Inloggen

Archief

Handreiking uitzendwerk vernieuwd

Door meer aandacht voor gezond en veilig werken is het ongevalsrisico van uitzendkrachten gedaald. Het ongevalspercentage onder uitzendkrachten ligt echter nog altijd hoger dan voor werknemers in vast dienst. De werkgroep Arbeid en Gezondheid van de Stichting van de Arbeid heeft daarom de Handreiking uitzendwerk geactualiseerd. De handreiking is aangepast aan de geldende wet- en regelgeving en verder zijn onder meer de arbochecklisten vernieuwd.
Het ongevalspercentage onder uitzendkrachten ligt nu rond de 9% (was 13%), voor werknemers in vaste dienst ligt dit rond de 7%. De handreiking biedt ondersteuning aan werkgevers en werknemers in sectoren en branches die gebruik maken van flexwerkers en die een arbocatalogus hebben of willen maken. De handreiking besteedt specifiek aandacht aan de arbeidsomstandigheden van uitzendkrachten. Er wordt beschreven hoe sectoren/bedrijven ervoor kunnen zorgen dat uitzendkrachten en/of tijdelijke krachten onder goede en gelijkwaardige omstandigheden starten. Wat voor de vaste krachten binnen het bedrijf geldt, gaat ook op voor de uitzendkrachten die tijdelijk bij een bedrijf aan de slag gaan. Deze handreiking maakt duidelijk welke arbomaatregelen in de arbocatalogi opgenomen kunnen worden om invulling te geven aan de doelvoorschriften uit de Arbowet- en regelgeving. De handreiking geeft een beschrijving van de positie van de uitzendkracht en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden voor de werkgever (de inlener) en de uitzendonderneming. Daarna wordt er aandacht besteedt aan de voorlichting die moet worden gegeven voordat een uitzendkracht aan het werk gaat; inwerken, onderricht en begeleiding op de werkplek; leiding en toezicht op de werkplek; voorlichting over en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen; wat te doen als een uitzendkracht een ongeval overkomt. In de handreiking vindt men praktische tips, praktijkvoorbeelden, achtergrondinformatie en voorbeeldteksten die men kan opnemen in de arbocatalogus. Verder bevat de handreiking een compact overzicht van de rolverdeling tussen de inlener, uitzendonderneming en uitzendkracht, enkele Arbochecklists van STAF (algemeen en branchespecifiek) en relevante wet- en regelgeving. De handreiking kan men downloaden via de website www.arboflexbranche.nl. Bron: Stichting van de arbeid 2-04-2014

VAR: uitbreiding pilot zorgsector

Een bestaande pilot in de zorgsector gericht op zelfstandige zorgverleners die niet aan alle fiscale en socialeverzekeringsrechtelijke voorwaarden voor ondernemerschap voldoen, wordt ook opengesteld voor werkenden in de thuiszorg van wie vorig jaar de VAR-wuo werd herzien in een VAR-loon. De bewindslieden Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretarissen Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Wiebes van Financiën schrijven dit in een brief aan de Kamer naar aanleiding van Kamervragen.
Eind vorig jaar werd de VAR-wuo van circa 1.200 zelfstandigen (zzp’ers) in de thuiszorg herzien in een VAR-loon. Volgens de fiscus was in dit geval geen sprake van zelfstandig ondernemerschap. Naar aanleiding van Kamervragen over deze kwestie schrijven de bewindslieden dat het bestrijden van schijnzelfstandigheid een belangrijk uitgangspunt van het kabinetsbeleid is. Onderdeel hiervan is een effectieve handhaving op het onjuist gebruik van de Verklaring arbeidsrelaties (VAR). Volgens de bewindslieden komen in de zorg nog steeds zzp-constructies voor die niet aan de regelgeving voldoen en derhalve ongewenst zijn. De Belastingdienst zal hier op handhaven en heeft dit ook meerdere malen naar de sectoren gecommuniceerd. De bewindslieden benadrukken dat de opdrachtnemer er als aanvrager van een VAR verantwoordelijk voor dat de feiten en omstandigheden in overeenstemming zijn met de VAR. Wijzigingen daarin dienen ze te melden, zodat de VAR indien nodig kan worden herzien. Zo kan de opdrachtnemer blijven vertrouwen op de VAR. De Belastingdienst zal in alle sectoren, dus ook in de zorgsector, het gebruik van de VAR blijven toetsen aan de huidige wet- en regelgeving, de huidige beleidsregels daarover en aan de bestaande jurisprudentie. Van oudsher zijn zelfstandigen in de zorg werkzaam. Daarbij werd niet altijd aan de vereisten van de fiscale en sociaalverzekeringsrechtelijke regelgeving voldaan. Na eerdere pogingen om deze arbeidsrelaties met de regelgeving in overeenstemming te brengen via afspraken met de zorgbranche, is de wet- en regelgeving aangepast. Een zorgkantoor kon daardoor voor de thuiszorg niet alleen met zorginstellingen, maar ook met zelfstandige zorgverleners een contract aangaan voor het leveren van thuiszorg in natura. Om deze juridische mogelijkheid in de praktijk te testen is in 2011 samen met de Belastingdienst een pilot gestart. Hierbij constateerde de Belastingdienst dat er geen inhoudingsplicht is voor het zorgkantoor, met andere woorden: het zorgkantoor kan niet worden aangemerkt als de werkgever van de zorgverlener. Inmiddels doen ongeveer 750 (zelfstandige) zorgverleners aan de pilot mee. Het kabinet is zich ervan bewust dat er daarnaast nog andere zorgverleners zijn die zich ondernemer voelen, maar op grond van de feiten en omstandigheden geen ondernemer zijn, en toch zorg verlenen door te contracteren met een zorginstelling of –bemiddelaar. Om ook hen de gelegenheid te geven als zelfstandige zorgverlener te werken waarbij zij zowel aan de sectorale als aan de fiscale wet- en regelgeving voldoen, zal de bestaande pilot ook voor hen (en hun cliënten) worden opengesteld. Voorwaarde is wel dat ze kwalificeren als bevoegd zorgverlener en aan de eisen van zelfstandig ondernemerschap voldoen. Het uitbreiden van de pilot vergt wel een herschikking in het budgettaire kader en afstemming met de zorgkantoren. Zodra de uitbreiding van de pilot rond is zal de Belastingdienst actief zorgverleners van wie de VAR-Wuo eind 2013 is herzien in een VAR-loon op deze mogelijkheid wijzen. Bron: TK 2013-2014, 31 311, nr. 106

Regeldruk kleine ondernemers nauwelijks gedaald

Volgens Actal merken kleine ondernemers weinig van de vermindering van de regeldruk. Volgens de regelwaakhond is dit niet alleen hun beleving, maar ook feitelijk zo. Ondanks de ambitieuze doelstellingen van achtereenvolgende kabinetten hebben ondernemers de regeldruk in zeven jaar tijd met slechts 3% zien dalen.
Dit blijkt uit onderzoek uitgevoerd in opdracht van Actal. Het onderzoek richtte zich op een schildersbedrijf en een broodjeszaak. Beide staan symbool voor kleine ondernemers, aangezien veruit de meeste regeldruk afkomstig is uit generieke verplichtingen. Het onderzoek laat zien dat de regeldruk vooral groot is bij een bv. De ondernemer is dan vennootschapsbelastingplichtig en moet zijn jaarrekening bij de Kamer van Koophandel deponeren. Vooral voor micro-ondernemers met minder dan tien medewerkers drukken dit soort verplichtingen zwaar. Het is voor kleine ondernemers vervelend als zij wel voldoen aan de wet, maar een toezichthouder toch nog extra eisen stelt. Een praktijkvoorbeeld: een broodjeszaak heeft in een nieuwbouwpand geen sprinklerinstallatie geïnstalleerd, want dat was in zijn geval niet nodig. Na een brandveiligheidscontrole eist de toezichthouder dat hij dat alsnog doet. Naar aanleiding van dit onderzoek Actal doet de aanbeveling om nader te onderzoeken waarom de regeldruk zo weinig is afgenomen. Verder adviseert Actal met behulp van reeds bestaande mogelijkheden de regeldruk voor bedrijven te verminderen. Ook roept het onderzoek de vraag op of alle regeldrukverminderingen van de afgelopen jaren wel daadwerkelijk in de boeken van de kleine ondernemers terecht zijn gekomen? Een evaluatie kan hierover duidelijkheid bieden. Actal adviseert daarom om het onderwerp ‘regeldruk’ standaard op te nemen in de verplichte, periodieke beleidsevaluaties. Bron: Actal, 3-04-2014

Supermarkten: loonsverhoging bij uitblijven cao

Werkgevers in de supermarktbranche hebben collectief afgesproken om de oude cao te blijven toepassen. Blijft een akkoord over een nieuwe cao uit, dan zullen ze de lonen in januari volgend jaar opnieuw verhogen met 1,25%. In januari dit jaar werden de lonen ook al met 1,25% verhoogd.
De sector zit al sinds 1 april 2013 zonder een nieuwe cao. Deze cao kende nog een jaar nawerking tot 1 april 2014. De werkgevers laten nu weten dat ze ook nu de nawerking is verlopen de oude cao zullen blijven toepassen. In een mededeling aan de werknemers stellen de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen en het Vakcentrum Levensmiddelen duidelijkheid over arbeidsvoorwaarden belangrijk te vinden. Benadrukt wordt dat alle werkgevers in de supermarktbranche gezamenlijk hebben besloten de cao te blijven toepassen voor medewerkers die in dienst zijn en voor nieuwe medewerkers. Met deze stap willen de werkgevers voorkomen dat er afgeweken gaat worden van de afspraken zoals die nu gelden in de branche. De werkgevers hebben de vakbonden laten weten dat ze hun looneis, mede gelet op het behoud van werkgelegenheid, te hoog is. De werkgevers geven aan dat het van belang is om het overleg te hervatten. Behalve over loon moeten er namelijk ook nieuwe afspraken worden gemaakt over andere zaken, zoals de pensioenregeling en regelingen die daarmee verband houden. Deze moeten worden aangepast aan de nieuwe wettelijke eisen. De werkgevers zeggen de werknemers toe dat mocht er geen nieuwe cao tot stand komen dat zij de lonen per 1 januari 2015 zullen verhogen met 1,25%. Bron: Vakcentrum, 7-04-2014

Een te ruime km-vergoeding is belast

Een kilometervergoeding is een vergoeding voor kosten van vervoer die niet is vrijgesteld van loonheffing. Het bovenmatige deel van de vergoeding is dan ook belast.
Een accountmanager werkt sinds 2011 vanuit huis en bezoekt de klanten van zijn werkgever met een eigen auto. Op basis van de arbeidsovereenkomst is de accountmanager verplicht om in een representatieve auto te rijden. Om een dergelijke auto te kunnen aanschaffen heeft hij een lening van zijn werkgever gekregen. Uit de leningovereenkomst valt af te leiden dat de werkgever eigenaar van de auto is totdat de lening is afbetaald. Voor iedere zakelijk gereden kilometer ontvangt hij een vergoeding van € 0,38 in plaats van de fiscaal vrijgestelde vergoeding van € 0,19. Maandelijks ontvangt hij van zijn werkgever een voorschot van € 1.100 op de te ontvangen kilometer vergoeding. Afrekening vindt plaats op basis van een kilometerregistratie. In 2011 heeft de accountmanager 46.020 zakelijke kilometers en 6.446 privékilometers gereden. De voor zakelijke kilometers gedeclareerde brutovergoeding van € 17.234,49 is voor € 8.490,69 belast. De accountmanager is het er niet mee eens dat de vergoeding tot het loon wordt gerekend. Hij vindt dat er geen sprake is van vervoerskosten zoals bedoeld in de wet, maar dat het om beroepskosten gaat die vrij vergoed kunnen worden. De rechtbank en vervolgens het hof zijn het hier niet mee eens. De vergoeding vormt een vergoeding ter zake van vervoer en behoort daarom tot het loon. Omdat de kosten als vervoerskosten kunnen worden aangemerkt, komt men niet meer toe aan de beoordeling of sprake is van beroepskosten die voor een vrije vergoeding in aanmerking komen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de auto volgens de accountmanager in zijn situatie vergeleken moet worden met een auto die door de werkgever ter beschikking is gesteld en voor minder dan 500 kilometer privé wordt gebruikt, slaagt niet. Ook de door de accountmanager naar voren gebrachte interpretatie van het Handboek Loonheffing, dat sprake is van een ter beschikking gestelde auto, helpt hem niet. (03-04-2014) Hof Amsterdam 27-03-2014

© lArcade 2024