Inloggen

Archief

€ 32 miljoen voor innovatie en samenwerking

Voor de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) is in 2014 € 32 miljoen beschikbaar. Dat is ruim 50% meer dan vorig jaar. Toen deden 1.700 ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf een beroep op de MIT-regeling met een totaal budget van € 20 miljoen.
Nieuw dit jaar is dat ook provincies bijdragen aan de regeling . De provincies Noord-Brabant en Limburg zullen ieder € 1 miljoen beschikbaar stellen. Hiermee willen ze mkb-bedrijven in hun provincies ondersteunen. Met hun MIT-bijdrage willen ze de strategische topsectoren in hun provincie versterken. In Noord-Brabant betreft dat High Tech Systemen en in de provincie Limburg Agri&Food en Tuinbouw. De MIT-regeling van het ministerie van Economische Zaken ondersteunt mkb-ondernemers bij innovatieve activiteiten. In het kader van de regeling kunnen zij subsidies aanvragen voor onder andere kennisvouchers, haalbaarheidsstudies en R&D samenwerkingsprojecten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de MKB Innovatiestimulering Topsectoren uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en de provincies Noord-Brabant en Limburg. Ondernemers kunnen vanaf 15 april gebruik maken van de regeling. Bron: RVO, 17-03-2014

Huisartsenzorg: loon in ruil voor afbouw toeslagen

De cao-partijen bij de cao Huisartsenzorg zijn tot een principeakkoord gekomen voor een nieuwe cao. De cao met een looptijd van 15 maanden (tot en met eind februari 2015) ken een loonsverhoging, maar daartegenover staat een afbouw van de toeslagen voor werken buiten gebruikelijke werktijden.
Met terugwerkende kracht per 1 januari van dit jaar krijgen de werknemers een loonsverhoging van 1%. Daarnaast krijgen de werknemers in de dagpraktijk een eenmalige uitkering van 0,5% over het jaarsalaris 2014. Dit ter compensatie van het wijzigen van de vergoedingen werkzaamheden buiten gebruikelijke tijden. Deze eenmalige uitkering zal gelijktijdig met de eindejaarsuitkering worden uitbetaald. De eindejaarsuitkering wordt met ingang van 2014 met 1% verhoogd en komt daarmee op 6%. Gesneden wordt er in de vergoedingen voor werkzaamheden buiten de gebruikelijke werktijden voor dagpraktijken. Op werkdagen vervalt met ingang van 1 juli van dit jaar de vergoeding voor werkzaamheden tussen 18.00 en 20.00 uur. Voor werkzaamheden na 20.00 uur wordt de toeslag verlaagd naar 30%. Ook ontvangen de werknemers geen vergoeding meer voor scholingsuren buiten de reguliere werktijden. Voor werknemers die op 30 juni al in dienst waren geldt overigens een overgangsregeling voor de werkzaamheden op werkdagen verricht tussen 18.00 uur en 20.00 uur. Die toeslag zal in drie jaar worden afgebouwd van 30% in 2014 naar 0% in 2017. Bron: CNV Publieke Zaak, 2-04-2014

Loonbelastingschuld kan meetellen bij bepalen draagkracht

Op grond van artikel 5.46 Awb kan een boete gematigd worden als deze vanwege bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld de draagkracht van de overtreder, te hoog is. Volgens de Hoge Raad mag bij het bepalen van die draagkracht ook rekening worden gehouden met de verplichting om naheffingsaanslagen loonbelasting te voldoen.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek is over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 aan de bv een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd. Vanwege het ingestelde strafrechtelijk onderzoek is over dit tijdvak geen bestuurlijke boete opgelegd. De in beslag genomen administratie bevat ook gegevens met betrekking tot de jaren 2003 tot en met 2005. De inspecteur heeft deze gegevens onderworpen aan een afzonderlijk administratief onderzoek. Ook voor die jaren worden naheffingsaanslagen opgelegd en een vergrijpboete van 50%, omdat volgens de inspecteur willens en wetens onjuiste aangiften zijn gedaan. Bij uitspraak op bezwaar is die boete wegens overschrijding van de redelijke termijn gematigd. De rechtbank heeft de boete in verband met overschrijding van de redelijke termijn verder gematigd. Voor het jaar 2006 is het bedrijf strafrechtelijk vervolgd wat geresulteerd heeft in een boete van € 50.000. Voor het Hof Arnhem bepleit de bv nog verdere matiging van de boete in het kader van een passende straftoemeting. Onder verwijzing naar haar negatieve eigen vermogen en de omstandigheid dat de bedrijfsactiviteiten sinds 2007 zijn beëindigd, beschikt zij niet over de financiële middelen om de boete te betalen. Het hof heeft geoordeeld dat het negatieve vermogen van het bedrijf eind 2006 volledig wordt veroorzaakt door het passiveren van de bedragen die zij moet betalen op grond van de naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2003 tot en met 2006. Bij ontbreken van een nadere toelichting ziet het hof in die omstandigheid geen aanleiding om in het kader van de straftoemeting rekening te houden met de slechte financiële positie. De Hoge Raad overweegt dat zowel ter beoordeling van de mate van verwijtbaarheid als ter beoordeling van de mate waarin een boete de betrokkene treft, de financiële omstandigheden van belang kunnen zijn. In de memorie van toelichting bij artikel 5:46 van de Awb is vermeld dat een bestuursorgaan zich zeker bij hogere boeten ervan moet vergewissen dat de boete, mede gelet op de draagkracht van de overtreder, geen onevenredige gevolgen heeft (TK 2003-2004, 29 702, nr. 3, blz. 142). Indien een bestuursorgaan een bestuurlijke boete oplegt en daarbij rekening houdt met de draagkracht, moet het daarbij acht slaan op de financiële positie van de overtreder ten tijde van het besluit tot het opleggen van de boete. Ook de rechter moet bij een oordeel over de boete rekening houden met de omstandigheden van de betrokkene op dat moment, waaronder de draagkracht. Volgens de Hoge Raad heeft Hof Arnhem zijn oordeel dat geen rekening moet worden gehouden met de negatieve vermogenspositie van het bedrijf enkel doen steunen op de omstandigheid dat die negatieve positie volledig werd veroorzaakt door de verplichting tot betaling van de naheffingsaanslagen. Dat is volgens de Hoge Raad echter onvoldoende grond om de slechte financiële positie van het bedrijf bij de bepaling van de hoogte van de boete buiten beschouwing te laten. Ook is het hof uitgegaan van de vermogenspositie aan het einde van het jaar 2006. De Hoge Raad oordeelt dat het standpunt van het hof niet in stand kan blijven en verwijst het geding naar Hof Den Bosch. Met het oog op de verdere behandeling merkt de Hoge Raad nog op dat eerder in het geding de inspecteur het standpunt had ingenomen dat het zakelijke karakter van loonbelastingschulden er als regel aan in de weg staat om een boete wegens het niet (tijdig) afdragen van deze belasting te matigen op grond van de financiële positie van de inhoudingsplichtige. De Hoge Raad verwerpt dit standpunt nadrukkelijk. De financiële positie van een inhoudingsplichtige wordt mede bepaald door diens verplichting loonbelastingschulden te betalen. Het karakter van deze schulden vormt geen goede grond om dit element van zijn draagkracht buiten beschouwing te laten bij de bepaling van de proportionaliteit van een boete. Bron: HR 28-03-2014

Behandeling wetsvoorstel minimumloon bij ovo aangehouden

De Eerste Kamer heeft op 1 april voor de derde keer besloten de behandeling van het wetsvoorstel over de Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht (ovo) aan te houden. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had verzocht het wetsvoorstel pas in stemming te brengen als de Wet aanpak schijnconstructies wordt behandeld.
De plenaire behandeling van het wetsvoorstel vond aanvankelijk plaats op 18 februari 2014. De voor 4 maart 2014 voorziene stemming over het voorstel is echter op verzoek (EK 33.623, F ) van de minister uitgesteld. Op dinsdag 18 maart 2014 zou op verzoek van de SP-fractie een heropening van de plenaire beraadslaging plaatsvinden, gevolgd door de stemming over het wetsvoorstel. De minister heeft op 18 maart de Eerste Kamer met een brief (EK 33.623, G ) geïnformeerd over een aantal zaken die tijdens de plenaire behandeling op 18 februari 2014 aan de orde zijn geweest. De Kamer besloot hierop de heropening van de beraadslaging en de stemming van de agenda af te voeren en te verplaatsen naar 1 april 2014. Minister Asscher gaf aan dat hij eerder uitstel van behandeling heeft verzocht omdat hij hecht aan brede steun voor het wetsvoorstel. Om te waarborgen dat iedereen van een bepaald minimum is verzekerd beoogt de minister schijnconstructies te bestrijden. Na geconstateerd te hebben dat de eerder geuite bezwaren nog steeds in de Kamer leven, verzocht hij het wetsvoorstel pas in stemming te brengen als de Wet aanpak schijnconstructies wordt behandeld. De Eerste Kamer besloot hierop de behandeling van het wetsvoorstel wederom aan te houden. Bron: Eerste Kamer 1-04-2014; EK 2013-2014, 33 623, F en G

Ongebruikelijke terbeschikkingstelling

Ouders die de onderneming van hun kind financieel ondersteunen, kunnen de bedragen die zij hebben kwijtgescholden als ongebruikelijke terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen in mindering brengen in hun aangifte IB. Die kwijtschelding was noodzakelijk om kapitaal van de bank te krijgen.
In 2003 start een zoon vanuit zijn ouderlijk huis met een eenmanszaak. In 2009 wordt een bv opgericht uit een samenwerkingsverband tussen een adviesbureau en de eenmanszaak. De ouders van de ondernemer hebben in de jaren 2003 tot en met 2011 in rekening-courant gelden verstrekt aan de onderneming van hun zoon, omdat hij over onvoldoende kapitaal beschikte en banken de onderneming niet wilden financieren. Hiervoor hebben de ouders hun spaargeld gebruikt en een persoonlijke lening afgesloten. Voor de geldverstrekkingen zijn geen overeenkomsten opgesteld. Omdat de onderneming verlies lijdt, is de samenwerking met het adviesbureau aangegaan. Om kapitaal van de bank te krijgen wordt door de bank en het adviesbureau de eis gesteld dat de ouders de rekening-courantverhouding met hun zoon afbouwen door middel van schenkingen. Terugbetaling door de zoon is niet haalbaar. De ouders en hun zoon hebben daarom in een overeenkomst van 17 maart 2009 vastgelegd dat de ouders per 31 december 2008 een bedrag van € 25.859 aan hun zoon schenken en per 11 maart 2009 een bedrag van € 44.141. Met deze bedragen wordt de bestaande rekening-courantschuld tussen de ouders en hun zoon verrekend. Voor deze schenkingen is aangifte schenkingsrecht gedaan. In de IB-aangifte 2009 hebben de ouders een bedrag van € 46.984 aangemerkt als verlies op beleggingen in durfkapitaal. De inspecteur heeft de aangifte op dit punt gecorrigeerd. Voor de rechtbank staat niet ter discussie dat er geen sprake is van durfkapitaal. Volgens de inspecteur kunnen de schenkingen echter niet worden aangemerkt als vermogensbestanddelen, die ter beschikking zijn gesteld aan een verbonden persoon, die de vermogensbestanddelen gebruikt om daar belastbare winst uit onderneming mee te behalen. Volgens de inspecteur zijn de geldverstrekkingen als schenkingen verwerkt in de administratie van de onderneming van de zoon en zijn aangiften schenkingsrecht gedaan. Het was niet de bedoeling dat de bedragen werden terugbetaald. Volgens de vader is het echter altijd de bedoeling geweest dat de bedragen zouden worden terugbetaald, zodra de onderneming van zijn zoon beter ging lopen. De rechtbank acht het aannemelijker, dat de verstrekkingen zijn gedaan met de bedoeling om een lening te verstrekken. Vanwege de familieverhoudingen zijn er geen overeenkomsten opgemaakt met terugbetaalverplichtingen en rentevergoedingen. Ook acht de rechtbank het aannemelijk dat de kwijtscheldingen niet zouden hebben plaatsgevonden als de bank dit niet als voorwaarde had gesteld voor de financiering van het samenwerkingsverband. De geldverstrekkingen kunnen dan ook als leningen worden aangemerkt. Volgens de rechtbank heeft de vader aannemelijk gemaakt, dat sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De ouders hebben hun zoon financieel gesteund toen hij geen lening kon krijgen bij een bank. Het was echter onzeker of het geld zou worden terugbetaald. De rechtbank vindt dat er geen sprake is van gebruikelijke transacties en dat de financiële ondersteuning van de ouders kan worden aangemerkt als een ongebruikelijk terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen. Omdat de terbeschikkingstelling in het algemeen ongebruikelijk is, kan het antwoord op de vraag of de overeenkomst maatschappelijk gebruikelijk is in de gegeven familierelatie in het midden blijven. De ouders kunnen de als schenking aangemerkte bedragen in mindering brengen in de aangifte. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 27-02-2014

© lArcade 2024