Inloggen

Archief

Zware bewijslast bij fiscus voor vergrijpboete

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur moet doen blijken dat sprake is van opzet
van de kant van de belastingplichtige als hij hem een vergrijpboete wil opleggen.

Ondanks het ontbreken van een nieuw feit is aan een belastingplichtige een navorderingsaanslag
op te leggen als de fiscus aannemelijk maakt dat die belastingplichtige te kwader
trouw is. Advocaat-generaal (A-G) Niessen heeft al geconcludeerd dat de bewijslast
voor de inspecteur zwaarder is als hij de belastingplichtige een vergrijpboete wegens
opzet wil opleggen. In dat geval vindt de A-G dat de Belastingdienst de opzet moet
doen blijken.
Ook de Hoge Raad stelt dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar
feit is aan te nemen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke
twijfel zijn komen vast te staan. De Belastingdienst moet het feit dus doen blijken.
Daarnaast is het volgende van belang voor de beantwoording van de vraag of (voorwaardelijk)
opzet aanwezig is. Er moet sprake zijn van gedragingen waarvan men vanwege de uiterlijke
verschijningsvorm moet concluderen dat zij zijn gericht op een bepaald gevolg. Daarbij
moet het, afgezien van contra-indicaties, niet anders kunnen zijn dan dat de betrokkene
dat gevolg heeft gewild of op zijn minst de aanmerkelijke kans op het desbetreffende
gevolg bewust heeft aanvaard. De beoordeling of dit zo is, hangt af van de omstandigheden
van het geval. Daarom is een waardering van feitelijke aard nodig. Deze waardering
is in cassatie alleen op begrijpelijkheid te toetsen.

Opzet is meer dan aannemelijk In tegenstelling tot de A-G meent de Hoge Raad echter dat het hof niet heeft miskend
dat de fiscus een zware bewijslast heeft. Het hof heeft het ongeloofwaardig gevonden
dat de man niet heeft geweten dat zijn inkomsten op zijn Luxemburgse bankrekening
op enige manier belast zouden zijn. Door deze inkomsten niet op te geven, heeft de
man geweten dat te weinig belasting zou worden geheven. De Hoge Raad leidt daaruit
af dat het hof heeft bedoeld dat buiten redelijke twijfel is dat het aan het (voorwaardelijk)
opzet van de man is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Dat oordeel geeft
niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad. Dat het hof het woord
‘aannemelijk’ heeft gebruikt, sluit niet uit dat er feitelijk meer zekerheid was.
Daarom verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de man ongegrond.

Bron: Hoge Raad 03-02-2023

Aangepaste STAP-regeling weer van start

De STAP-regeling, het opleidingsbudget van de overheid dat tijdelijk stillag vanwege
oneigenlijk gebruik, gaat onder nieuwe strengere voorwaarden eind februari weer van
start.

Met de wijzigingen wordt beoogd de regeling strenger en strakker te maken en misbruik
en oneigenlijk gebruik te voorkomen door meer duidelijkheid te scheppen en evenwicht
te bieden in de regeling. De wijzigingen worden doorgevoerd voordat het eerstvolgende
tijdvak van 2023 voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld.
De inhoudelijke aanpassingen betreffen de verleningsgrens, het uitsluiten van scholingen,
de openbaarmaking van toekenningen en definitiewijzigingen. Vanaf 28 februari 2023
gaan de volgende maatregelen in:

  • Er komt een begrenzing van 300 toekenningen per scholingsactiviteit van een opleider.
    Dit geldt per kalenderjaar.

  • De minister van SZW kan opleidingen én opleiders voortaan, bij misbruik, uitsluiten
    van STAP.

  • Opleiders worden vooraf actief geïnformeerd over de voorwaarden voor STAP-budget en
    moeten verklaren dat de door hen opgevoerde scholingsactiviteiten voldoen aan de voorwaarden
    van STAP.

  • Opleiders die snoepreisjes of cadeaus aanbieden om mensen te overtuigen om voor hen
    te kiezen worden (op basis van risicogericht onderzoek of meldingen) gevraagd hun
    activiteiten te staken. Wanneer hier geen gehoor aan wordt gegeven, wordt een opleiding
    uit het scholingsregister verwijderd.

  • Na iedere aanvraagperiode worden de gekozen scholingsactiviteiten, het aantal subsidies
    en het totale subsidiebedrag per scholingsactiviteit openbaar gemaakt.

  • De definitie van ‘lesmateriaal’ wordt in de regeling vervangen door ‘literatuur of
    middelen’. Daarmee kunnen alleen literatuur en veiligheidsmateriaal gesubsidieerd
    worden.

Per 1 mei 2023 gaat de volgende maatregel in:

  • De scholingsdefinitie wordt aangescherpt. Voortaan komt alleen scholing met een vooraf
    vastgesteld programma, waaraan een docent is verbonden en waarbij de opgedane kennis
    (of vaardigheden) wordt getoetst, voor STAP-budget in aanmerking. Lezingen vallen
    bijvoorbeeld niet onder deze definitie.

Bron: Min. SZW 01-02-2023

Ook recht op dwangsom bij trage ambtshalve vermindering

Als een bestuursorgaan te lang doet over een verzoek om ambtshalve vermindering van
een aanslag, is het een dwangsom verschuldigd.

Advocaat-generaal (A-G) IJzerman heeft in het belang der wet cassatie ingesteld. In
de onderliggende zaak heeft een mede-eigenaar van een pand op 15 oktober 2019 een
verzoek ingediend om een ambtshalve vermindering van een aanslag gemeentelijke heffingen.
Nadat zij eerder in gebrek is gesteld, vermindert de gemeente de aanslag op 2 februari
en 12 maart 2020. Maar zij heeft het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen.
De A-G meent dat deze afwijzing onterecht is.
De Hoge Raad stelt vast dat de dwangsombepaling bij niet-tijdig beslissen van bestuursorganen
geldt bij iedere beschikking op een verzoek van een belanghebbende om een beslissing
te nemen. Deze bepaling ziet dus niet alleen op besluiten in de vorm van een voor
bezwaar vatbare beschikking. In de onderliggende zaak heeft de kantonrechter vastgesteld
dat de mede-eigenaar van het pand na het verstrijken van de beslistermijn de gemeente
in gebreke heeft gesteld. Daarom had de kantonrechter volgens de Hoge Raad moeten
oordelen dat de gemeente nalatig is gebleven in het nemen van de beslissing. Daarmee
heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld tegenover de mede-eigenaar. Omdat het verzoek
om een dwangsom in deze zaak ziet op een niet voor bezwaar vatbare beschikking, kan
de bestuursrechter daarover niet oordelen. Aangezien de bestuursrechter geen rechtsbescherming
kan bieden, legt de Hoge Raad deze taak neer bij de kantonrechter. Daarmee verklaart
de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond.

Bron: Hoge Raad 03-02-2023

Hoge Raad legt gevolgen massaal bezwaar box 3-perikelen uit

De belastingrechter mag bij de beoordeling van een individueel beroepschrift tegen
de box 3-heffing de gevolgen van de collectieve uitspraak meenemen.

Een man is aangeslagen voor box 3 inzake IB/PVV 2015 tot en met 2018. Zijn bezwaren
vallen onder de massaalbezwaarprocedure. Het beroep en het hoger beroep van belanghebbende
zijn echter ongegrond verklaard. In cassatie stelt belanghebbende dat hij op grond
van het Kerstarrest recht heeft op rechtsherstel. Voor de jaren 2015 en 2016 faalt
dit betoog, waarbij volgens de Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 20 mei 2022.
Met betrekking tot 2017 en 2018 oordeelt de Hoge Raad als volgt.
Op het moment dat het hof uitspraak heeft gedaan, luidt het uitgangspunt dat een aanwijzing
‘massaalbezwaarprocedure’ tot gevolg heeft dat de onder die procedure vallende rechtsvragen
uitsluitend aan de rechter zijn voor te leggen in de daartoe geselecteerde zaken.
In andere zaken kan de rechter alleen beoordelen of sprake is van een individuele
buitensporige last. Dit uitgangspunt is echter genuanceerd in het arrest van 20 mei
2022. Is in de massaalbezwaarprocedure een collectieve uitspraak gedaan? Dan kan volgens
het arrest de rechter vanaf die datum bij de behandeling van het (hoger) beroep inzake
het individuele bezwaar (de individuele buitensporige last) de gevolgen van de collectieve
uitspraak in zijn oordeel betrekken. Dat is inclusief de individuele verminderingsbeslissing.
Maar dit arrest impliceert niet dat de rechter na de collectieve uitspraak op bezwaar
de gevolgen daarvan steeds zelfstandig moet bepalen en daarmee moet vooruitlopen op
een nog te nemen individuele verminderingsbeslissing.
Het is evenmin zo dat de rechter, in die gevallen waarin hij finale beslechting van
het geschil niet mogelijk acht, zijn uitspraak pas mag doen nadat partijen zich over
de gevolgen van de collectieve uitspraak en de daarop gebaseerde individuele verminderingsbeslissing
hebben kunnen uitlaten. Dit laat onverlet dat de rechter het belang van een voortvarende
beslechting van het geschil zwaarder kan laten wegen. Kan hij de gevolgen van de collectieve
uitspraak op bezwaar voor de hoogte van het box 3-inkomen niet overzien? Maar vindt
hij wel aanknopingspunten om aan te nemen dat het krachtens het Kerstarrest te bieden
rechtsherstel niet tot een andere beoordeling van de individuele buitensporige last
zal nopen? Dan staat het de rechter vrij zich te beperken tot een oordeel over de
individuele buitensporige last. Al met al ziet de Hoge Raad reden om het cassatieberoep
van de man ongegrond te verklaren.

Bron: Hoge Raad 03-02-2023

Geen vrijstelling extraterritoriale kosten voor vluchtelingen

Vluchtelingen uit Oekraïne kunnen geen gebruikmaken van de gerichte vrijstelling voor
extraterritoriale kosten (ET-kosten) en dus ook niet van de 30%-regeling.

De vrijstelling voor ET-kosten geldt voor personen die naar Nederland komen om hier
te werken. Een vluchteling komt om andere redenen naar Nederland.
Meer informatie over de vrijstelling voor ET-kosten en de 30%-regeling staat in paragraaf
19.4 van het Handboek Loonheffingen en paragraaf 20.2 Nieuwsbrief Loonheffingen 2023

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 01-02-2023

© lArcade 2024