Inloggen

Archief

Geen hogere boete voor rijden met zware geschorste auto

Rechtbank Gelderland ziet geen reden waarom het rijden met een relatief zware auto
met een geschorst kenteken tot een hogere boete moet leiden dan bij een lichtere auto.

Een man krijgt een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) van € 1.379 opgelegd.
Hij heeft namelijk op de openbare weg gereden met een auto met een geschorst kenteken.
Daarnaast moet hij € 1.379 aan verzuimboete betalen. De man gaat in beroep tegen zowel
de naheffingsaanslag als de verzuimboete. Hij erkent in een auto met een geschorst
kenteken te hebben gereden, maar stelt dat dit slechts een vergissing was. De man
heeft namelijk verschillende auto’s die hij als hobby aanhoudt. Van sommige auto’s
zijn de kentekens geschorst en van andere niet. Volgens de man heeft hij strikt genomen
voldoende MRB betaald, alleen net niet voor de op dat specifieke moment gebruikte
auto. De rechtbank gelooft dat hier geen opzet in het spel was, maar handhaaft toch
de naheffingsaanslag. De voorwaarden voor de MRB-vrijstelling bij schorsing zijn immers
erg strikt. Een eenmalige schending van die voorwaarden levert in principe al een
naheffingsaanslag op.

Disproportionele verzuimboete Vervolgens oordeelt de rechtbank dat in beginsel de verzuimboete terecht is opgelegd.
De man heeft toegegeven onachtzaam te zijn geweest, zodat geen sprake is van afwezigheid
van alle schuld. Maar de boete is wel te hoog. De inspecteur verklaart de boete te
willen verlagen naar 50% van de naheffingsaanslag. De rechtbank vindt een boete van
50% evenmin proportioneel. De desbetreffende auto is relatief zwaar. Dit beïnvloedt
de hoogte van de MRB, wat past binnen de doelstelling van de wet. Maar de rechtbank
ziet niet in waarom het gebruikmaken van een geschorste auto met een hoger gewicht
moet leiden tot een hogere boete dan het gebruikmaken van een geschorste auto met
een relatief laag gewicht. Het verzuim en het verwijt zijn immers vergelijkbaar. Daarom
verlaagt de rechtbank hier de verzuimboete naar 25% van het nageheven bedrag.

Bron: Rb. Gelderland 21-02-2024 (gepubl. 26-02-2024).

Handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 gepubliceerd

De Belastingdienst heeft het handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 gepubliceerd. Daarin
staat beschreven hoe de Belastingdienst in aanloop naar de opheffing van het handhavingsmoratorium
per 1 januari 2025 gaat handhaven op arbeidsrelaties van zzp’ers.

Het handhavingsplan bestaat uit 3 tranches.

  • tranche 2023: ‘Versterken en verbeteren van de handhaving’

  • tranche 2024: ‘Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium’

  • tranche 2025: ‘Handhaven zonder handhavingsmoratorium’

Dit is de 2e tranche (2024) van het handhavingsplan arbeidsrelaties.

Perspectiefnota De afgelopen periode is gewerkt aan de zogenaamde ‘perspectiefnota’ om de overkoepelende
visie nader te duiden. In deze perspectiefnota is beschreven hoe het ‘normaliseren’
van de handhaving op arbeidsrelaties concreet vorm krijgt.
Voor de ambitie om de handhaving op schijnzelfstandigheid te versterken en te verbeteren,
en ook om uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te heffen, hanteert
de Belastingdienst de onderstaande driesporen benadering.

  1. Actieve samenwerking met de markt om bij te dragen aan werkbare situatie.

  2. Specifieke aandacht voor posten, sectoren en branches, waar (grote) onzekerheid is
    over de juistheid van de kwalificatie van de arbeidsrelatie(s), om op het thema compliant
    gedrag te realiseren.
    Daarbij worden in ieder geval de volgende overwegingen gehanteerd:

    • mogelijkheid tot gebruik hefboom (‘1 op n’)

    • impact op onderliggende keten (opdrachtgever, tussenpersoon, werkenden)

    • impact op verschillende sectoren en branches

    • impact op media en politiek.

  3. Specifieke aandacht binnen de reguliere klantbehandeling: realiseer wat je belooft.

Memo handhaving arbeidsrelaties Ook heeft de Belastingdienst een memo gepubliceerd met de gevolgen voor de omzetbelasting
en inkomstenbelasting bij een aanwijzing. De richtlijnen in de memo zijn beschreven
vanuit de volgende twee situaties:

  1. In de LH wordt een aanwijzing gegeven aan een opdrachtgever omdat is geconstateerd
    dat ten onrechte buiten dienstbetrekking wordt gewerkt. Dit heeft gevolgen voor de
    OB-positie van de opdrachtgever en voor de opdrachtnemer(s) van deze opdrachtgever
    op het gebied van de IH en de OB. De vraag komt op hoe met deze gevolgen voor de opdrachtgever
    en de opdrachtnemers om dient te worden gegaan.

  2. Onderzoek bij een opdrachtnemer leidt ertoe dat kan worden geconcludeerd dat geen
    sprake is van winst uit onderneming in de IH, maar van loon uit dienstbetrekking.
    De vraag komt op hoe met deze constatering voor de IH en OB moet worden omgegaan.

Bron: Belastingdienst, 29-02-2024.

Celstraf voor verduisterende executeur-testamentair

Een executeur-testamentair die geld van een erflater zonder toestemming overboekt
op zijn eigen privérekening, riskeert een veroordeling vanwege verduistering.

Het Openbaar Ministerie beschuldigt een advocaat onder andere ervan dat hij in zijn
hoedanigheid van executeur-testamentair in totaal ruim € 50.000 heeft verduisterd.
De man verklaart hierop het volgende. Hij kende de erflaatster en haar eerder overleden
echtgenoot al sinds het einde van zijn middelbare schooltijd. Zij waren een tweede
vader en moeder voor hem. Na het overlijden van de echtgenoot heeft de man de kinderloze
weduwe geregeld bezocht. Naderhand kreeg hij de bevoegdheid over haar bankrekeningen.
De vrouw wilde de advocaat tot haar erfgenaam maken. Dit wilde hij niet, omdat het
fiscaal oninteressant was. Vervolgens wilde de erflaatster dat haar spaargeld naar
hem zou gaan voordat zij werd opgenomen in een verzorgingstehuis. Hij heeft daarom
geld van haar bankrekening naar zijn rekening overgeboekt. Maar over de manier waarop
dat ging, heeft hij verschillende verklaringen afgelegd.

Tegenstrijdige verklaringen Tegenover de FIOD heeft de advocaat verklaard dat de vrouw tot op het laatste moment
haar bankzaken zelf heeft geregeld. Maar tijdens de zitting voor de rechtbank heeft
de man verklaard dat hij vóór het overlijden van de echtgenoot al formeel was gemachtigd
om hun belangen te behartigen. Ook had hij diverse bedragen van de rekening van de
vrouw overgeboekt in verband werkzaamheden aan een pand dat zij wilden verhuren. Door
de verschillen in deze verklaringen hecht Hof Den Bosch hier weinig waarde aan. Verder
heeft de man na de overboekingen privé-uitgaven gedaan die anders niet mogelijk waren.
Bovendien beschikt hij niet over een schriftelijke overeenkomst waarin de vrouw hem
onbeperkte bevoegdheden geeft voor het doen van overboekingen. De manier waarop de
advocaat hier heeft gehandeld, kwalificeert als verduistering. Het hof veroordeelt
hem tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
De proeftijd is twee jaar.

Bron: Hof Den Bosch 27-02-2024 (gepubl. 29-02-2024).

© lArcade 2024