Inloggen

Archief

Door verkoop deelneming vervalt BOR

Voor de vraag of ondernemingsvermogen is verkregen waarop de BOR van toepassing is,
is de situatie ten tijde van de schenking beslissend. Draagt een holding kort na de
schenking haar volledige ondernemingsvermogen over, dan is de waarde van het ondernemingsvermogen
daarna nihil. De BOR is dan vanaf dat moment niet meer van toepassing.

Een vader heeft het plan de certificaten van aandelen in zijn holding te schenken
aan zijn drie dochters. Daarbij wil hij de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet
(BOR) toepassen. In dat kader vindt overleg plaats met de Belastingdienst over de
waardering van de certificaten. Aanvankelijk gaat de Belastingdienst akkoord met een
waarde van € 5 miljoen voor de certificaten. Door een onverwachts hoger bod voor een
indirecte deelneming van de holding door een derde bereiken de vader en de Belastingdienst
een akkoord. Daarbij komen de vader en de Belastingdienst een waarde van de certificaten
nader overeen van € 8,8 miljoen. Kort na de schenking in 2017 verkoopt de holding
de enige deelneming met ondernemingsvermogen. Daardoor is het ondernemingsvermogen
voor de BOR vanaf dat moment nihil.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de optie- en bonusverplichtingen
voor de aangifte schenkbelasting in mindering komen op de waarde van € 8,8 miljoen
en of de dochters voor verkrijging van de certificaten de BOR kunnen toepassen.
Bij de bespreking op 26 april 2017 is expliciet overeengekomen dat de bonus- en optieverplichtingen
niet in mindering komen op de waarde van de certificaten. Op 10 oktober 2017 zijn
nadere afspraken gemaakt. Daarbij heeft de inspecteur bij de vastlegging de zinsnede
‘verder conform onze afspraken d.d. 26 april jl.’ gebruikt. Dat betekent dat de eerdere
afspraken, waaronder de afspraken over de bonus- en optieverplichtingen, nog steeds
gelden. Volgens de rechtbank is ook van belang dat de intentie heeft bestaan om de
materiële onderneming van de indirecte deelnemingen van de holding voort te zetten.
Bij de waardering van de certificaten van de holding op going concernwaarde, worden
de bonus- en optieverplichtingen, die zien op verkoop van de deelnemingen, dan ook
niet meegenomen.
De rechtbank bepaalt verder dat de dochters voor hun verkrijging de BOR niet kunnen
toepassen. Relevant voor toepassing van de BOR is de situatie op het moment waarop
de schenking plaatsvond. Toen waren de aandelen in de indirecte deelneming nog niet
verkocht en kon de BOR worden toegepast. Na verkoop van de indirecte deelneming bedroeg
de waarde van het ondernemingsvermogen van de holding nihil. De waarde van de overige
(indirecte) deelnemingen was namelijk nihil. Daardoor voldeden de verkrijgers niet
meer aan het voortzettingsvereiste van de BOR. Schenking van de certificaten is daarom
belast met schenkbelasting.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 20-10-2022 (gepubl. 07-12-2022)

Meer subsidie voor duurzame bouwmachines en vrachtwagens

Er is in 2023 € 60 miljoen subsidie beschikbaar voor bouwbedrijven om over te stappen
op duurzame bouwmachines, zoals elektrische hijskranen, betonmixers op waterstof en
graafmachines op batterijen.

Dergelijk bouwmaterieel stoot geen uitlaatgassen uit, en dus ook geen stikstof. Ook
voor ondernemers die een vrachtwagen zonder uitlaatgassen willen rijden, komen meer
subsidiemogelijkheden.
De uitspraak van de Raad van State over Porthos heeft de noodzaak om duurzamer te
bouwen extra onderstreept. De sector wil, en het kabinet ook. Daarom kunnen bouwers
subsidie krijgen bij de aanschaf van een schone bouwmachine of voor de ombouw van
een vervuilende bouwmachine naar een schone. Ook voor het plaatsen van katalysatoren,
waarmee veel vuile stoffen opgevangen worden zodat ze niet in de lucht terechtkomen,
zijn subsidiemogelijkheden.
De subsidie is nodig omdat bouwmaterieel op waterstof of batterijen vaak veel duurder
is dan materieel dat op diesel draait. Bouwers kunnen met de subsidie tot maximaal
40% van het prijsverschil met diesel vergoed krijgen. Voor kleinere ondernemers ligt
dat percentage hoger dan voor grotere ondernemers, om zo ook het MKB te helpen bij
de overstap. Voor de bouw heeft stikstofvrij materieel de toekomst om te kunnen blijven
bouwen. Immer, als men geen stikstofruimte gebruikt, hoeft men die ook niet te zoeken.
In reactie op de Porthos-uitspraak heeft het kabinet besloten 400 miljoen extra uit
te trekken voor schoon en emissieloos bouwen.
Ook bij de aanschaf van een uitstootvrije vrachtwagen kunnen ondernemers een steuntje
in de rug krijgen. In 2023 is daar in totaal € 30 miljoen voor beschikbaar.

Bron: Min. I&W 02-12-2022

Alleen dga-loon netto-inkomen volgens huwelijkse voorwaarden

Komen huwelijkspartners huwelijkse voorwaarden overeen met een periodiek verrekenbeding?
Dan is het belangrijk het begrip inkomen goed te definiëren. Rechtbank Den Haag heeft
bepaald dat tot het te verrekenen inkomen van de man alleen de daadwerkelijk van de
bv genoten arbeidsinkomsten behoren.

In 2003 zijn een man en vrouw gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting
van elke huwelijksgoederengemeenschap. In de huwelijkse voorwaarden is een bepaling
opgenomen over de verdeling van de kosten van de huishouding. Deze kosten komen naar
evenredigheid ten laste van de netto-inkomens van de man en de vrouw. Verder staat
in de huwelijkse voorwaarden wat onder netto-inkomen wordt verstaan, te weten de winst
uit onderneming in de zin van de Wet IB 2001 en loon in de zin van de Wet LB. Winst
uit onderneming is kortgezegd ook de winst van een bv. De winst is dan minimaal het
gebruikelijke loon zoals art. 12a Wet LB bepaalt. Kan op grond hiervan geen netto-inkomen
worden bepaald en heeft een van de echtelieden dividend uit de bv genoten, dan behoren
die ook tot de netto-inkomens. Tijdens het huwelijk oefenen de man en de vrouw hun
ondernemingsactiviteiten uit in hun bv’s. Op 25 februari 2021 heeft de man de rechtbank
verzocht de echtscheiding uit te spreken. In geschil bij Rechtbank Den Haag is onder
meer de uitleg van het periodieke verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden. De
vrouw wil in de verrekening ook het in de bv’s opgebouwde vermogen, althans de waarden
van de aandelen van de ondernemingen, betrekken.
De rechtbank overweegt dat de definitie van netto-inkomen in de huwelijkse voorwaarden
moet worden uitgelegd met behulp van de Haviltex-maatstaf. Grammaticaal gezien hebben
partijen nadrukkelijk aangegeven dat te verrekenen netto-inkomen uit een bv beperkt
blijft tot het daadwerkelijk genoten bedrag. Is er geen netto-inkomen genoten dan
geldt als netto-inkomen het genoten dividend uit de bv.
De vrouw stelt dat de inkomsten van partijen gezamenlijk zijn. De rechtbank oordeelt
dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat de bedoeling van partijen een volledige
gemeenschap van inkomen is geweest. Volgens de rechtbank hebben de man en de vrouw
nadrukkelijk uitzonderingen op het inkomensbegrip opgenomen. Zo behoren niet tot het
inkomen stakingswinst bij staking van een IB-onderneming of vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen.
Partijen lijken hiermee bewust de in de bv’s opgepotte winsten te hebben willen uitsluiten
van het begrip netto-inkomen. Het begrip netto-inkomen in de huwelijkse voorwaarden
hebben daarom volgens de rechtbank de betekenis die de man daaraan toekent, namelijk
dat de partijen de bedoeling hebben gehad en ook redelijkerwijze moesten begrijpen
dat de niet-uitgekeerde winsten van de bv’s niet voor verrekening in aanmerking komen.

Bron: Rb. Den Haag 15-11-2022 (gepubl. 02-12-2022)

BOR voor verhuur van eerder zelf geëxploiteerde onderneming

Volgens de Hoge Raad heeft Hof Den Bosch terecht tot uitgangspunt genomen dat de BOR
voor het voortzettingsvereiste bij lichamen het stakings- en vervreemdingsbegrip uit
de Wet IB 2001 volgt. Alleen als de specifieke aard van de BOR daarom vraagt is hierop
een uitzondering mogelijk. Die uitzondering doet zich hier niet voor.

Op 24 december 2014 heeft vader alle aandelen in een houdstermaatschappij geschonken
aan zijn zoon. Daarbij is de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) toegepast. De houdstermaatschappij
exploiteerde toen via haar dochtermaatschappij een benzineservicestation. Per 1 november
2015 is het benzineservicestation langdurig verhuurd aan een derde. De inspecteur
heeft vanwege deze verhuur de aanvankelijk toegepaste BOR teruggenomen. Volgens Hof
Den Bosch is dat niet terecht. Het hof meent dat wel aan het voorzettingsvereiste
is voldaan.
De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend. Volgens de Hoge Raad heeft het
hof terecht tot uitgangspunt genomen dat de BOR voor het voortzettingsvereiste bij
lichamen het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 volgt. Op dit uitgangspunt
is mogelijk een uitzondering als de specifieke aard van de BOR daarom vraagt. De Hoge
Raad noemt als uitzonderingen de doorschuifregeling en inbreng van een onderneming
in een samenwerkingsverband, waarbij de winstgerechtigdheid wijzigt en waarbij een
voorbehoud van stille reserves is gemaakt. De specifieke aard van de BOR vraagt echter
niet om een dergelijke uitzondering om de enkele reden dat de exploitatie van de onderneming
door een vennootschap wordt gewijzigd doordat zij overgaat tot verhuur van de voorheen
zelf geëxploiteerde onderneming. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de
staatssecretaris daarom ongegrond.

Bron: Hoge Raad 02-12-2022

STAP-regeling strenger en strakker

De STAP-regeling is erg populair. Om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan
neemt minister Van Gennip wel enkele maatregelen.

Sinds maart 2022 kunnen mensen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt zich inschrijven
voor een STAP-budget. Via STAP kunnen zij jaarlijks gebruik maken van € 1.000 voor
arbeidsmarktgerichte scholing. Inmiddels kregen ruim 200.000 mensen een budget toegekend.

Controle strenger De afgelopen maanden bleek dat niet-arbeidsmarktgerichte opleidingen toch in het
scholingsregister STAP kwamen. Daarnaast zijn er opleiders die zich met hun werkwijze
en aanbod, niet aan de subsidievoorwaarden houden. Daarom gaan de keurmerken die opleiders
toelaten (NRTO en CEDEO) straks strenger controleren of opleidingen van deze opleiders
wel voldoen aan de eisen van STAP. In overleg met betrokken keurmerken, die hun verantwoordelijkheid
hierin nemen, wordt hier nadere invulling aan gegeven.
Uit de eerste resultaten blijkt ook dat een beperkt aantal opleidingen relatief vaak
gekozen wordt. Het gaat daarbij veelal om opleidingen die (grotendeels) online zijn.
Voor opleiders is het aantrekkelijk om hier reclame voor te maken en cursisten te
werven, omdat de extra kosten per deelnemer beperkt zijn. Om te voorkomen dat STAP
als ongepast verdienmodel wordt gebruikt, wordt het aantal toekenningen per opleiding
vanaf 2023 gelimiteerd.

Aanpassing aanvraagproces Daarnaast werkt het kabinet aan een aanpassing van het proces voor het aanvragen
van STAP-budget. Het is de bedoeling dat mensen straks altijd, en op een moment dat
het hen schikt, een aanvraag kunnen doen. Dit moet het oriëntatieproces vergemakkelijken
en de frustratie van lange wachtrijen wegnemen.

Uitbreiding scholingsaanbod Minister Van Gennip wil het scholingsaanbod van STAP uitbreiden en gerichter inzetten
voor maatschappelijk cruciale beroepen. Zo wordt er gekeken naar mogelijkheden om
meer verschillende type opleiders – waaronder kleine opleiders – toegang te bieden
tot het scholingsregister STAP en om (vanaf komende zomer) meerjarige opleidingen
via STAP mogelijk te maken. Daarnaast wil het kabinet dat STAP gerichter kan worden
ingezet voor scholing naar maatschappelijk cruciale sectoren.

Bron: Min. SZW 28-11-2022

© lArcade 2024