Inloggen

Archief

Ex-partner huurvoordeel geven leidt niet tot aftrek

Het verhuren van een woning aan een ex-partner tegen een te lage huur leidt niet altijd
tot het kunnen aftrekken van partneralimentatie.

In een zaak voor Hof Den Haag heeft een man jarenlang samengewoond met een vrouw.
Eind 2004 sluiten beiden een samenlevingsovereenkomst. Uit hun relatie zijn twee kinderen
geboren. In 2017 eindigt de relatie. De man blijft de voormalige gezamenlijke woning
bewonen. Maar hij koopt een tweede woning in de buurt van zijn woning. Hij verhuurt
deze woning aan zijn ex-partner voor € 700 per maand. Volgens de man zou een huur
van € 1.325 per maand zakelijk zijn. Het verschil wil hij aftrekken als partneralimentatie.
De inspecteur meent echter dat de aftrek nihil bedraagt. De fiscus stelt de aftrek
namelijk op het bedrag van het eigenwoningforfait, maar deze bedraagt minder dan de
huur die de man heeft ontvangen. De man begint daarop een beroepsprocedure.

Geen gelijkstelling met betalen kosten van levensonderhoud Het hof redeneert als volgt. De man verstrekt huisvesting aan zijn ex-partner. Maar
men kan het verhuren van een woning aan de ex-partner tegen een lagere dan de marktconforme
huur niet gelijkstellen aan het maandelijks verstrekken van een bedrag voor de kosten
van levensonderhoud. Dus heeft de fiscus het gelijkheidsbeginsel niet geschonden.
De man zou wel een partneralimentatie kunnen aftrekken ter grootte van het eigenwoningforfait.
De Belastingdienst heeft echter terecht de ontvangen huurinkomsten tegenover de aftrek
van alimentatie geplaatst. Het hof verklaart daarom het hoger beroep van de man ongegrond.

Bron: Hof Den Haag 26-04-2023 (gepubl. 03-07-2023)

Brief over intrekken betalingsregeling bijzonder uitstel coronacrisis

De Belastingdienst stuurt ondernemers die niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor
de betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis en nog geen actie hebben
ondernomen in juli 2023 een brief met de mededeling dat de betalingsregeling wordt
ingetrokken.

De datum van deze brief is 15 augustus 2023, maar ondernemers ontvangen de brief eerder
zodat er nog tijd is om te voorkomen dat men in één keer het hele bedrag moet betalen
waarvoor bijzonder uitstel is verkregen.

Wie ontvangt de intrekkingsbrief? Een ondernemer voldoet niet aan de voorwaarden voor de betalingsregeling bijzonder
uitstel, om een van de volgende redenen:

  • De ondernemer heeft sinds 1 oktober 2022 niet voldaan aan nieuwe betalingsverplichtingen.

  • De ondernemer heeft sinds 1 oktober 2022 de termijnen van de betalingsregeling niet
    op tijd betaald.

  • De ondernemer loopt achter met betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 én met
    de termijnen van de betalingsregeling.

Met deze brief laat de Belastingdienst officieel weten dat de betalingsregeling wordt
ingetrokken. Als de Belastingdienst de betalingsregeling bijzonder uitstel intrekt
moet de ondernemer alle (naheffings)aanslagen die onder het bijzonder uitstel vallen,
in één keer vóór 29 augustus 2023 betalen. Plus eventuele kosten.

Voorkom dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt Bel zo snel mogelijk de BelastingTelefoon: 080 – 0543.

Aanpassen betalingsregeling De Belastingdienst adviseert om ervoor te zorgen dat in elk geval de nieuwe betalingsverplichtingen
vanaf 1 oktober 2022 ingelopen worden. Alleen dan is het mogelijk om één of meer aanpassingen
van de betalingsregeling bijzonder uitstel aan te vragen. Zoals een betaalpauze of
een verlenging van de betalingsregeling. De aanpassingen en de voorwaarden die daarvoor
gelden zijn terug te vinden op de site van de Belastingdienst: Aanpassing betalingsregeling
belastingschuld door bijzonder uitstel.

In beroep tegen intrekken betalingsregeling Het is mogelijk om in beroep te gaan tegen het intrekken van de betalingsregeling.
Stuur een brief naar:
Belastingdienst
T.a.v. de directeur
Postbus 100
6400 AC Heerlen

De brief moet binnen zijn vóór 25 augustus 2023.

Geen aanpassing of beroep De Belastingdienst neemt invorderingsmaatregelen om de belastingschuld in te vorderen.
Met bijbehorende kosten. Wie coronaschulden kan betalen moet dat dan in elk geval
vóór 1 september 2023 doen, om extra kosten te voorkomen.
De Belastingdienst stuurt eerst een aanmaning. Wie na de aanmaning nog niet betaalt,
krijgt een dwangbevel. Hieraan zijn hoge kosten verbonden die samenhangen met de hoogte
van de coronabelastingschuld.

Let op! Wie vóór 1 oktober 2022 al een aanmaning heeft ontvangen voor één of meer (naheffings)aanslagen
en het bedrag voor die aanmaning nog niet heeft betaald, ontvangt voor deze (naheffings)aanslagen
meteen een dwangbevel. Het nemen van invorderingsmaatregelen kan betekenen dat de
Belastingdienst beslag legt op vermogensbestanddelen, zoals inventaris, auto of een
bankrekening. Ook kan de Belastingdienst het faillissement aanvragen.

Bron: Belastingdienst 04-07-2023

Geen MIA voor investering in ‘short stay’-appartement

Ondernemers die investeren in appartementen die zijn bestemd voor (kortdurende) bewoning,
kunnen daarover niet de milieu-investeringsaftrek toepassen.

Een bv investeert in 2018 € 4.000.000 in de verbouwing van een bedrijfsruimte. Daarbij
zijn onder meer een restaurant, kantoorruimtes en 73 ‘short stay’-appartementen gerealiseerd.
De bv verhuurt dit het hele complex aan een derde. Deze huurder geeft de ‘short stay’-appartementen
vervolgens in gebruik aan natuurlijke personen. De bv meldt haar investering bij de
RVO om in aanmerking te komen voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De RVO laat
weten dat de bv in beginsel recht heeft op een MIA van 13,5% (bedrag 2018 investeringscategorie
III). Maar de MIA is volgens de RVO niet van toepassing op de ‘short stay’-appartementen,
omdat deze als woningen kwalificeren. Hoewel art. 3.45 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001
woningen niet per definitie uitsluit van de MIA, doet de Milieulijst 2018 dat wel.

Geen sprake van hotelexploitatie De bv gaat in beroep en stelt dat de appartementen niet zijn bestemd voor bewoning,
maar voor hotelexploitatie. Rechtbank Gelderland gaat niet mee met dit standpunt.
De appartementen zijn voorzien van woonfaciliteiten en zijn te gebruiken voor bewoning.
Als komt vast te staan dat de appartementen uitsluitend als onderdeel van een hotelarrangement
aan gasten ter beschikking worden gesteld, kan sprake zijn van hotelexploitatie. Een
hotelarrangement houdt in dat het gebruik van het betreffende verblijf (slechts) een
onderdeel is van een breder pakket aan diensten en faciliteiten, bijvoorbeeld ontbijt
en/of diner. Maar de bv heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de appartementen uitsluitend
als onderdeel van een hotelarrangement aanbiedt. Daarom tellen de appartementen voor
toepassing van de MIA als woningen. Verder oordeelt de rechtbank dat het uitsluiten
van woningen van de MIA niet strijdig is met het doel en de strekking van deze faciliteit.
Het beroepschrift van de bv is ongegrond.

Bron: Rb. Gelderland 30-05-2023 (gepubl. 27-06-2023)

Vrijstelling OVB bij fusie met rentevoordeel

Als een juridische fusie een rentevoordeel en schaalvoordelen oplevert, is aannemelijk
dat zij hoofdzakelijk plaatsvindt vanuit zakelijke motieven. In dat geval kan de fusievrijstelling
in de overdrachtsbelasting van toepassing zijn.

Een woonstichting heeft in 1994 een nieuwe stichting opgericht. Een van de statutaire
doelen van deze exploitatiestichting is het verwerven, stichten en exploiteren van
gebouwen en andere werken. In 1994 verwerft de exploitatiestichting een kantoorgebouw.
Vervolgens verhuurt zij dat pand aan de woonstichting en een andere stichting. De
woningstichting, de andere stichting en een woningbouwvereniging fuseren in 1996 tot
een instelling in het belang van de volkshuisvesting. Deze volkshuisvestingsinstelling
is de enige bestuurder van de exploitatiestichting en huurt van haar het kantoorgebouw.
In de jaren 2016 en 2017 heeft de exploitatiestichting geen personeel in dienst. Zij
gaat op 20 december 2018 in het kader van een juridische fusie op in de volkshuisvestingsinstelling.
De vraag is of de volkshuisvestingsinstelling de fusievrijstelling in de overdrachtsbelasting
mag toepassen. De inspecteur meent dat de fusie niet hoofdzakelijk heeft plaatsgevonden
op grond van zakelijke overwegingen. Daarom weigert hij de toepassing van de fusievrijstelling.

Ook zakelijk vanwege schaalvoordelen Hof Amsterdam is het oneens met de fiscus. De volkshuisvestingsinstelling heeft gesteld
dat zij het kantoorgebouw in eigendom moest verwerven om zo een gunstige financiering
te krijgen voor een verbouwing van het gebouw. Dankzij de gunstige financiering heeft
zij een rentevoordeel behaald van € 3,7 miljoen. Bovendien heeft de verbouwing geleid
tot een verbetering van haar economisch en maatschappelijk functioneren. Zij kon namelijk
personeelsleden van twee kantoren samenbrengen op één hoofdkantoor. Deze omstandigheden
doen het hof oordelen dat de juridische fusie wel degelijk hoofdzakelijk was gegrond
op zakelijke motieven. Daarbij merkt het hof op dat het de volkshuisvestingsinstelling
heeft vrijgestaan om in dit verband de weg van een juridische fusie te begaan. Dat
zij het pand ook zonder juridische fusie had kunnen verkrijgen, doet daar niets aan
af. Daarom oordeelt het hof dat de fusievrijstelling van toepassing is.

Bron: Gerechtshof Amsterdam 02-06-2023 (gepubl. 09-06-2023)

© lArcade 2024