Inloggen

Archief

Kabinet stimuleert fietsen naar het werk

Het kabinet ziet graag dat meer mensen op de fiets naar het werk gaan. Dit staat in het nieuwe fietsbeleid dat staatssecretaris Heijnen naar de Kamer heeft gestuurd.


Heijnen wil dat de komende 2,5 jaar 100.000 extra mensen de fiets naar het werk pakken. Ondanks meer thuiswerken, is de verwachting dat de drukte in de spits de komende jaren stijgt. Vanuit het coalitieakkoord heeft Heijnen € 50 miljoen beschikbaar voor verdere verbetering van fietsenstallingen bij de stations, zodat het aantrekkelijker is een deel van de reis van en naar het werk met de fiets te doen. Ook zoekt zij nadrukkelijk de samenwerking met werkgevers. Heijnen streeft ernaar dat meer werkgevers vanaf komend jaar de kilometervergoeding van 21 cent per fietskilometer aanbieden.

Heijnen wil ook bijdragen aan de bouw van een landelijk dekkend netwerk van doorfietsroutes, waar provincies en gemeenten al volop mee bezig zijn. Zij trekt hier structureel € 6 miljoen per jaar voor uit.

Bij de bouw van nieuwe woonwijken wil het kabinet consequent kijken welke kansen de fiets biedt. Heijnen gaat twee keer per jaar met de regio’s om tafel om te kijken waar de fiets kan helpen om te zorgen dat huizen bereikbaar zijn, naast het OV en de auto. De komende jaren heeft het ministerie van IenW € 7,5 miljard beschikbaar om huizen bereikbaar te maken. Het gaat veel om plannen van gemeenten en provincies waar de mogelijkheid voor auto, ov en fiets samen worden benut. Heijnen en Harbers trekken in de eerste ronde samen in totaal € 370 miljoen uit voor infrastructuurprojecten met een rol voor de fiets. Het gaat om 21 projecten, verspreid over het land.

Uit nieuw onderzoek blijkt dat het maken, verkopen en verhuren van fietsen 13.000 voltijdsbanen oplevert, verdeeld over 3350 bedrijven. In 2020 verkochten Nederlandse bedrijven 1,2 miljoen fietsen, waarvan meer dan een miljoen in het buitenland. De totale exportwaarde van de sector lag net onder de twee miljard. Tussen 2015 en 2020 steeg de exportwaarde met 70%.

Bron: Nationaal Toekomstbeeld Fiets en Fietsambitie ’22-’25, Ministerie IenW, 19-07-2022

Toch renteaftrek voor FE dankzij niet-verbonden financiers?


In beginsel is geen sprake van het onzakelijk omleiden van een lening als de uiteindelijke financiers niet zijn verbonden met de schuldenaar.

Een holding, een tussenhoudstermaatschappij en een dochtervennootschap behoren tot dezelfde fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. Deze vennootschappen zijn opgericht in verband met de overname van een groep door twee private equityhuizen. Vlak na de overname zijn diverse verworven vennootschappen in de groep gevoegd aan de FE. De FE financiert deze overname met een lening van de moedervennootschap van de holding. De moedervennootschap heeft het uitgeleende bedrag verkregen met de uitgifte van Preferred Equity Certificates (PEC’s). De FE is in het boekjaar 2011/2012 bijna € 4 miljoen aan rente verschuldigd. De inspecteur weigert de renteaftrek omdat de lening verband houdt met een besmette rechtshandeling. De start vervolgens een beroepsprocedure, maar heeft aanvankelijk slechts beperkt succes.

De FE bestrijdt echter voor de Hoge Raad dat de aandeelhouderleningen onzakelijk zijn omgeleid. Zij betoogt dat de PEC-houders geen van allen een belang van minimaal een derde in de FE houden. Zij zijn dus geen verbonden lichamen en behoren niet tot hetzelfde concern als de FE. De Hoge raad oordeelt dat Hof Den Haag een en ander heeft miskend. Daarom kan de hofuitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad verwijst de zaak dus door naar Hof Amsterdam.

Wet: art. 10a, eerste lid, onderdeel c en derde lid, onderdeel a Wet Vpb 1969

Bron: Hoge Raad 15-07-2022

DNB vindt steun voor bedrijven vanwege energiecrisis niet nodig


De Nederlandsche Bank (DNB) raadt ongerichte overheidssteun vanwege de energiecrisis af. Zelfs in een extreem scenario blijven de negatieve gevolgen te overzien. Slechts enkele sectoren, zoals de metaal en de chemie, worden relatief hard geraakt. Mede daarom is er geen directe aanleiding voor generieke overheidscompensatie van de hogere energiekosten voor bedrijven.

Gezien de recordwinsten in 2021 en in het eerste kwartaal van dit jaar kunnen veel bedrijven eventuele verliezen door hoge energieprijzen zelf opvangen, denkt DNB.

Ook voor de sectoren die hard geraakt worden vindt DNB steun niet nodig. Dit zou de verduurzaming mogelijk vertragen. Ook passen hogere overheidsuitgaven niet bij de huidige economische omstandigheden: hoge inflatie, een krappe arbeidsmarkt en weinig faillissementen. Als in de kern gezonde bedrijven nu steun nodig hebben, kunnen ze die volgens de onderzoekers ook vinden bij private investeerders. Als de overheid toch wil bijspringen, kan ze dat het beste doen in de vorm van garantstellingen voor leningen, concludeert DNB.

Volgens de grootverbruikersvereniging VEMW zijn de conclusies van het rapport nogal voorbarig. Verduurzaming is geen oplossing voor de korte termijn. Alleen al vanwege het feit dat er geen capaciteit is op het stroomnet.

Bron: DNB/NOS, 18 juli 2022

Geen winstuitdeling als koper bv schuld dga overneemt


Als een dga met een schuld aan zijn bv zijn aandelen in die bv verkoopt aan een derde, die de schuld van de dga overneemt, hoeft geen sprake te zijn van een fiscale winstuitdeling.

Een man richt in 1993 een bv op. Deze bv is gevestigd in Nederland. De man emigreert in 2001 vanuit Nederland naar Frankrijk. Hij verkoopt in 2014 de aandelen in zijn bv aan een andere vennootschap. De dga heeft op het moment van de verkoop een schuld aan zijn bv ter grootte van € 587.463. De koper voldoet de koopsom voor € 574.963 door deze schuld over te nemen van de dga. De inspecteur stelt dat de schuld van de dga aan zijn bv eigenlijk een schijnlening is. Zeker na de verkoop van de bv zou deze schuld nooit worden afgelost. De dga heeft daarom volgens de Belastingdienst een (verkapt) uitdelingsvoordeel genoten.

Gezien de verkoop van de bv is Hof Den Bosch het met de fiscus eens dat de dga inmiddels nooit de schuld zal aflossen. Toch is geen sprake van een schijnlening. Vóór de verkoop van de bv heeft de dga wel de intentie gehad om zijn schuld af te lossen. Dit is ook een reële mogelijkheid geweest, want de dga heeft de schuld kunnen aflossen met de verkoopopbrengst van zijn tweede woning. Verder zijn de schulden niet dusdanig gestegen, dat fiscaal gezien sprake is van een onttrekking. De fiscus maakt evenmin aannemelijk dat de dga en de koper gelieerd zijn. Bovendien geeft de vermogenspositie van de koper geen reden om de mogelijkheid van aflossing uit te sluiten. Het hof oordeelt dan ook dat geen verkapte winstuitdeling heeft plaatsgevonden.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 22-06-2022

A-G: dwangsomregeling ook bij verzoek ambtshalve vermindering recht op dwangsom


Advocaat-generaal IJzerman stelt zelf in het belang der wet een vordering tot cassatie in. Volgens hem is de dwangsomregeling bij niet-tijdig beslissen ook van toepassing bij een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen.

De procedure is als volgt begonnen. Een mede-eigenaar van een pand dient op 15 oktober 2019 een verzoek in om ambtshalve vermindering van de gemeentelijke heffingen. De mede-eigenaar stelt op 16 december 2019 de gemeente in gebreke omdat zij nog geen beslissing heeft genomen. Op 2 februari 2020 en 12 maart 2020 paste de gemeente de ambtshalve verminderingen toe. De mede-eigenaar vindt dat de gemeente daarnaast nog een dwangsom is verschuldigd. Zij heeft immers te laat beslist op het verzoek op ambtshalve vermindering. De gemeente en de Kantonrechter van Rechtbank Limburg stellen echter dat de dwangsomregeling niet geldt bij een verzoek om ambtshalve vermindering. De mede-eigenaar is vervolgens niet tijdig in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank.

De Advocaat-generaal (A-G) acht echter in het belang van de wet dat de Hoge Raad zich in deze kwestie uitspreekt. Dus stelt hij zelf een vordering tot cassatie in. Voor het vormen van zijn conclusie kijkt de A-G naar de wettekst, de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de dwangsomregeling. Hij merkt op dat deze regeling een effectief instrument moet vormen tegen trage besluitvorming. Dit probleem kan ook aan de orde zijn als iemand verzoekt om een ambtshalve vermindering van belastingaanslagen. De A-G concludeert daarom dat de dwangsomregeling ook geldt bij een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen. Zijn advies aan de Hoge Raad is dan ook om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Deze vernietiging mag overigens geen nadeel brengen aan de rechten die de partijen al hebben verkregen.

Bron: Parket bij de Hoge Raad 11 juli 2022 (gepubliceerd 12 juli 2022)

© lArcade 2024