Inloggen

Archief

Subsidieregeling voor energieadvies mkb tijdelijk stopgezet

Het kabinet sluit tijdelijk de Subsidieregeling Verduurzaming MKB (SVM). In de afgelopen twee maanden ontving RVO steeds meer signalen van oneigenlijk gebruik van de regeling door enkele energie-adviseurs en deur-aan-deurverkopers. Ondernemers die al kosten voor advies en ondersteuning voor verduurzamingsmaatregelen hebben gemaakt, kunnen subsidie blijven aanvragen.


De reden is de grote aantallen aanvragen die ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb) nu indienen. De regeling vernieuwd met strengere kwaliteitseisen. De aangepaste regeling moet mkb’ers beter ondersteunen bij het nemen van energiebesparingsmaatregelen. En verder oneigenlijk gebruik voorkomen.

Het kabinet vindt het belangrijk om mkb’ers te blijven ondersteunen bij de klimaat- en energietransitie. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat de huidige regeling niet het gewenste effect heeft. Bepaalde energieadviseurs maken op oneigenlijke wijze gebruik van de laagdrempeligheid van de regeling. In de afgelopen 2 maanden kwamen bij RVO, die de regeling uitvoert, meldingen binnen van energieadviseurs die kwalitatief minder goede adviezen leveren. Energieadviseurs die zich als RVO-medewerker voordoen. Of die misleidende informatie geven. Bijvoorbeeld door te zeggen dat het verplicht is om energieadvies af te nemen. Hierdoor worden juist mkb’ers niet goed geholpen met verduurzaming.

Het kabinet besloot daarom de regeling per direct tijdelijk te sluiten. Mkb’ers kunnen nog wel subsidieaanvragen indienen voor advies-  en ondersteuningskosten voor verduurzamingsmaatregelen die zij vóór de sluiting (14 juli 2022) maakten.

Het kabinet onderzoekt nu hoe de regeling zo snel mogelijk - en bij voorkeur dit najaar - weer open kan. De regeling moet nog steeds eenvoudig  blijven voor het mkb, maar er zijn minimaal strengere eisen nodig voor de energieadviseurs. En de kwaliteit van de adviezen en ondersteuning.

De SVM is in 2021 in het leven geroepen om mkb’ers te ondersteunen bij de kosten voor energieadvies. Door de regeling kunnen mkb’ers voor 80% van de kosten voor advies en ondersteuning subsidie krijgen. Dit geldt voor mkb'ers die niet onder de Energiebesparingsplicht vallen. Het gaat dan om advies en ondersteuning bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen (tot een maximum van € 2.500).

Bron: RVO, 13 juli 2022

Wetsvoorstel ‘Werken waar je wilt’ aangenomen door Tweede Kamer


Werknemers krijgen meer zeggenschap bij de keuze tussen werk op kantoor of thuis. Daarnaast krijgen werkgevers meer mogelijkheden tot maatwerk bij de invulling van hybride werken die past bij de organisatie. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel 'Werken waar je wilt' aangenomen.

Door deze wijziging kan een verzoek van de werknemer tot aanpassing van de werkplek alleen nog maar door de werkgever worden afgewezen op basis van de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Het wetsvoorstel geldt voor werknemers en werkgevers in organisaties waarin 10 of meer werknemers werken. De werknemer kan bij een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats alleen kiezen tussen (meer) werken vanaf het adres dat bij de werkgever staat geregistreerd als woonadres van de werknemer, of (meer) werken vanaf de werklocatie van de werkgever. Het wetsvoorstel is een initiatief van Twee Kamerleden Senna Maatoug (GroenLinks) en Steven van Weyenberg (D66). De werkgever behoudt wel ruimte voor maatwerk.

Bron: AWVN/Tweede Kamer, nr. 35714, 5 juli 2022

Proceskostenvergoeding ondanks nieuwe rechtsontwikkeling

Is een belanghebbende naar aanleiding van een nieuwe rechtsontwikkeling in beroep gegaan tegen belasting die hij zelf heeft afgedragen? Dan heeft hij volgens de Hoge Raad recht op een proceskostenvergoeding als zijn beroep gegrond is.


Een bv voldoet op aangifte BPM vanwege de registratie van drie gebruikte auto’s. Zij dient tegen elke voldoening afzonderlijk bezwaar in. De Belastingdienst doet in één geschrift uitspraak op deze bezwaarschriften. De bv is het daar niet mee eens en tekent beroep aan tegen deze uitspraken op zijn bezwaarschriften. In de beroepsprocedure voor de rechtbank heft de griffier driemaal griffierecht. Vervolgens verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond. De bv gaat daarna in hoger beroep. Daarbij stelt zij voor het eerst ter zitting dat men het historische BPM-tarief moet toepassen. Het hof volgt dit standpunt voor één auto en verklaart daarom het hoger beroep van de bv gegrond. Maar de bv is nog niet helemaal tevreden en gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt eerst dat in de beroepsprocedure voor de rechtbank terecht driemaal griffierecht is geheven. Deze procedure heeft namelijk betrekking op besluiten die niet met elkaar samenhangen. De bv vindt het daarnaast onterecht dat zij in hoger beroep geen bezwaarkostenvergoeding heeft ontvangen. Maar de Hoge Raad gaat niet mee met haar standpunt. In deze zaak heeft de belastingplichtig een te hoog belastingbedrag op aangifte betaald. In zo’n situatie is niet te zeggen dat de door het hof gelaste vermindering van de verschuldigde BPM het gevolg is van een onrechtmatigheid die is te wijten aan de fiscus.

Toch verklaart de hoge raad het cassatieberoep van de bv gegrond. Het hof heeft namelijk ten onrechte nagelaten de bv een proceskostenvergoeding toe te kennen. In de regel moet immers bij een gegrond beroep een vergoeding van de proceskosten plaatsvinden. Een uitzondering geldt als de noodzaak tot het instellen van (hoger)beroep uitsluitend voortvloeit uit de handelwijze van de belanghebbende. Dat is hier niet zo. Vindt na de uitspraak op bezwaar een publicatie plaats van jurisprudentie met een nieuwe rechtsontwikkeling? En ziet de belanghebbende naar aanleiding van deze ontwikkeling alsnog gronden om in (hoger) beroep een (verdere) vermindering te bepleiten? Dan ontbreekt een reden om bij gegrondverklaring van het (hoger) beroep de proceskostenvergoeding achterwege te laten. De rechter mag aan de belanghebbende niet tegenwerpen dat hij bij de voldoening op aangifte of in de bezwaarfase niet zelf op de mogelijkheid van een nieuwe rechtsontwikkeling heeft geanticipeerd.

Bron: Hoge Raad 8 juli 2022

Arbeidsongeschikte kan geen ondernemingsverlies aftrekken

Ook iemand die tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is, moet met zijn onderneming op een gegeven moment omzet hebben. Anders is geen sprake van een bron van inkomen.


Een man geeft vanaf 2009 in zijn aangifte winst uit onderneming op. Vanaf 2012 drijft hij een onderneming onder een nieuwe naam. Maar hij realiseert in de jaren 2012 tot en met 2017 geen omzet. Omdat hij wel kosten maakt, varieert zijn resultaat van enkele honderden tot enkele duizenden euro’s in de min. Hij geeft bijvoorbeeld in zijn aangifte IB/PVV 2017 een verlies uit onderneming op van € 3.156. Maar de belastingdienst weigert dit verlies in aanmerking te nemen omdat geen sprake zou zijn van een bron van inkomen. De objectieve winstverwachting speelt hierbij een rol. De man stelt dat hij vanwege gezondheidsproblemen in de jaren tot en met 2017 geen omzet heeft gerealiseerd. Dat is volgens hem een verschoonbaar feit voor het achterwege blijven van omzet. Ook meent hij vanwege zijn beperking een langere aanlooptijd in aanmerking te mogen nemen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant begint met de stelling dat de objectieve winstverwachting puur een fiscale kwalificatie is. Deze toets vormt geen oordeel over de man en zijn deelname aan de maatschappij. Daarnaast gelooft de rechtbank dat de man zich actief heeft ingezet en verschillende pogingen heeft ondernomen om omzet en daarmee ondernemingswinst te genereren. Maar de man heeft met deze activiteiten niet redelijkerwijs een voordeel mogen verwachten, aldus de rechtbank. De man is namelijk in de jaren 2015 en 2016 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Een deel van het jaar 2017 heeft hij evenmin kunnen werken. De omzet in de jaren 2018 en 2019 is zeer beperkt. Zelfs bij een langer dan gemiddeld benodigde opstarttijd moet op een gegeven moment sprake zijn van omzet. Dat is hier niet zo. Verder heeft de man inmiddels zijn onderneming gestaakt. Zijn onderneming vormt daarom geen bron van inkomen zodat het ondernemingsverlies niet aftrekbaar is.

Wet:art. 3.2 Wet IB 2001

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 juni 2022 (gepubliceerd 4 juli 2022),

Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer

Zoals eerder aangekondigd heeft minister Van Gennip voor het zomerreces de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet wil dat oproepcontracten, zoals het nulurencontract verdwijnen en vervangen worden door basiscontracten.


Bij de hervorming van de arbeidsmarkt wordt gezocht naar een goede balans tussen de verschillende maatregelen in een breed arbeidsmarktpakket. Het kabinet streeft ernaar om uiterlijk begin 2023 besluiten te nemen over de invulling van maatregelen die werkgeverschap aantrekkelijker maken en wendbaarheid van ondernemingen vergroot. In de brief wordt vooral ingegaan op het stimuleren van duurzame arbeidsrelaties en het reguleren van flexibele arbeid waaronder het werken met of als zzp’er(s).
Het kabinet werkt via vijf thema’s aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt:

  • Het aangaan van duurzame arbeidsrelaties stimuleren binnen wendbare ondernemingen en het beter reguleren van tijdelijke contracten en driehoeksrelaties.

  • Een gelijker speelveld tussen werknemer en zelfstandige, meer duidelijke en opeisbare regels en handhaving .

  • Altijd uitzicht op nieuw werk (via leven lang ontwikkelen en een goede arbeidsmarktinfrastructuur).

  • Aanpassingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving (WIA).

  • Meedoen aan de basis van de arbeidsmarkt.

De komende maanden zullen de verschillende deelonderwerpen verder worden uitgewerkt. In deze brief worden met name de eerste twee thema’s verder uiteengezet .

Duurzame arbeidsrelatiesOm meer zekerheid te bieden aan werknemers met flexibele contracten moet structureel werk in principe wordt georganiseerd op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, in lijn met het uitgangspunt van de SER. Dit is ook om tot meer duurzame arbeidsrelaties te komen. Daarom worden de volgende vier maatregelen uitgewerkt:

  • Oproepcontracten en min-max-contracten gaan in hun huidige vorm verdwijnen en worden vervangen door basiscontracten, zodat er meer werkzekerheid en roosterzekerheid komt.

  • Uitzendcontracten/terbeschikkingstelling van arbeidskrachten worden verder gereguleerd zodat de positie van uitzendkrachten wordt verbeterd. Ook moet er tenminste sprake zijn van gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden ten opzichte van de werknemers die direct in dienst zijn.

  • Opeenvolgende tijdelijke contracten (draaideurflex) worden tegengegaan door de pauze in de keten te schrappen. Een aparte regeling voor seizoenswerk wordt onderzocht.

  • Er wordt een arbeidscommissie in het leven geroepen om de toegang tot het recht te verbeteren, zoals is uitgewerkt door het aanjaagteam Roemer.

Wendbare ondernemingenHet kabinet werkt met de sociale partners maatregelen uit die duurzame arbeidsrelaties en wendbaarheid van ondernemingen samen op laten gaan. Deze maatregelen zijn complex; begin 2023 zullen de volgende maatregelen of alternatieven verder zijn uitgewerkt om het aangaan van duurzame arbeidsrelaties aantrekkelijker te maken.

  • Het bevorderen dat werknemers van werk-naar-werk worden begeleid na beëindiging van het arbeidscontract.

  • Deeltijd-WW.

  • Het verbeteren van de regeling rondom loondoorbetaling bij ziekte door in het tweede jaar in te zetten op terugkeer bij een andere werkgever.

Gelijk speelveld tussen contractvormen en duidelijker regelsHet kabinet wil een adequaat beschermingsniveau voor alle werkenden, oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan, zorgen voor de solidariteit binnen de sociale zekerheid en het fiscale stelsel en de wet- en regelgeving verbeteren zodat er meer duidelijkheid komt over contractvormen. Deze kabinetsperiode wordt daarom:

  • Ingezet op een gelijker speelveld tussen contractvormen. Onder meer door de komst van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (op zijn vroegst tussen 2027 en 2029), mogelijkheden pensioen op te bouwen voor zelfstandigen en beperking van de zelfstandigenaftrek. Het kabinet bouwt de maximale zelfstandigenaftrek verder af tot € 1.200 in 2030.

  • Meer duidelijkheid geboden over de vraag wanneer werk gedaan moet worden door een werknemer of verricht mag worden door een zelfstandige. Met name het begrip ‘gezag’ zal verduidelijkt worden; ook komt er een zogenaamd rechtsvermoeden. Dat betekent dat de werkgever voortaan bewijs moet leveren dat er geen sprake is van een dienstverband. In plaats van dat de werkende moet aantonen dat er sprake is van een dienstverband.

  • Het toezicht en de handhaving op schijnzelfstandigheid verbeterd, waarbij het handhavingsmoratorium uiterlijk 1 januari 2025 wordt afgeschaft.

Bron: Min. SZW 05-07-2022,nr. 2022-0000148422- Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt

© lArcade 2024