Inloggen

Archief

Nieuwe cao’s hebben langere looptijd

Cao-onderhandelaars kiezen steeds vaker voor zekerheid en voor rust. Als gevolg daarvan zijn de looptijden van nieuw afgesloten cao’s het afgelopen jaar sterk opgelopen. Was in de periode vóór 2014 een eenjarige cao de norm, nu komt een tweejarig contract het vaakst voor.
In november kwamen twintig cao’s tot stand met een gemiddelde loonafspraak van 1,66%. Het jaargemiddelde voor 2015 blijft daarmee 1,5%, meldt werkgeversvereniging AWVN in zijn maandelijkse bericht over het verloop van de cao-onderhandelingen. Opvallend is wel dat de looptijd van de afgesloten cao's langer is dan in de periode voor 2014. Volgens AWVN is het een terugkerend verschijnsel dat cao-partijen aan het einde van een economische crisis een dergelijke lijn kiezen. Daarnaast heeft een aantal incidentele factoren bijgedragen aan langere looptijden. Bijvoorbeeld afspraken over toekomstige vernieuwing van de cao die meer uitwerkingstijd en studietijd vragen. Om die tijd te winnen, krijgt de nieuw afgesproken cao een langere looptijd. Vernieuwingsafspraken in cao’s kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld persoonlijke keuzebudgetten, de afbouw van ontziemaatregelen of de vormgeving van duurzame inzetbaarheid. In het cao-jaar 2015 lopen 483 cao’s af. Inmiddels hebben cao-partijen voor 380 cao’s een nieuw akkoord bereikt. Dit komt neer op een nieuwe cao voor 69% van alle in 2015 aflopende cao’s. Dit is gelijk aan het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar. AWVN verwacht dat aan het einde van het jaar het aantal cao’s dat is verlopen, maar niet vernieuwd, normaal zal zijn. Dat cao’s pas na de afloopdatum worden vernieuwd, is een veel voorkomend verschijnsel. Bron: AWVN 9-12-2015

Digitale rechtszaak stap dichterbij

De Tweede Kamer heeft op 10 december 2015 ingestemd met de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht. Met dit voorstel wil de regering een meer overzichtelijke en voorspelbaarder procesgang, een sneller verloop van procedures en een grotere toegankelijkheid van de rechterlijke macht realiseren.
Dit voorstel is het derde voorstel in het kader van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). Eenvoudiger procedures en digitalisering zijn kernbegrippen in het moderniseringsprogramma Kwaliteit en Innovatie (KEI). De Rechtspraak zelf zorgt in dit programma voor de aanpassing en innovatie van procedures; de minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de vereiste wetgeving. De wetsvoorstellen KEI-I en KEI-II veranderen het burgerlijk en bestuursprocesrecht en introduceren nieuwe termen. Met deze invoeringswet worden deze termen aangepast in alle overige wetten. Advocaten en andere professionals zullen in de toekomst verplicht digitaal moeten procederen, privépersonen mogen nog met papier werken als zij dat liever willen. Doelstelling van digitale procedures is om de rechtspraak sneller, toegankelijker en begrijpelijker te maken. De wetten die het mogelijk maken rechtszaken in civiel recht en in bestuursrecht in eerste aanleg, in hoger beroep en cassatie digitaal af te handelen, werden al eerder unaniem aangenomen door de Tweede Kamer. Het was wachten op de invoeringswet Nu deze drie wetten door de Tweede Kamer zijn aangenomen, zal de Eerste Kamer zich over het hele pakket wetgeving buigen. Wanneer dat gebeurt, is nog niet bekend. Bron: Rechtspraak.nl 10-10-2015

Teruggave van btw en de wettelijke termijn

Volgens Hof Amsterdam moet een aangifte binnen de gestelde wettelijke termijn zijn ingediend of moet binnen die wettelijke termijn zijn verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet om in aanmerking te komen voor teruggaaf van btw. Wanneer een aangiftebiljet na de wettelijke termijn wordt uitgereikt maar binnen de door de inspecteur gestelde termijn wordt ingediend, bestaat geen recht op teruggave.
Een eigenaar van zonnepanelen verzoekt op 7 april 2013 om teruggave van btw in verband met de aanschaf van die zonnepanelen. De teruggave heeft betrekking op het tijdvak 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. Vaststaat dat de eigenaar als ondernemer voor de btw kan worden aangemerkt. Op 7 maart 2013 heeft AG Sharpston van het HvJ EU een conclusie genomen in de zaak Fuchs. Volgens die conclusie is een particulier ondernemer voor de btw indien hij economische activiteiten verricht zoals het exploiteren van zonnepanelen. De eigenaar heeft de Belastingdienst vervolgens op 8 maart 2013 verzocht om hem aan te merken als ondernemer voor de btw. Op 3 april 2013 heeft de ondernemer bericht gehad dat hij als zodanig staat geregistreerd. Daarbij werd een aangiftebiljet uitgereikt: Aangiftebiljet omzetbelasting startende ondernemers voor het aangiftetijdvak 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. Uiterste inleverdatum voor het aangiftebiljet is 6 mei 2013. De inspecteur stelt de aangifte eind mei 2013 bij beschikking vast op nihil. Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft de ondernemer tijdig aangifte gedaan omdat de inspecteur de uiterste inleverdatum voor de aangifte op 6 mei 2013 had gesteld. Nu binnen die termijn aangifte is gedaan, heeft de ondernemer recht op teruggave. De inspecteur is het daar niet mee eens en stapt naar het hof. Volgens de inspecteur is sprake van termijnoverschrijding en hoeft geen teruggave te worden verleend. Vaststaat dat de ondernemer vanaf 1 september 2012 btw verschuldigd is en aangifte moet doen. Hof Amsterdam stelt dat de ondernemer op basis van de wet uiterlijk 31 oktober aangifte had moeten doen over het derde kwartaal, in dit geval september 2012, en op 31 januari 2013 aangifte had moeten doen over het vierde kwartaal 2012. Omdat de ondernemer niet werd uitgenodigd om aangifte te doen had hij voor de aangegeven data om een aangiftebiljet moeten verzoeken. Hoewel de ondernemer op 8 maart 2013 om een aangifte heeft verzocht voor het betreffende tijdvak en de aangifte voor de gestelde termijn heeft ingediend, heeft de ondernemer niet binnen de gestelde wettelijke termijn aangifte gedaan. Het verzoek om teruggaaf is dan ook niet tijdig gedaan. Het hof merkt op dat, als de ondernemer wel tijdig om uitreiking van een aangiftebiljet had verzocht en de feitelijke aangifte later zou zijn gedaan, in dat geval de strekking van de wettelijke bepalingen meebrengt dat niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om teruggaaf achterwege blijft als de ondernemer de door de inspecteur dan gestelde termijn in acht neemt. Het hof geeft verder aan dat het tijdig voldoen aan het door de inspecteur gedane verzoek om aangifte te doen op zichzelf niet tot gevolg heeft dat het uit die aangifte voortvloeiende te betalen bedrag aan btw ook tijdig is voldaan of het in die aangifte vervatte verzoek om teruggaaf tijdig is ingediend. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat ook over al lang verstreken tijdvakken nog tijdig een verzoek om teruggaaf kan worden gedaan. De inspecteur moet namelijk aan een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet tegemoet komen, ook als dat verzoek betrekking heeft op al lang verstreken tijdvakken. Ook dan moet hij een redelijke termijn voor indiening van de aangifte stellen. Vanwege die gestelde termijn mag niet zomaar worden geconcludeerd dat daarmee uitstel voor het doen van aangifte is verleend, tenzij het verzoek om uitreiking op tijd is gedaan. Hof Amsterdam heeft in deze zaak niet aangegeven of er ook een mogelijkheid is tot ambtshalve teruggaaf. Bron: Hof Amsterdam 24-11-2015

Dekkingsgraad pensioenfondsen licht gestegen

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in november met één procentpunt gestegen van 102% naar 103%. Ook in oktober steeg de dekkingsgraad. Begin oktober adden de pensioenfondsen nog een dekkingsgraad van 99%. De beleidsdekkingsgraad daalde in november echter wel met één procentpunt.
De beperkte stijging van de gemiddelde dekkingsgraad wordt veroorzaakt door een licht positief effect op de obligatieportefeuille terwijl de waardering van de verplichtingen gelijk zijn gebleven. De beleidsdekkingsgraad, die gebaseerd is op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden en die leidend is voor kortingen of indexatie, is in november gedaald van 105% naar 104%. Deze daling komt door het wegvallen van een hoge dekkingsgraad uit het gemiddelde. Met een beleidsdekkingsgraad van 104% is er sprake van een dekkingstekort en dit kan leiden tot pensioenkortingen in de toekomst. Bron: AonHewitt, 1-12-2015

Crisis ook van invloed op werkgelegenheid hbo’ers en wo’ers

In de crisisjaren was het ook voor degenen die hoger onderwijs hebben genoten moeilijker om een baan te vinden. Na het studiejaar 2012-2013 verlieten ruim 45.000 universitaire en bijna 86.000 hbo-studenten het onderwijs. Van hen had 73% direct een baan. Vijf jaar eerder was dat nog 82%.
Niet alle uitstromers uit het hoger onderwijs behaalden een diploma. Van de uitstromers zonder hogeronderwijsdiploma had 65% meteen een baan, van de geslaagde uitstromers 76%. Vijf jaar eerder was dat nog 77% tegen 84%. Voor wie in het studiejaar 2012-2013 zonder wo-diploma het wetenschappelijk onderwijs verliet (in totaal waren dat er 11.000), was de kans om meteen een baan te hebben afhankelijk van de vooropleiding. Bij degenen die konden terugvallen op een afgeronde hbo-opleiding lukte dat in 76% van de gevallen, tegen 56% bij de uitstromers met alleen een vwo-diploma. Van de ruim 33.000 uitstromers die zonder diploma een hbo-opleiding verlieten, was de kans om meteen werk te hebben het grootst voor degenen met een mbo-diploma op zak. In het studiejaar 2012-2013 lukte dat 75%. Dat was meer dan degenen die een havo- of vwo-diploma hadden (respectievelijk 68% en 66%). Bron: CBS 4-12-2015

© lArcade 2024