Inloggen

Archief

Deponering jaarstukken bij KvK

Vanaf boekjaar 2016 kunnen jaarrekeningen alleen nog via SBR bij de Kamer van Koophandel worden aangeleverd. Momenteel wordt gewerkt aan een wetswijziging die dit moet regelen. Bedrijven die hun jaarrekeningen nu via SBR deponeren kunnen van de Kamer van Koophandel een e-mail tegemoet zien met als bijlage een PDF-weergave van de gedeponeerde jaarrekening.
Momenteel kunnen rechtspersonen in de bedrijfsklasse klein hun jaarrekening al via SBR deponeren. In de loop van 2014 komt deponeren via SBR ook beschikbaar voor rechtspersonen in de bedrijfsklassen (middel)groot. Het is daarnaast nu nog mogelijk om een jaarrekening op papier aan te leveren. Voor de jaarrekening van (middel)grote rechtspersonen is aanleveren per e-mail in 2014 nog mogelijk. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, is het aanleven op papier of per e-mail vanaf boekjaar 2016 niet meer mogelijk. Met ingang van dinsdag 3 december 2013 stuurt de Kamer van Koophandel bij deponering via SBR een e-mail met als bijlage een PDF-weergave van de gedeponeerde jaarrekening. Het is dan direct duidelijk welke jaarrekeninggegevens gedeponeerd zijn. Deze e-mail wordt verzonden vanaf het e-mailadres noreply@kvk.nl. Bron: SBR nieuwsbrief 11-02-2014

Betere baankansen voor laaggeschoolde uitzendkrachten

Laaggeschoolde uitzendkrachten kunnen met het Sectorplan voor Uitzendkrachten binnenkort in aanmerking komen voor een opleiding of ervaringscertificaat waarmee ze hun kans op duurzaam werk vergroten. Dit sectorplan, namens de sociale partners ABU, CNV Dienstenbond, FNV Bondgenoten, LBV, NBBU en De Unie ingediend door de Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche (STOOF), is het tweede sectorplan dat door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is goedgekeurd.
Het doel van het sectorplan voor de uitzendbranche is om laaggeschoolde uitzendkrachten bij of om te scholen voor banen in de techniek en om (werkzoekende) uitzendkrachten zonder startkwalificatie een traject aan te bieden waarmee zij hun Ervaringscertificaat (EVC) kunnen halen. Daarmee vergroten zij hun kansen op een duurzame baan. In totaal zal het gaan om zo’n 1.350 uitzendkrachten die veelal wisselende uitzendbanen hebben (al of niet afgewisseld met werkloze periodes) en die op basis van een EVC en/of opleiding zullen worden geplaatst. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het sectorplan goedgekeurd en stelt € 1,5 miljoen beschikbaar voor de uitvoering. De sector stelt zelf ook € 1,5 miljoen beschikbaar. De uitzendbranche start in samenwerking met UWV en de regionale leerwerkloketten binnenkort met de uitvoering. Kandidaten die in aanmerking komen voor een opleidings- en/of leerwerktraject worden geselecteerd vanuit UWV. Een van de criteria is dat het gaat om werkzoekenden. Daarmee is dit sectorplan vernieuwend omdat scholingsfondsen zich over het algemeen richten op werkenden binnen sectoren. Bron: CNV Dienstenbond 12-02-2014

Huurderinvesteringen tellen mee voor WOZ-waarde

Uit het Burgerlijk Wetboek volgt dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel is van die zaak en de eigenaar van die zaak eigenaar is van alle bestanddelen. Daarbij komt dat bouwkundige voorzieningen die een huurder aan het object heeft aangebracht en die tot het object zijn gaan behoren door natrekking eigendom van de eigenaar zijn. Bij de waardebepaling van een object moet de waarde van die bouwkundige voorzieningen dan ook worden meegenomen.
Een bv verhuurt sinds 1 september 2007 een deel van een pand, dat in 2007 is gebouwd, aan een casino. Het pand bestaat verder uit een ondergrondse parkeergarage en boven het casino gelegen woonappartementen. De huurder van het casino heeft het pand in 2007 en 2008 inpandig verbouwd wat een investering vergde van € 2.246.000. De investeringen zijn gedaan in bouwkundige voorzieningen. Het pand wordt verhuurd voor een huurprijs van € 493.898 per jaar. De bv heeft een WOZ-beschikking voor het pand ontvangen, met als waardepeildatum 1 januari 2011, waarin de waarde van het pand voor 2012 is vastgesteld op € 4.768.000. De bv is van mening dat de waarde op een te hoog bedrag is vastgesteld en gaat in beroep. Uitgaande van een jaarhuurwaarde van € 350.000 bepleit de bv een waarde van € 3.500.000. Volgens de bv dient van een lagere huurwaarde dan de huurprijs te worden uitgegaan vanwege de zeven parkeerplaatsen en de 50.000 gratis uitrijkaarten die jaarlijks aan het casino ter beschikking worden gesteld. Daarnaast moeten volgens de bv de huurderinvesteringen buiten beschouwing worden gelaten. De WOZ-taxateur heeft de waarde van het pand echter op € 5.805.000 getaxeerd, uitgaande van de jaarhuur en verminderd met de uitrijkaarten en de parkeerplaatsen. Vervolgens heeft de taxateur eentiende van de huurderinvesteringen daarbij opgeteld. Hiermee komt de inspecteur op een in aanmerking te nemen jaarhuur van € 581.998. Partijen zijn het er voor Rechtbank Gelderland over eens dat de WOZ-waarde moet worden bepaald op basis van kapitalisatie van de bruto huurwaarde. Daarbij is de kapitalisatiewaarde geen onderwerp van discussie. De vraag is echter of de huurderinvesteringen in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen van de jaarlijkse huurwaarde. Volgens de rechtbank blijkt uit het Burgerlijk Wetboek (BW) dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel is van die zaak en de eigenaar van die zaak eigenaar is van alle bestanddelen. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan één van die zaken, is een bestanddeel van die hoofdzaak. Daarnaast volgt uit het BW dat de bouwkundige voorzieningen die een huurder aan het object heeft aangebracht en die tot het object zijn gaan behoren, door natrekking eigendom van de bv zijn. Bij de waardebepaling van een object moet de waarde van die bouwkundige voorzieningen ook worden meegenomen. Daarbij maakt het niet uit dat de huurder bij beëindiging van het huurcontract verplicht is om het object weer casco op te leveren zoals in de huurovereenkomst is afgesproken. De inspecteur heeft bij bepaling van de waarde van het pand terecht rekening gehouden met de huurderinvesteringen. Bron: Rb. Gelderland 11-02-2014

Bestuurder aansprakelijk voor te laat afdragen

De meldingsplicht betalingsonmacht is een afzonderlijke verplichting die los staat van de aangifte- en afdrachtplicht. De bestuurder van een bv die geen aangifte loonbelasting kon doen, omdat nog geen loonheffingennummer was toegekend, moest wel tijdig melding doen van betalingsonmacht.
Een man is van 9 juni 2005 tot en met 11 maart 2010 bestuurder van een bv. Vanaf mei 2007 moeten aangiften loonheffingen worden ingediend en heffingen worden afgedragen. In september 2009 kent de Belastingdienst de bv een loonheffingennummer toe en kunnen de aangiften over de voorgaande tijdvakken worden gedaan. Daarbij wordt aangegeven dat moet worden gewacht met betaling totdat naheffingsaanslagen over die tijdvakken zijn opgelegd. Nadat de aangiften zijn ingediend, worden vanaf 4 december 2009 over de periode mei 2007 tot en met maart 2009 conform de aangiften naheffingsaanslagen opgelegd. De naheffingsaanslagen worden echter niet betaald. Op 20 december 2009 is een melding betalingsonmacht aan de ontvanger gezonden en op 7 maart 2011 wordt de bestuurder aansprakelijk gesteld. De vraag is of de aansprakelijkstelling terecht is. Omdat de naheffingsaanslagen waarvoor de bestuurder aansprakelijk is gesteld conform de ingediende aangiften zijn opgelegd, kan volgens het hof melding van betalingsonmacht niet meer rechtsgeldig plaatsvinden nadat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd. In dit geval is sprake van betalingsonmacht die is ontstaan in de afdrachtfase, die uiterlijk twee weken nadat de betalingsonmacht zich heeft voorgedaan, gemeld moest te worden. Dat pas in september 2009 een loonheffingennummer is toegekend en dat pas kort daarna aangiften ingediend konden worden, brengt niet mee dat de afdrachtfase voor de bv is verlengd. Hoogstens nemen zij de verplichting tot het tijdig doen van aangifte over de desbetreffende tijdvakken weg, maar niet de verplichting tot tijdige afdracht van de verschuldigde loonheffing. De verplichting tot het doen van aangifte en de verplichting tot betaling hangen weliswaar nauw met elkaar samen, maar zijn afzonderlijke verplichtingen. Het enkele niet kunnen doen van aangifte heft de verplichting tot tijdige afdracht aan de ontvanger niet op. Dat de Belastingdienst de bv heeft verzocht met betaling van de verschuldigde loonheffingen te wachten totdat de naheffingsaanslagen zouden zijn opgelegd vindt het hof verwarrend, maar doet niet af aan de meldingsplicht. Dit is een afzonderlijke verplichting die los staat van de aangifte- en afdrachtplicht. Dat in de afdrachtfase geen aangifte en (mogelijk) evenmin betaling kon worden gedaan, laat onverlet dat in die fase melding van betalingsonmacht steeds mogelijk was. Uit onder andere de jaarrekeningen maakt het hof op dat in elk geval eind oktober 2009 een situatie van betalingsonmacht is ontstaan bij de bv welke uiterlijk op 14 november 2009 gemeld had moeten worden. De melding van 20 december 2009 is hoe dan ook te laat geweest. De bestuurder is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het niet aan hem is te wijten dat de bv niet tijdig heeft voldaan aan de verplichting om haar betalingsonmacht ter zake van de loonheffingschuld aan de ontvanger te melden. Hij was in de periode dat de betalingsonmacht gemeld kon worden bestuurder van de bv. Het lag daarom binnen zijn invloedsfeer om ervoor te zorgen dat tijdig en rechtsgeldig gemeld zou worden. De conclusie is dat de bestuurder ter zake van de loonheffingschuld terecht aansprakelijk is gesteld. Bron: Hof Amsterdam 23-01-2014

Uitgestelde loonsverhoging en investeren in het bedrijf

Bij Albron Center Parcs (Albron CP) is in de cao-onderhandelingen een bijzonder onderhandelingsresultaat bereikt. Vakbond CNV Vakmensen heeft ingestemd met een uitgestelde loonsverhoging, en daarnaast investeren de werknemers in het bedrijf.
Vakbond en werkgever zijn een tweejarige cao overeengekomen. Een van de afspraken is dat de 1.500 werknemers voorlopig afzien van een loonsverhoging. Dit geeft het bedrijf even lucht. De loonsverhoging is niet helemaal van de baan, maar uitgesteld: na afloop van de cao-periode krijgen de werknemers alsnog een loonsverhoging conform de afspraken die worden gemaakt voor de cao verblijfsrecreatie. De werknemers gaan ook 3% van hun salaris investeren in het bedrijf. De werkgever zal dit bedrag verdubbelen. De werknemers nemen dus genoegen met minder salaris, maar daar tegenover staat dat geïnvesteerd wordt in het bedrijf, met behoud van werkgelegenheid. En als de resultaten goed zijn, krijgen de werknemers 120% van hun investering terug. CNV Vakmensen moet het akkoord nog voorleggen aan de leden, maar de verwachting is dat zij zullen instemmen met het akkoord. Bron: CNV Vakmensen, 7-02-2014

© lArcade 2024