Inloggen

Archief

Vraag op tijd eHerkenning aan

Een onderneming is zelf eindverantwoordelijk voor het tijdig verkrijgen van de upgrade
van eHerkenning als dit nodig is om een geldige aanvraag te kunnen doen.

Een VOF meldt op 26 augustus 2021 bij RVO dat zij TVL-subsidie voor het tweede kwartaal
2021 wil aanvragen. Daar het aanvraagtijdvak liep van 25 juni 2021 tot 20 augustus
2021, wordt de aanvraag afgewezen om dat die te laat is ingediend. Tegen deze afwijzing
gaat de VOF in beroep.

Bij het College voor Beroep en het Bedrijfsleven geeft de VOF aan dat zij op 15 augustus
2021 een aanvraag wilde indienen. Voor het indienen van de aanvraag voor het tweede
kwartaal van 2021 had de VOF echter eHerkenning niveau 3 nodig, terwijl zij op dat
moment beschikte over e-herkenning niveau 2+. Toen de VOF daar achter kwam, lukte
het niet meer om de upgrade nog voor afloop van de aanvraagperiode te regelen. De
upgrade is door provider pas op 24 augustus 2021 verwerkt. De VOF vindt dat dit haar
niet te verwijten valt. Als zij geen upgrade voor eHerkenning had hoeven regelen,
dan was de aanvraag gewoon op tijd geweest. Had de VOF geweten dat de RVO de aanvraag
als tijdig zou beschouwen als zij al tijdens de aanvraagperiode had gebeld, dan had
zij dat zeker gedaan.

Terechte afwijzing aanvraag Volgens de minister van Economische Zaken is de aanvraag terecht afgewezen. Op de
website van de RVO over TVL voor het tweede kwartaal van 2021 staat duidelijk vermeld
dat eHerkenningsniveau niveau 3 is vereist. De VOF is zelf eindverantwoordelijk voor
het tijdig verkrijgen van de upgrade naar niveau 3. De VOF wist vóór het verstrijken
van de aanvraagtermijn, in ieder geval op 15 augustus 2021, dat zij niet over de juiste
eHerkenning beschikte om de aanvraag te kunnen doen. Dat de upgrade door de provider
pas na het verstrijken van de termijn is uitgevoerd komt voor rekening en risico van
de VOF.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de afwijzing terecht is.
De VOF is er zelf verantwoordelijk voor dat zij beschikt over de middelen die nodig
zijn om een geldige aanvraag te kunnen doen. Op de website van de RVO was duidelijk
terug te vinden dat eHerkenning niveau 3 nodig was om de TVL-aanvraag voor het tweede
kwartaal van 2021 te doen. De VOF had op tijd moeten controleren of haar eHerkenning
account het vereiste niveau had. Dat de upgrade door de provider niet meer op tijd
kon worden uitgevoerd komt voor rekening en risico van de VOF. Op het moment dat duidelijk
werd dat de upgrade niet meer op tijd zou komen, had de VOF in ieder geval nog binnen
de aanvraagperiode contact op moeten nemen met de RVO.

Bron: CBB 10-10-2023.

Na twintig jaar btw terugvragen is echt te laat

Als een btw-ondernemer aanvankelijk geen bezwaar heeft tegen het voldoen van btw,
maar twintig jaar later alsnog die btw terugvraagt, is hij echt te laat.

Twee vennootschappen vragen in brieven van 20 juni 2022 en 24 juni 2022 om een teruggaaf
van € 172.765,36 respectievelijk € 161.606,81. Daarbij gaat het om bedragen aan omzetbelasting
met betrekking tot leveringen die in 2001 respectievelijk 2000 hebben plaatsgevonden.
De inspecteur merkt de verzoeken aan als bezwaarschriften tegen voldoeningen op aangiften.
Hij wijst de bezwaarschriften eerst af, omdat zij niet tijdig zijn ingediend. De Belastingdienst
ziet geen geldig excuus voor het te laat indienen van de bezwaarschriften. Daarnaast
merkt de inspecteur de verzoeken aan als verzoeken om ambtshalve teruggaaf. Maar ook
deze verzoeken wijst hij af. De reden is dat de vennootschappen de verzoeken niet
binnen vijf jaar na het einde van de desbetreffende tijdvakken hebben ingediend. De
vennootschappen gaan in beroep tegen de afwijzing van hun verzoeken.

Latere reden voor bezwaar is geen excuus Rechtbank Noord-Nederland wijst erop dat de wettelijke termijn voor het indienen van
een bezwaarschrift zes weken is. De vennootschappen hebben hun bezwaren meer dan twintig
jaar na het voldoen van de omzetbelasting ingediend. Daarmee is de bezwaartermijn
dus ruimschoots overschreden. Tenzij in redelijkheid niet valt te zeggen dat de vennootschappen
in verzuim zijn geweest, zijn hun bezwaarschriften niet-ontvankelijk. De vennootschappen
stellen dat zij wel eerder in bezwaar hadden kunnen gaan, maar pas later een reden
is ontstaan om in bezwaar te gaan. De rechtbank vindt echter dat zo’n reden de termijnoverschrijding
niet verschoonbaar maakt. Dit geldt voor zowel redenen van feitelijke als juridische
aard. De fiscus heeft de bezwaarschriften daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wat betreft het beroep tegen de ambtshalve beslissing, daarvoor moeten de vennootschappen
niet bij de belastingrechter maar bij de civiele rechter zijn.

Bron: Rb. Noord-Nederland 17-10-2023 (gepubl. 23-10-2023).

Vereenvoudigde beoordeling WIA 60-plussers is verlengd

Sinds oktober 2022 kan een zieke werknemer van 60 jaar of ouder een vereenvoudigde
beoordeling van een WIA-aanvraag krijgen. Hierdoor hebben werkgever en werknemer sneller
duidelijkheid. UWV laat weten dat deze maatregel is verlengd tot en met 31 december
2024.

Momenteel lopen er meer aanvragen voor een WIA-uitkering dan UWV aankan. Daardoor
is er een achterstand in de beoordelingen en kan UWV niet altijd binnen acht weken
een beslissing nemen. Met de vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers wil UWV de
achterstand in de afhandeling van de WIA-aanvragen verminderen. Dit betekent dat UWV
de WIA-aanvragen van 60-plussers zoveel mogelijk behandelen op basis van schriftelijke
informatie, bijvoorbeeld het re-integratieverslag. Is deze informatie niet voldoende,
dan nemen UWV contact op. Bij de vereenvoudigde beoordeling is er meestal geen beoordeling
van de aanvraag door een verzekeringsarts.

Bron UWV, 12-10-2023

Slecht gemotiveerd beroep op betalingsonmacht is misbruik

Als een gemachtigde geregeld een ongefundeerd beroep op betalingsonmacht van griffierecht
doet, vormt dit misbruik en kan de belastingrechter zo’n beroep afwijzen.

Een gemeente doet uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikkingen voor twee onroerende
zaken. In deze uitspraak noemt de gemeente niet de naam van de eigenaar, rechthebbende
of gebruiker van de desbetreffende onroerende zaken. De gemeente stuurt de uitspraak
naar de gemachtigde van de eigenaar, een stichting. De stichting laat haar gemachtigde
een beroepschrift indienen. In dit beroepschrift en in latere correspondentie met
de rechtspraak staat nooit de naam van de stichting vermeld. De gemachtigde vermeldt
wel het nummer dat correspondeert met het zaaknummer in de uitspraak op bezwaar. De
rechtbank verklaart het beroepschrift niet-ontvankelijk. Daarop gaat de stichting
in hoger beroep.

Misbruik van beroep op betalingsonmacht De gemachtigde vraagt in hoger beroep om een vrijstelling of uitstel van betaling
van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Hof Den Bosch merkt op dat deze gemachtigde
in veel zaken procedeert en in bijna al deze zaken zulke verzoeken indient. Deze verzoeken
zijn vrijwel steeds ongegrond. De ene keer verstrekt de gemachtigde namelijk geen
gegevens over de betalingsonmacht, de andere keert komt hij met juridisch onhoudbare
argumenten. Daarom heeft het hof de indruk dat de gemachtigde het beroep op betalingsonmacht
misbruikt om procedures te rekken. Zo zou hij een immateriële schadevergoeding kunnen
vorderen wegens overschrijding van de redelijke termijn. In deze zaak is bovendien
het griffierecht alsnog betaald. Het hof beschouwt het beroep op betalingsonmacht
daarom als ingetrokken. Daarbij merkt de belastingrechter op dat hij het beroep op
betalingsonmacht vanwege het misbruik zou afwijzen als het niet was ingetrokken.

Niet te herstellen verzuim Vervolgens stelt het hof vast dat een beroepschrift de naam en het adres van de indiener
moet bevatten. Daarbij is de indiener degene voor wie het beroep is ingesteld. De
rechter moet voor sommige vormverzuimen de indiener de gelegenheid geven dit verzuim
te herstellen. Maar het instellen van een beroep namens een (rechts)persoon van wie
tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is, is een verzuim dat niet is
te herstellen. De gemachtigde stelt nog dat het voor hem onduidelijk is geweest op
welke belanghebbende de uitspraak op bezwaar betrekking heeft. Daardoor zou hij de
identiteit van de indiener niet kenbaar kunnen maken. Maar het hof verwerpt dit standpunt.
De gemachtigde heeft gesteld dat hij zijn klanten kent en weet welke panden hun eigendom
zijn. Een professioneel gemachtigde moet zelfs een administratie bijhouden waaruit
hij kan halen op welke klant een uitspraak ziet. Het hoger beroep is daarom ongegrond.

Bron: Hof Den Bosch 30-08-2023 (gepubliceerd 20-10-2023).

Geen betaalverzuimboetes btw e-commerce tot 1 juni 2024

Tot 1 juni 2024 worden er geen betaalverzuimboetes btw e-commerce opgelegd. Staatssecretaris
Van Rij informeert de Tweede Kamer over het niet opleggen van betaalverzuimboetes
aan ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-commerce.

De al opgelegde betaalverzuimboetes worden teruggedraaid en de bezwaren tegen al opgelegde
betaalverzuimboetes gegrond verklaard. Naheffingsaanslagen worden wel opgelegd. De
Belastingdienst zal een beleidsbesluit met deze strekking nog dit jaar publiceren.

De vrijwillige regeling EU btw e-commerce is ontworpen om internationale verkopen
op afstand binnen de EU te vergemakkelijken, maar de dienstverlening binnen de verschillende
Europese lidstaten zorgt er momenteel voor dat ondernemers het risico lopen om ten
onrechte een verzuimboete opgelegd te krijgen. Daarnaast levert het opleggen van betaalverzuimboetes
en het behandelen van bezwaren hiertegen momenteel een onevenredige werklast op voor
de Belastingdienst. Momenteel leggen andere EU-lidstaten, met uitzondering van Finland,
ook geen betaalverzuimboetes op.

Bezwaren toegekend Indien niet (volledig) betaald is of het verkeerde btw-tarief of bedrag is betaald,
ontvangen ondernemers een brief dat er geen boete wordt opgelegd, maar alleen een
naheffingsaanslag. Bij te late betalingen zal er geen boete worden opgelegd en wordt
het proces geautomatiseerd afgehandeld: de ondernemer ontvangt hierover geen brief.
Vier tot zes maanden voorafgaand aan het moment dat er weer betaalverzuimboetes worden
opgelegd, worden ondernemers geïnformeerd zodat zij hier tijdig van op de hoogte zijn.
Indien er een betaalverzuimboete is opgelegd, waartegen geen bezwaar gemaakt is, ontvangen
ondernemers een brief met de melding dat de boete wordt teruggestort. De ingediende,
maar nog niet behandelde, bezwaren tegen de betalingsverzuimboetes worden toegekend
en terugbetaald. Ook alle boetes waarvan het bezwaar al behandeld is, worden teruggestort.
Ondernemers ontvangen hierover een brief.

Bron: MvF 23-10-2023.

© lArcade 2024