Inloggen

Archief

Weer meer leegstand winkelruimte

De leegstand van winkels is vorig jaar opgelopen van 6,9% naar 7,5%. Dat is de achtste stijging op rij en de grootste ooit, meldt onderzoeksbureau Locatus. Op 1 januari stonden er 16.775 panden leeg.
Begin vorig jaar betrof de leegstand 15.317 panden. Van die panden heeft 13% een andere bestemming gekregen. In 26% van de leegstaande panden kwam vorig jaar een nieuwe winke. Circa 60% staat echter na een jaar nog altijd leeg. Daarnaast zijn er in de loop van het jaar weer nieuwe leegstaande panden bijgekomen. Volgens Locatus deed de sterkste stijging in de leegstand zich voor op de grootschalige locaties en in de centra van de middelgrote steden. De onderzoekers wijten dit aan het veranderende winkelgedrag, waardoor de concurrentie tussen de echte topsteden en kleinere centra in hun omgeving meer en meer gewonnen wordt door de topsteden. Bron: Detailhandel Nederland, 2-02-2015

Welk pensioen voor een flexibele en mobiele arbeidsmarkt?

De schoonmaakbranche, horeca, detailhandel en de uitzendbranche kennen veel flexibele en mobiele werknemers en kennen veel arbeidsmobiliteit. De werkgeversorganisaties in deze sectoren (OSB, KHN, RND, ABU en NBBU) vroegen zich of de huidige pensioenregelingen nog wel passen bij een flexibele en mobiele arbeidsmarkt. Om dit te onderzoeken hebben ze De Argumentenfabriek onderzoek laten doen naar de verschillende alternatieven.
Een adequaat pensioen opbouwen tegen beheersbare uitvoeringskosten wordt bij een hoge arbeidsmobiliteit binnen en tussen branches (zoals horeca, uitzendsector, schoonmaak en detailhandel) steeds lastiger. De vier sectoren worden gekenmerkt door een hoge mate van arbeidsmarktdynamiek en tellen ruim twee miljoen werkenden: veel werknemers met korte, kleine contracten, veel wisselingen daartussen en met een beperkt inkomen. De pensioenfondsen in deze sectoren tellen 3,4 miljoen deelnemers van wie driekwart(!) geen pensioen meer opbouwt (‘slapers’). Deelnemers die het pensioen in één keer laten uitkeren, betalen daarover veel belasting. De opgebouwde pensioenen zijn dus relatief laag, waardoor de uitvoeringskosten relatief hoog zijn. In het onderzoek zijn de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven voor deze groeiende groep werknemers geïnventariseerd. Tijdens meerdere denksessies met vertegenwoordigers uit de sectoren, pensioenexperts en werknemers, zijn hoofdkeuzes gemaakt en de argumenten voor en tegen op een rij gezet. Keuzes als: moet je mensen dwingen pensioen op te bouwen of kun je ook het loon verhogen? Als je uitgaat van gedwongen vermogensopbouw, moet dat dan individueel of collectief worden geregeld? En is één nationaal fonds dan beter dan de huidige sectorindeling? En als je kiest voor een individuele pot, is er dan een vastgesteld doel of is er keuze voor een alternatief doel (zoals hypotheek of opleiding)? Bij alle hoofdkeuzes hebben de betrokkenen uit de sectoren argumenten geformuleerd die door De Argumentenfabriek overzichtelijk zijn gerangschikt op Argumentenkaarten. De Argumentenfabriek trekt geen conclusies, maar brengt de keuzemogelijkheden in kaart en beargumenteert deze. De objectieve bundeling van argumenten voor en tegen is een goede basis om verder te praten met eigen achterbannen, besturen van pensioenfondsen en vakbonden. Daarnaast kan de positie van de groep flexibele werknemers met de Argumentenkaarten ook worden meegenomen in de landelijke discussie over pensioenherzieningen. Bron: ABU 13-02-2015

Laag tarief voor actieve bedrijfsuitjes

Volgens Rechtbank Noord-Nederland vallen bedrijfsuitjes in de vorm van buitenactiviteiten waarvoor een sportaccommodatie – bijvoorbeeld een (mobiele) kleedruimte – beschikbaar is gesteld onder het verlaagde btw-tarief. Ontbreekt die accommodatie, dan is het normale tarief van toepassing.
Een activiteiten- en evenementenbureau organiseert buitenactiviteiten voor particulieren en voor de zakelijke markt. Zij verzorgt onder meer bedrijfsuitjes, teambuildingsuitjes, zakelijke evenementen en schoolreisjes op zee, op het strand en in de duinen. Voor de evenementen wordt het hoge btw-tarief in rekening gebracht. Het bureau is echter van mening dat de buitenactiviteiten kunnen worden aangemerkt als sportbeoefening en maakt bezwaar tegen haar aangifte btw. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het verlaagde tarief van toepassing is als de dienstverlening bestaat uit het gelegenheid bieden een sport te beoefenen onder terbeschikkingstelling van een accommodatie. Voor de activiteiten die op het strand of aan zee plaatsvinden, zoals beach golf, - volleybal, - voetbal, -rugby, coast raften en branding kanoën, maakt het bureau gebruik van een verplaatsbare mobiele omkleedunit en een aan het strand gelegen strandpaviljoen. Voor de activiteiten in de duinen (boogschieten) is ook de mobiele omkleedunit beschikbaar. Voor het mountainbiken, trailrunning en bootcamp in duinen en bossen kan gebruik worden gemaakt van het kantoor van het bureau. Voor het kanoën op zee, waarmee in de haven wordt gestart, is geen accommodatie beschikbaar. Volgens de rechtbank is het voldoende als het bureau accommodatie ter beschikking kan stellen aan de deelnemers met het oog op het zich gereed maken voor het beoefenen van de sport en/of het beëindigen daarvan. Ten aanzien van de activiteiten die op het strand, aan zee, in de duinen en bossen plaatsvinden vindt de rechtbank dan ook dat sprake is van het ter beschikking stellen van sportaccommodatie. Het gaat om activiteiten die volgens het normale spraakgebruik als sportbeoefening kunnen worden aangemerkt én er wordt gebruik gemaakt van een sportaccommodatie (de mobiele kleedruimte/strandpaviljoen/kantoor). Daarom vallen deze activiteiten onder het verlaagde tarief. Dit geldt echter niet voor het kanoën op zee. Voor het kanoën wordt namelijk geen gebruik wordt gemaakt van een sportaccommodatie, zodat deze activiteit onder het hoge tarief valt. Bron: Rb. Noord-Nederland 02-12-2014

Geen belastingvoordeel voor buitenlandse landgoederen en monumenten

Beschikt u over een landgoed of monument in het buitenland, dan kunt hiervoor vaak geen gebruik maken van de Nederlandse fiscale faciliteiten voor landgoederen en monumentenpanden. Het Europese Hof van Justitie heeft dit onlangs bevestigd in twee arresten.
In een arrest ging het om een in Groot-Brittannië gelegen landgoed. De in Nederland woonachtige eigenares wilde het schenken aan haar zoon. Zou het landgoed in Nederland hebben gelegen dan zou de schenking geheel of gedeeltelijk van belasting zijn vrijgesteld, op voorwaarde dat het een landgoed is in de zin van de Natuurschoonwet. Nu het landgoed in het Verenigd Koninkrijk ligt, is de schenking niet vrijgesteld. Volgens het Europese Hof is de beperking van deze vrijstelling in strijd met het vrije verkeer van kapitaal, maar hiervoor is wel een rechtvaardiging: de bescherming van cultuurhistorisch erfgoed. Het tweede arrest had betrekking op de aftrek van onderhouds- en afschrijvingskosten in de inkomstenbelasting voor in Nederland gelegen historische monumenten. Een belastingplichtige met een kasteeltje in België kon de onderhoudskosten voor zijn optrekje niet in de Nederlandse inkomstenbelasting in aftrek brengen. Ook hier komt het Europese Hof tot de conclusie dat voor deze beperking een rechtvaardiging bestaat voor zover het doel bescherming van cultuurhistorisch erfgoed van Nederland is. In beide gevallen biedt het Hof van Justitie wel een klein lichtpuntje: is er in geval van het buitenlandse landgoed of monument toch een relatie met Nederlands cultuurhistorisch erfgoed, dan zouden ze volgens het Hof van Justitie niet van de Nederlandse fiscale faciliteiten mogen worden uitgesloten. Bron: EU HvJ 18-12-2014

Vergeet niet de milieu-investeringsaftrek, maar voldoe aan de eisen

Ondernemers kunnen met de milieu-investeringsaftrek fiscaal voordeling investeren in milieuvriendelijke technieken. Van belang is wel dat men goed aan de eisen voldoet. Een kleine afwijking kan er toe leiden dat de gehele milieu-investeringsaftrek wordt afgewezen
Een ondernemer, exploitant van een hotel-restaurant, heeft in 2010 geïnvesteerd in een verbouwing van het restaurant en de keuken van het hotel-restaurant. Daarbij is voor een investering van € 1.000.000 milieu-investeringsaftrek (code B 1004) geclaimd. Volgens de omschrijving van de code moet het dan gaan om een investering bestemd voor het verlenen van milieuvriendelijke diensten in een nieuw gebouw. Eén van de eisen waaraan voldaan moet worden is dat in het ontwerp uitsluitend duurzaam geproduceerd hout wordt toegepast. Deze milieu-investeringsaftrek wordt echter door de inspecteur geweigerd. Volgens de rechtbank was dit terecht. Uit de door de ondernemer overgelegde facturen blijkt namelijk dat in het ontwerp niet uitsluitend duurzaam geproduceerd hout was verwerkt. Daardoor voldoet de investering niet aan de eisen van de Milieulijst 2010. Uit de facturen blijkt dat het om een bedrag van € 7.940 aan niet-gecertificeerd hout gaat. De ondernemer heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat in werkelijkheid minder niet-gecertificeerd hout is gebruikt. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk of in strijd met de bedoeling van de wetgever om de aanvraag om milieu-investeringsaftrek in dit geval volledig af te wijzen. Dat het hierbij slechts gaat om een klein bedrag in verhouding tot de gehele investering, doet daar niet aan af. Bron: Rb. Den Haag 6-11-2014

© lArcade 2024