Inloggen

Archief

Wijziging STAP-budgetregeling: betere aansluiting op praktijk

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de subsidieregeling STAP-budget aangepast zodat deze beter aansluit op de praktijk. De wijzigingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd voordat het eerste tijdvak voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld op 1 maart 2022.
Subsidie kan worden aangevraagd via een digitaal proces of via het UWV-werkloket. Om te voorkomen dat het budget langs de digitale weg volledig uitgeput is voordat aanvragen via het UWV-werkloket zijn verwerkt, is de regeling aangepast. Vooralsnog wordt voor twee tijdvakken in 2022 geregeld (tijdvak 2: 1 mei tot en met 30 juni 2022 en tijdvak 3: 1 juli tot en met 31 augustus 2022) dat er een beperkte overschrijding van het budget van het betreffende tijdvak mogelijk is als voor de ondersteuning van de fysieke subsidieaanvragers via het UWV-werkloket extra budget nodig is. Dit geldt niet voor het eerste aanvraagtijdvak (1 maart tot en met 30 april). Voor de tijdvakken na 31 augustus 2022 wordt gekeken naar een structurele voorziening. Verder zijn op verzoek van de ketenpartners enkele artikelen aangepast om recht te doen aan de huidige uitvoeringspraktijk. Zo is het begrip catalogusprijs toegevoegd. De catalogusprijs is de prijs die de deelnemer aan de opleider is verschuldigd. Onderdeel van die prijs zijn de kosten die direct betrekking hebben op de scholing. Deze laatste kosten zijn subsidiabel. De categorie van bedrijfsopleidingen is aangescherpt met de toevoeging van een bijlage met de geselecteerde branches waar deze opleidingen voor aangeboden worden. Het kenmerk van deze categorie is dat de bedrijfsopleidingen bij uitstek op de arbeidsmarkt gericht zijn, maar geen generiek keurmerk kennen. In overleg met werkgeversorganisaties is gekeken welke branches in ieder geval voor deze categorie voldoen aan de kwaliteitseisen van de Subsidieregeling STAP-budget en in de eerste fase in aanmerking komen voor toelating in het scholingsregister. De eisen die de branches hanteren voor hun opleidingen zien onder andere op een voorgeschreven branche-erkenning of verklaring, het bewijs van verworven kennis of vaardigheden door het afronden van een kennis- en/of praktijktoets, meerdere positieve referenties en verplichting tot monitoring van slagings- en/of resultaatspercentages. Voor branches die niet zijn genoemd in de bijlage wordt spoedig na de start van het STAP-budget aan branche specifieke keurmerken de mogelijkheid geboden om toegelaten te worden op basis van een toetsingskader dat naar verwachting spoedig na de start gereed is. In de eerste fase vanaf 1 maart 2022 zullen een beperkt aantal generieke, branche overstijgende keurmerken die voldoende kwaliteitsborging bieden van scholingsactiviteiten en opleiders toegang bieden tot opname in het scholingsregister STAP en financiering van scholing vanuit het STAP-budget. Inmiddels is vastgesteld dat de generieke keurmerken Cedeo en CPION voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteitsborging en zijn deze toegevoegd aan de regeling. Verder is toezicht op naleving van de verplichtingen en misbruik en oneigenlijk gebruik, enerzijds aan de zijde van subsidieaanvragers en anderzijds aan de zijde van opleiders geregeld. UWV houdt toezicht op naleving van de verplichtingen door subsidieaanvragers en misbruik en oneigenlijk gebruik door subsidieaanvragers. De minister houdt toezicht op naleving van de verplichtingen door opleiders en op misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van opleiders en wijst hiervoor de Toetsingskamer STAP aan. De regeling is met ingang van 9 februari 2022 in werking getreden. Bron: Ministerie SZW 31-01-2022

VSO met curator verhindert bestuurdersaansprakelijkheid

Een bestuurder sluit met de curator een vaststellingsovereenkomst om aansprakelijkstelling wegens onbehoorlijk bestuur te voorkomen. In dat geval mag de ontvanger van de belastingen die bestuurder niet aansprakelijk stellen.
Een man is in 2013 de statutair bestuurder van twee bv’s, die diverse naheffingsaanslagen loonheffingen onbetaald hebben gelaten. Dat zijn niet de enige problemen, want op 16 december 2013 belanden de bv’s in een faillissement. De curator verwijt de bestuurder onbehoorlijk bestuur en wil hem daarom in een gerechtelijke procedure betrekken. Uiteindelijk sluiten de bestuurder en de curator echter een vaststellingsovereenkomst (VSO). De bestuurder betaalt met goedkeuring van de rechter-commissaris een bedrag van € 31.000. Bij een hoger bedrag zou de bestuurder namelijk een gerechtelijke procedure prefereren. Na het einde van de faillissementen doet de ontvanger van de belastingen onderzoek naar de onbetaalde naheffingsaanslagen. Hij besluit de bestuurder aansprakelijk te stellen en geeft beschikkingen af voor € 35.713 en € 31.185. Deze bedragen zijn exclusief kosten, boete, invorderingsrente en heffingsrente. De bestuurder gaat in beroep tegen deze aansprakelijkstellingen. De bestuurder doet een beroep op een bepaling in de Leidraad Invordering 2008. Deze bepaling ziet op de situatie waarin de curator een bestuurder aansprakelijk kan stellen vanwege onbehoorlijk bestuur terwijl ook fiscale bestuurdersaansprakelijkheid dreigt. In dat geval bepaalt de Leidraad dat het streven is om maar één van deze regelingen toe te passen. De ontvanger moet volgens de Leidraad contact opnemen met de curator. Vervolgens moeten zij overleggen over de vraag wie tot aansprakelijkstelling overgaat. Daarbij geniet aansprakelijkstelling door de curator de voorkeur. Een uitzondering geldt als blijkt dat de bewijspositie van de ontvanger sterker is. De bestuurder stelt aan deze bepaling het vertrouwen te mogen ontlenen dat de ontvanger hem niet aansprakelijk stelt vanwege onbehoorlijk bestuur. Hof Den Haag is het eens met de bestuurder. De VSO die de bestuurder en de curator hebben afgesloten vloeit voort uit de aansprakelijkstelling door de curator. Zonder deze overeenkomst zou de curator de bestuurder gewoon aansprakelijk hebben gesteld. Onder deze omstandigheden is de situatie, waarop de desbetreffende bepaling in de Leidraad ziet, van toepassing. Dat de curator bij het aangaan van de VSO geen rekening heeft gehouden met de fiscale vorderingen, maakt dat niet anders. De omstandigheid dat de curator een bedrag heeft aanvaard, dat aanzienlijk te laag is, is evenmin een reden om de bepaling van de Leidraad opzij te schuiven. Het hof vernietigt dan ook de beschikkingen met betrekking tot de aansprakelijkstelling. Bron: Hof Den Haag 19-06-2020 (gepubl. 08-02-2022)

Bijtelling privégebruik bestelauto

Hof Den Haag is van mening dat een man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestelauto naar aard en inrichting uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Bijtelling voor het privégebruik is ten onrechte achterwege gebleven en de door de man betaalde eigen bijdrage komt niet in mindering op de bijtelling privégebruik.
Een man is dga en heeft, mede voor privédoeleinden, vanaf 16 juni 2017 tot en met 31 december 2018 een Toyota Land Cruiser (hierna: de Toyota) ter beschikking gesteld gekregen. De Toyota heeft een cataloguswaarde van € 94.191 en de dga heeft in privé geen andere auto. De dga heeft geen bijtelling voor privégebruik in aanmerking genomen. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd aan de bv. De bv is het niet eens met die naheffingsaanslagen en is in hoger beroep gegaan bij Hof Den Haag. In geschil bij het hof is of de bijtelling voor privégebruik van de Toyota terecht is en of de door de dga betaalde eigen bijdrage aftrekbaar is. De dga heeft geen bijtelling toegepast omdat hij van mening is dat de Toyota uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen vanwege de aard of inrichting. De bijtelling moet dan beperkt worden tot het werkelijke privégebruik. Op die bijtelling komt vervolgens de betaalde eigen bijdrage in mindering. Daardoor resteert per saldo geen bijtelling. Het hof is van oordeel dat de door de dga aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie leiden dat de Toyota naar aard en inrichting uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. Daarvoor is onvoldoende dat de auto in het kentekenregister geregistreerd staat als bestelwagen met inrichtingscode opleggertrekker. De bestelauto beschikt ook niet over een bijzondere inrichting voor het vervoer van goederen. Uit overgelegde foto's blijkt bovendien dat de bestelauto kan beschikken over vijf volwaardige zitplaatsen. De dga heeft de betaling van de eigen bijdrage voor privégebruik aangetoond door het overleggen van een verrekening in rekening-courant per 31 december 2018. Daarmee heeft hij echter niet aangetoond dat de eigen bijdrage onvoorwaardelijk verschuldigd is. Het hof staat daarom aftrek van de eigen bijdrage niet toe. Bron: Hof Den Haag 20-01-2022 (gepubl. 02-02-2022)

Tozo terecht ingetrokken en teruggevorderd

De gemeente Rotterdam heeft volgens Rechtbank Rotterdam de Tozo terecht ingetrokken en teruggevorderd. De zelfstandig ondernemer heeft verklaard aan het urencriterium te voldoen. Uit onderzoek is echter niet aannemelijk geworden dat hij aan het urencriterium heeft voldaan. Bovendien heeft de ondernemer zijn inlichtingenplicht geschonden.
En man verricht in 2020 en 2021 werkzaamheden als zelfstandige. De zelfstandige ondernemer heeft drie aanvragen ingediend bij de gemeente Rotterdam voor uitkeringen volgens de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Bij de aanvraag van de uitkeringen heeft de ondernemer verklaard te voldoen aan de voorwaarde op jaarbasis ten minste 1.225 uur (urencriterium) aan zijn onderneming te besteden. Daarom heeft de gemeente de aanvragen toegewezen. Op 8 februari 2021 besluit de gemeente echter de uitkeringen in te trekken en de verleende bijstand terug te vorderen. Aan dit besluit van de gemeente ligt ten grondslag dat de ondernemer zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Hij heeft verklaard aan het urencriterium te voldoen maar heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft de ondernemer niet duidelijk gemaakt wat zijn inkomsten zijn geweest. Daardoor heeft de gemeente het recht op bijstand voor de ondernemer niet kunnen vaststellen. Bovendien is de ondernemer ook nog gedetineerd geweest. De ondernemer is het niet eens met de terugvordering en meent dat de gemeente in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld. Namelijk door na drie toekenningen de bijstand terug te vorderen. Rechtbank Rotterdam is het hier niet mee eens. Om in aanmerking voor de TOZO te komen moet een zelfstandig ondernemer een aantal verklaringen afleggen of informatie verstrekken. Ook moet de zelfstandig ondernemer op verzoek of onverwijld uit eigen beweging feiten en omstandigheden doorgeven aan de gemeente waarvan hij weet dat die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand. Dat heeft de ondernemer niet gedaan, dus bestaat er geen recht op Tozo. De rechtbank verwerpt ook het beroep van de ondernemer op de zesmaandenjurisprudentie. Deze is van toepassing als het bestuursorgaan de keuze heeft om een onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, zoals blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2020. De ondernemer heeft zijn inlichtingenplicht geschonden. Door schending van die inlichtingenplicht is er geen sprake meer van een keuze om de onverschuldigde bijstand terug te vorderen. De gemeente is hiertoe verplicht. Bron: Rb. Rotterdam 31-01-2022 (gepubl. 01-02-2022)

Honderden aanslagen, FSV-opname: hoge proceskostenvergoeding

Het opleggen van honderden aanslagen, gebaseerd op een opname van data van een bv in de Fraude signaleringsvoorziening, kost de fiscus een hoge proceskostenvergoeding.
Twee echtgenoten houden ieder de helft van de aandelen in een bv. De man is daarnaast directeur en bestuurder van deze bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek komt de inspecteur tot het standpunt dat de bv en haar aandeelhouders hebben gefraudeerd. In de daaropvolgende jaren belanden meer dan 400 blauwe belastingenveloppen op de mat van de bv en haar aandeelhouders. Zij dienen vervolgens meer dan honderd bezwaarschriften in. Een en ander brengt de nodige fysieke en psychische stress met zich. De man krijgt daardoor last van burn-out verschijnselen en psychische problemen en krijgt daarvoor een medische behandeling. Op 7 mei 2021 krijgt hij van de Belastingdienst te horen dat zijn gegevens in de Fraude Signaleringsvoorziening (FSV) hebben gestaan. De dga meent dat deze opname in het FSV verklaart waarom de inspecteur hem, zijn echtgenote en de bv maar niet wilde geloven. Hij stelt dit ook voor Hof Arnhem-Leeuwarden. Toch beweert de inspecteur dat de opgelegde naheffingsaanslagen loonbelasting waarschijnlijk wel kloppen. Maar het hof vraagt hem of de rechter de fiscus nog wel kan geloven en vertrouwen. Daarop verklaart de inspecteur dat het hierbij gaat om een ethische discussie en dat hij de vraag begrijpt. Het hof maakt de inspecteur duidelijk dat de bal bij hem ligt. En dat de vraag voorligt wat dient te gebeuren bij twijfel over het controlerapport. De aanslagen zijn immers gebaseerd op het controlerapport. Daarop zegt de Belastingdienst toe de naheffingsaanslagen te zullen vernietigen. Het hof verplicht daarnaast de fiscus om de bv een proceskostenvergoeding van € 25.000 te betalen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 25-01-2022 (gepubl. 04-02-2022)

© lArcade 2024