsregister bestaan uit scholingsactiviteiten die opleiden tot een door OCW erkend diploma of certificaat, scholingsactiviteiten die opleiden tot een branche of sector erkend certificaat, een opleiding die is ingeschaald in het NLQF, opleidingen van opleiders met een NRTO-keurmerk of voor EVC-procedures bij een erkende EVC-aanbieder. UWV zal de subsidieregeling uitvoeren en ontwikkelt daarvoor een STAP-portaal. Via dit portaal kan het STAP-budget eenvoudig en digitaal worden aangevraagd. Naast UWV is sinds mei 2020 ook DUO aangesloten, voor de ontwikkeling van het benodigde scholingsregister met een actueel overzicht van scholingsactiviteiten die in aanmerking komen voor het STAP-budget. De belangrijkste wijzigingen sinds de eerdere berichtgeving over het STAP-budget hebben te maken met aanwijzen van DUO als uitvoerder en technisch beheerder van het scholingsregister. Daarnaast is de commissie M&O, die moet toezien op en adviseren over misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van de opleiders, verder uitgewerkt en in de regeling verwerkt. Bron: Min. SZW 01-04-2021

Aantal faillissementen gehalveerd

Uit de Bedrijvendynamiek van de Kamer van Koophandel (KVK) over het eerste kwartaal van 2021 blijkt dat het aantal startende bedrijven met 8% is toegenomen, ongeveer evenveel bedrijven zijn gestopt en het aantal faillissementen is gehalveerd. Hierdoor is het aantal geregistreerde bedrijven in het Handelsregister op 1 april 2021 toegenomen met 90.623 bedrijven ten opzichte van 1 april 2020. De stand van het Handelsregister was daarmee 2.109.363 geregistreerde bedrijven op 1 april 2021.
In het eerste kwartaal van dit jaar zijn 68.847 bedrijven gestart terwijl dat er in het eerste kwartaal van vorig jaar 63.604 waren. Dit zijn 5.243 extra starters, een toename van 8%. Er zijn relatief meer starters onder het mkb (+20%) en de zzp’ers (+9%) en er is sprake van een afname onder de parttime zzp’ers (-3%). Het aantal geregistreerde starters is in het afgelopen kwartaal met 49% (+ 4.002 bedrijven) het sterkst toegenomen in de sector online detailhandel. Ook in de sector logistiek was de toename met 40% aanzienlijk in het afgelopen kwartaal (+ 830 bedrijven). Gemiddeld zijn er 33 starters per 1.000 bedrijven in het eerste kwartaal van 2021. In de sectoren detailhandel (59) en logistiek (47) zijn het hoogste aantal starters per 1.000 bedrijven. Het aantal geregistreerde stoppers is in het afgelopen kwartaal, ten opzichte van het eerste kwartaal in 2020, min of meer gelijk gebleven. Daarbij wordt rekening gehouden met de extra ruim 7.000 ambtshalve uitschrijvingen in het eerste kwartaal van 2020 - deze zogeheten ‘deregistraties’ maakten toen incidenteel onderdeel uit van de geregistreerde stoppers. In totaal werden de afgelopen drie maanden 38.440 bedrijven uitgeschreven uit het Handelsregister. Het aantal geregistreerde stoppers per 1.000 bedrijven (gemiddeld 18) is ook het hoogst in de sector detailhandel (27). Daarna komen de sectoren groothandel (25), horeca (23) en logistiek (21). Onder het gemiddelde zitten de sectoren land- en tuinbouw (10) en industrie (14). Het aantal faillietverklaringen is met -48% bijna gehalveerd ten opzichte van hetzelfde kwartaal van vorig jaar. Het aantal geregistreerde faillietverklaringen in het eerste kwartaal van 2021 was 397 tegen 769 in het eerste kwartaal van 2020. Per 100.000 bedrijven zijn er in het afgelopen kwartaal 19 bedrijven failliet gegaan. Relatief het hoogst scoorden de sectoren logistiek (53), horeca (45) en groothandel (36). Ook de bouw (34) en de detailhandel (26) scoren boven het landelijk gemiddelde. Grote sectoren met een relatief laag aantal faillietverklaringen zijn land- en tuinbouw (3), gezondheid (5) en cultuur, sport en recreatie (6). Het rapport Data over de Bedrijvendynamiek Q1 2021 geeft inzicht in het aantal in het Handelsregister geregistreerde bedrijven in Nederland per 1 april 2021 en de ontwikkeling van het aantal ingeschreven starters, uitgeschreven stoppers en geregistreerde faillietverklaringen in het eerste kwartaal van 2021. Bron: KvK.nl 06-04-2021

Registratie nieuwe éénloketsysteem btw gestart

Vanaf 1 juli geldt de nieuwe EU-regeling btw e-commerce. Registratie voor het nieuwe éénloketsysteem, de One Stop Shop (OSS)-regeling, is nu mogelijk.
Nederlandse ondernemers die, bijvoorbeeld via een webshop, goederen leveren in de Europese Unie aan klanten die geen btw-aangifte hoeven te doen moeten vanaf 1 juli meestal btw betalen in de EU-landen waar de goederen heen gaan. Dat geldt voor goederen die al in de EU zijn en voor goederen die ondernemers importeren van buiten de EU. Om te voorkomen dat ondernemers zich moeten aanmelden bij de belastingdiensten in alle landen waar ze leveren, komt er vanaf 1 juli een nieuw éénloketsysteem,. Daarmee handelt de ondernemer in een keer de btw-meldingen en betalingen over deze leveringen af voor alle EU-landen. Het is mogelijk dit éénloketsysteem ook te gebruiken voor geleverde diensten aan particulieren in de EU. De registratie voor het éénloketsysteem is 1 april gestart. E-commerce en diensten: nieuwe btw-regels voor Nederlandse ondernemers E-commerce: vanaf 1 juli 2021 nieuwe btw-regels Bron: Belastingdienst, 01-04-2021

© lArcade 2024