Inloggen

Archief

Goedkeuring voor vertraagde automatische premie-incasso’s

Minister Dijsselbloem heeft goedgekeurd dat incasso’s voor lijfrenten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die vertraagd zijn uitgevoerd, zullen worden geacht op de overeengekomen incassodatum in 2013 te hebben plaatsgevonden. Deze incasso’s stonden ingepland voor de tweede helft van december 2013 maar zijn als gevolg van de omzetting naar IBAN-rekeningnummers pas in 2014 zijn afgeschreven.
Door de invoering van SEPA en de omzetting naar IBAN-rekeningnummer heeft in sommige gevallen de automatische premie-incasso vertraagd plaatsgevonden. Daardoor zijn betalingen voor onder andere lijfrenten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen pas begin januari 2014 afgeschreven van de rekeningen van de betreffende belastingplichtigen. Deze vertraagde afschrijvingen hebben het niet-beoogde gevolg dat de betalingen fiscaal in beginsel in aanmerking moeten worden genomen in 2014. Bovendien heeft de afschrijving in 2014 gevolgen voor de hoogte van de rendementsgrondslag van box 3 op 1 januari 2014. Omdat deze gevolgen niet wenselijk zijn, keurt Financiën goed dat deze automatische premie-incasso’s geacht worden op de overeengekomen incassodatum in 2013 te hebben plaatsgevonden. De betreffende premiebetalingen komen dus in 2013 voor aftrek in aanmerking. Ook voor de berekening van de rendementsgrondslag van box 3 op 1 januari 2014 worden deze automatische premie-incasso’s geacht te hebben plaatsgevonden in december 2013. Voorwaarde is wel dat deze premiebetalingen niet in 2014 nogmaals als betaalde premie in aanmerking worden genomen. Met de brancheverenigingen van de productaanbieders is overeengekomen dat zij de betalingen zoveel mogelijk met inachtneming van deze goedkeuring zullen renseigneren. De Belastingdienst kan daarmee dan rekening houden en de klanten van de productaanbieders kunnen er bij hun aangifte inkomstenbelasting 2013 van uitgaan dat de premie in 2013 in aanmerking kan worden genomen. Belastingplichtigen zullen wel zelf in hun aangifte inkomstenbelasting voor box 3 een correctie moeten aanbrengen. Zij kunnen dat doen door in de aangifte inkomstenbelasting 2013 het bedrag van één of meer van de niet vrijgestelde bezittingen te verlagen met deze premie. De vertraagde incasso of betaling voor kapitaalverzekeringen, kapitaalverzekeringen eigen woning, spaarrekeningen eigen woning en beleggingsrechten eigen woning heeft geen fiscale gevolgen voor de contractueel vastgelegde betalingen. Bron: MvF 3-02-2014

Inspectie op gevaarlijke stoffen en arbeidsveiligheid

Vanaf februari 2014 bezoekt de Inspectie SZW een groot aantal bedrijven voor een inspectie. Inspecteurs kijken daarbij naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen en naar de arbeidsveiligheid van met name intern transport en werken met en rondom machines.
In Nederlandse bedrijven hebben nog te veel werknemers te maken met – soms ernstige – arbeidsrisico's. De wet is duidelijk op dit punt: het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te zorgen voor veilig en gezond werk. Werkgevers moeten weten welke risico's hun werknemers lopen en die risico's met maatregelen wegnemen of zoveel mogelijk beperken De Inspectie SZW ziet er op toe dat bedrijven de wet naleven. De Inspectie richt zich daarbij vooral op de grootste arbeidsrisico's. Denk bijvoorbeeld aan blootstelling aan gevaarlijke stoffen en de kans om een ongeval te krijgen bij het werken aan machines of door onveilige arbeidsplaatsen (bijvoorbeeld aanrijdgevaar, onveilig werken op hoogte). Deze risico's zijn hoog bij bedrijven in de sectoren aardolie, chemie, farmacie, kunststof en rubber. Daarom inspecteert de Inspectie SZW vanaf februari bedrijven uit deze sectoren. Er worden bedrijven bezocht die al geruime tijd geen inspectie hebben gehad maar ook bedrijven die recent al eens zijn geïnspecteerd. Bron: Inspectie SZW, 23-01-2014

Verhoging griffierechten houdt bedrijven weg bij rechter

Bedrijven zien als gevolg van de verhoging van de griffierechten vaker af van een rechtsgang. Dat geldt met name voor incassovorderingen. Voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de rechtspraak waarschuwt voor negatieve economische gevolgen en pleit voor een verlaging van het tarief voor relatief lage incasso-vorderingen.
Uit onderzoek van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat het aantal handelszaken met financieel belang dat door de rechter in eerste aanleg is behandeld, tussen 2010 en 2013 met 26% is gedaald. Het betreft hier naar alle waarschijnlijkheid zaken waarbij procespartijen een afweging maken van te verwachten kosten en baten. Bij bedrijven zal dit meestal het geval zal zijn. De analyses van de Raad voor de rechtspraak wijzen er op dat de hogere griffierecht-tarieven het beroep op de rechter bij dit soort zaken aanzienlijk hebben geremd. In 2010 en 2011 zijn de tarieven van het griffierecht sterk gewijzigd. Met name voor procederende bedrijven betekende dit een flinke toename van het griffierecht. Het gaat daarbij met name om veelvoorkomende zaken met een financieel belang tussen de € 500 en € 5.000. Eind 2009 bedroeg het griffierecht voor bedrijven bij een incassovordering van € 600 nog € 158 en bij een vordering van € 1.500 was dit € 208. Per 1 januari 2012 is het griffierecht in beide gevallen € 437. In juni 2013 waarschuwde de Raad voor de rechtspraak in een wetgevingsadvies er al voor dat de verhouding zoek is tussen de verschuldigde griffierechten voor incassovorderingen tot een bedrag van € 1.500. Dat is nadelig voor het midden- en kleinbedrijf, maar ook voor de mensen die een kleine schuld niet kunnen betalen en dan na incasso met een veel grotere schuld blijven zitten. De Raad noemt dit een onwenselijke situatie en vroeg de minister het griffierecht in dergelijke incassozaken substantieel te verlagen. Bij de Tweede Kamer ligt momenteel een wetsvoorstel dat de griffierechten verder wil verhogen. Voor kleine geldvorderingen voor rechtspersonen gaan de tarieven naar € 462. In het advies van juni 2013 sprak de Raad zijn zorgen hierover uit en wees daarbij ook op de effecten van de eerdere verhoging van het tarief voor kleine geldvorderingen. Bron: Rechtspraak.nl 4-02-2014

Geen zicht op Horeca-cao

Koninklijke Horeca Nederland (KHN) wijst het aanbod van vakbonden om weer te praten over een nieuwe horeca-cao af. De werkgevers willen de huidige cao nog wel ongewijzigd voortzetten, maar zien niets in de eisen van de vakbonden.
Vorige week had FNV Horeca de werkgevers uitgenodigd om weer te gaan onderhandelen. De onderhandelingen waren eind december vastgelopen. Wel hadden de partijen afgesproken om de cao eenmalig te verlengen tot 31 maart 2014. Volgens de werkgevers bieden echter de cao-eisen van de vakbonden geen enkel zicht op een overeenstemming. KHN wil de huidige cao nog wel ongewijzigd voortzetten. Als dat niet lukt, heeft KHN een KHN-model Arbeidsvoorwaardenreglement gereed. Horecawerkgevers kunnen daarmee contractafspraken volgens de nieuwe regels vastleggen. Milen van Boldrik, sectorbestuurder FNV Horeca, is verbaasd over het afwijzen van de onderhandelingen door KHN. ‘Tussen de vakbonden en KHN zijn nog geen voorstellen uitgewisseld, maar KHN gooit nu al de deur voor overleg dicht. Een samenwerking en uitzicht op een nieuwe cao horeca vanaf 1 april 2014 lijkt KHN op voorhand niet te willen.’ Bron: KHN, 4-02-2014; FNV Horeca, 4-02-2014

Lange opstartperiode

Wanneer een ondernemer op een goede manier kan onderbouwen waarom hij zo’n tien jaar nodig heeft om zijn zaak op te bouwen, kan het bedrijf al die jaren als bron van inkomen worden aangemerkt. De verliezen kunnen in mindering worden gebracht in de aangifte als resultaat uit onderneming. Dat is althans de mening van Hof Arnhem.
Een echtpaar is in april 2005 een maatschap aangegaan met als doel het gezamenlijk voor gemeenschappelijke rekening en risico exploiteren van een agrarisch bedrijf. De bedrijfsactiviteiten van de maatschap bestaan uit het exploiteren van een schapenfokkerij. De man is naast de maatschap dga van een handelsonderneming in zacht fruit. Volgens de maatschapakte wordt na aftrek van een vergoeding voor arbeid de winst gelijk tussen de maten verdeeld. Verliezen tijdens de opstartperiode (die duurt tot en met 31 december 2009) komen echter alleen voor rekening van de man. Naar aanleiding van een boekenonderzoek in 2011 waarin een prognose wordt gegeven van de resultaten tot en met 2015, concludeert de inspecteur dat er geen duurzame winstverwachting is. Men verwacht immers tot en met 2015 verlies te draaien. De activiteiten van de maatschap vormen daarom geen bron van inkomen. Met ingang van 1 januari 2007 is er fiscaal geen sprake van een onderneming. Hof Arnhem is echter van mening dat de schapenhouderij wel als bron van inkomen beschouwd kan worden omdat aannemelijk is dat deze activiteiten winstgevend zullen gaan worden. De veestapel is vanaf de start van de activiteiten – door eigen fok – geleidelijk opgebouwd. In 2005 had het bedrijf 12 schapen en eind 2012 bestond de veestapel uit 522 schapen. De maten verwachten in 2015 zo’n 1.000 schapen te hebben. Voorts is van belang dat de schapenhouder ter zitting geloofwaardig heeft verklaard dat vanaf 2014/2015 positieve resultaten zijn te verwachten. De schapenhouder heeft er op gewezen dat een veestapel van rond de 1.000 schapen aanzienlijke schaalvoordelen oplevert. Ook heeft hij aangegeven dat de financieringslasten zullen worden teruggedrongen door geplande kapitaalstortingen. Omdat de maten in de jaren 2007, 2008 en 2009 ook al forse kapitaalstortingen hebben gedaan, acht het hof deze stelling geloofwaardig. Ook worden hogere opbrengsten per schaap gerealiseerd dan waarmee rekening is gehouden in de door de Inspecteur gehanteerde KWIN-normen. Het hof is er daarom van overtuigd geraakt dat schapenhouder met de door hem gekozen bedrijfsvoering een lange aanloopperiode nodig heeft voordat het ‘break even-punt’ wordt bereikt in 2014/2015. Onder gegeven omstandigheden is een beperkte beoordelingsperiode van de bronvraag niet juist. De gerealiseerde verliezen in de jaren 2005 tot en met 2013 doen er derhalve niet aan af dat er desondanks sprake is van een objectieve winstverwachting. Daarbij komt dat de controlerend ambtenaar in een eerder boekenonderzoek het vertrouwen heeft gewekt dat sprake was van een bron van inkomen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-01-2014

© lArcade 2024