Inloggen

Archief

Geen volledig digitale ontslagprocedure UWV

Met extra fte’s en een beperkte digitalisering wil minister Asscher de ontslagprocedure via het UWV versnellen. Een eerder project om een volledig digitale ontslagprocedure te realiseren is stopgezet, vanwege een wanprestatie van de leverancier en oplopende kosten.
In het sociaal akkoord van april 2013 was afgesproken dat de ontslagprocedure via het UWV zou worden versneld. Voor het realiseren van deze versnelling is destijds gekozen voor een volledig digitaal uitvoeringsproces, ook omdat dit aansluit bij de ambities van het kabinet. Voor dit project was het UWV in zee gegaan met een leverancier waar al langer mee werd samengewerkt. Met instemming van het ministerie was hier geen aanbesteding aan vooraf gegaan, om het tempo erin te houden. In het zogenoemde Herfstakkoord was namelijk afgesproken de inwerkingtreding van de wijziging van het ontslagrecht met een half jaar te vervroegen. Inmiddels heeft UWV de leverancier wegens het niet tijdig opleveren in gebreke gesteld en op 9 januari het contract ontbonden. Tijdens de ontwikkelfase werd duidelijk dat de incidentele kosten veel hoger zouden uitvallen (€35 - € 45 miljoen) dan geraamd (€ 9,6 miljoen). Ook de structurele (onderhouds-) kosten van het ICT-systeem zouden een veelvoud bedragen van de geraamde € 0,6 miljoen. Tot dusver is er al voor € 20,3 miljoen aan kosten gemaakt voor het project. Om toch te komen tot een versnelling van de ontslagprocedure zal er nu extra personeel worden ingezet (30 fte) en een beperkte vorm van digitalisering. De beperkte digitalisering zal bestaan uit een zogenoemd gestructureerd aanvraagformulier dat de werkgever kan downloaden, invullen en vervolgens met de voor de aanvraag noodzakelijke documenten kan uploaden en digitaal versturen naar UWV. Vanaf dat moment verloopt het verkeer tussen UWV en werkgever respectievelijk werknemer(s) via de bestaande – niet digitale – weg. De kosten van deze beperkte digitalisering zijn beperkt: eenmalig € 2 miljoen en geen aanvullende onderhoudskosten. Bron: Min SZW 20-02-2015

Kentekenregister niet bepalend

Volgens de Hoge Raad mag de inspecteur voor een goede vervulling van de hem door de wet opgedragen taak voorbijgaan aan een in het kentekenregister opgenomen onjuist authentiek gegeven.
Het ging in dit geval om een onjuiste opname van de datum van eerste tenaamstelling in het kentekenregister. Hierdoor vroeg de eigenaar, een handelaar in gebruikte auto’s, bij export van een auto meer BPM terug dan waar hij eigenlijk recht op had. De inspecteur weigerde dan ook de gevraagde teruggave. De zaak was als volgt. Een auto wordt in Duitsland voor het eerst te naam gesteld op 23 juni 2005. In 2009 wordt deze auto door een particulier naar Nederland gehaald. Voor de berekening van de hoogte van de originele BPM gaat de particulier terecht uit van de datum eerste tenaamstelling, 23 juni 2005. Als datum eerste tenaamstelling wordt door het RDW echter per ongeluk 9 juli 2009 in het kentekenregister ingevoerd. Dezelfde datum komt op het kentekenbewijs te staan. De particulier ruilt de auto een jaar later vervolgens in bij de handelaar die hem naar Frankrijk exporteert. Bij export krijgt de handelaar de rest-BPM terug. Dit is de originele BPM minus een afschrijving. Hoe jonger de auto, hoe minder afschrijving en dus: hoe hoger de BPM-teruggaaf. De handelaar houdt bij zijn teruggaafberekening rekening met een afschrijving vanaf 9 juli 2009, de datum in het kentekenregister, terwijl de inspecteur uitgaat van de veel langere afschrijvingsperiode vanaf de echte datum eerste tenaamstelling: 23 juni 2005. Hof Den Bosch vindt dat de inspecteur is gebonden aan de onjuiste gegevens die in het kentekenregister zijn vermeld. Doordat de inspecteur de onjuistheid van de gegevens niet aan het RDW had gemeld, moet hij van die onjuiste gegevens uitgaan. De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd. Volgens ons hoogste rechtscollege blijkt uit de wetsgeschiedenis dat een overheidsorgaan geen gebruik hoeft te maken van een in het kentekenregister opgenomen authentiek gegeven indien een goede vervulling van de publieke taak van het overheidsorgaan daardoor wordt belet. Ook al moet de inspecteur, als hij op onjuiste registraties in het kentekenregister van authentieke gegevens stuit, dit melden aan het RDW. Bron: HR 30-01-2015

Subsidie voor schonere bestelauto’s

De overheid steekt € 4 miljoen in een subsidie voor de vervanging van vervuilende bestelauto’s door schonere exemplaren. Dit maakte staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu onlangs bekend tijdens een werkbezoek aan Rotterdam. Staatssecretaris Mansveld maakte bij haar bezoek bekend dat zij de havenstad met € 1,3 miljoen gaat ondersteunen bij het verbeteren van de luchtkwaliteit. Het geld gaat naar schone stadsbussen die op waterstof rijden, en naar hybride bussen.
De staatssecretaris kondigde ook een landelijke subsidieregeling aan voor ondernemers in en bij steden die een milieuzone hebben ingesteld of gaan invoeren. Veel ondernemers in zulke milieuzones kunnen al gebruik maken van zo’n regeling. Afhankelijk van hoe schoon de nieuwe bestelauto is, kunnen ondernemers aanspraak maken op een bedrag tussen € 500 en € 2200. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) steekt € 4 miljoen euro in de landelijke regeling om ondernemers met oude bestelauto’s te stimuleren een schonere nieuwe of gebruikte variant te kopen. Bron: Min I&M, 9-02-2015

Forensenbelasting en eigen gebruik

De Hoge Raad heeft het nog maar eens bevestigd: als de eigenaar van een vakantiewoning met een verhuurbemiddelaar een contract sluit dat hij de vakantiewoning niet meer dan negentig dagen in een jaar mag gebruiken, dan heeft de vakantiewoning niet meer dan die negentig dagen aan de eigenaar ter beschikking gestaan. Ook niet als de woning in de rest van het jaar niet verhuurd is geweest. De eigenaar is dan ook geen forensenbelasting verschuldigd.
Een eigenaar van een vakantiewoning op Ameland ontvangt van de gemeente een voorlopige aanslag forensenbelasting 2011. De eigenaar heeft niet zijn hoofdverblijf op Ameland. De vakantiewoning wordt voor korte periodes verhuurd. In september 2004 wordt een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met een verhuurder. In november 2010 wordt die overeenkomst aangevuld. Volgens de bemiddelingsovereenkomst heeft de verhuurder het exclusieve recht om op naam van de verhuurder en voor rekening en risico van de eigenaar de vakantiewoning te verhuren. Ieder gebruik van de vakantiewoning, zowel door de eigenaar als door anderen, moet tijdig aan de verhuurder worden opgegeven. De eigenaar mag de vakantiewoning per kalenderjaar voor een periode van maximaal negentig dagen voor eigen gebruik terughuren. Dit moet hij voor 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar doorgeven aan de verhuurder. In aanvulling op de bemiddelingsovereenkomst is vastgelegd dat het eigen gebruik nadrukkelijk is gemaximeerd op negentig dagen per kalenderjaar. De gemeente Ameland is van mening dat de eigenaar in 2011 op meer dan negentig dagen van het belastingjaar over de vakantiewoning kan beschikken en legt daarom een voorlopige aanslag forensenbelasting op. De gemeente stelt uiteindelijk cassatie in bij de Hoge Raad. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 1995 volgt dat moet worden aangenomen dat een gemeubileerde woning, die weliswaar bestemd is voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, door de eigenaar voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. Volgens het hof blijkt uit de aanvulling op de bemiddelingsovereenkomst dat de eigenaar de vakantiewoning in 2011 niet meer dan negentig dagen ter beschikking kon hebben voor eigen gebruik. Vaststaat dat de woning daadwerkelijk niet meer dan negentig dagen is gebruikt door de eigenaar. Daar de rechten van verhuur aan een derde zijn toegekend, zoals aangegeven in het arrest van de Hoge Raad, stond de vakantiewoning de eigenaar voor niet meer dan negentig dagen ter beschikking. De omstandigheid dat de woning, in delen van het jaar waarin eigenaar haar niet zelf heeft gebruikt noch voor eigen gebruik heeft gereserveerd, niet steeds is verhuurd, maakt dit volgens het hof niet anders, evenmin als de omstandigheid dat eigenaar bij het reserveren voor eigen gebruik van de woning in de loop van het jaar kon kiezen uit alle dagen waarop de woning nog niet was verhuurd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd. Bron: HR 06-02-2015

Vanaf 2016 andere uitvoering premiekortingen

Om de verzilveringsproblematiek voor het MKB aan te pakken wil het kabinet volgend jaar een andere aanpak van de premiekortingen, buiten de loonaangifte om. Nu kunnen kleine ondernemers vaak niet de gehele premiekorting voor het in dienst nemen van werkloze jongeren, ouderen en arbeidsgehandicapten verzilveren, omdat de af te dragen premie vaak lager is dan de premiekorting waar men recht op heeft.
Een werkgever die een werkloze jongere, oudere of een arbeidsgehandicapte in dienst neemt komt – als aan de voorwaarden wordt voldaan – in aanmerking voor een premiekorting. Deze korting bedraagt maximaal € 3.500 per jaar in geval van werkloze jongeren en maximaal € 7.000 in geval van het in dienst nemen van werkloze ouderen of arbeidsgehandicapten. Daar bij kleine werkgevers de maximaal af te dragen premie per jaar vaak minder is dan de maximale premiekorting hebben zij vaak geen recht heeft op het volledige bedrag. In een brief aan de Tweede Kamer kondigt minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarom een aanpassing in de uitvoering van de regeling aan die ervoor moet zorgen dat kleine en grote werkgevers in gelijke mate van de regeling gebruik kunnen maken. De aanpassing houdt in dat werkgevers niet meer maandelijks in hun aangifte de premiekorting verrekenen, maar het gehele bedrag in één keer van de Belastingdienst na afloop van het jaar ontvangen. Kleine werkgevers kunnen op deze manier optimaal profiteren van het financiële voordeel. Ook is de kans op fraude kleiner, omdat gebruik wordt gemaakt van gegevens uit de loonaangiftes van het voorgaande jaar. De administratieve lasten voor werkgevers verminderen, doordat werkgevers niet langer zelf verantwoordelijk zijn voor de berekening en verrekening via de loonaangifte. Wel zal, om de aanpassing zonder extra kosten door te voeren, het bedrag van het totale financiële voordeel per werknemer naar beneden moeten worden bijgesteld. Het streven is deze aanpassing per 1 januari 2016 in te voeren. Bron: Min SZW 6-02-2015

© lArcade 2024